ECLI:NL:RBLIM:2025:4117

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
ROE 25/626
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake verhuisindicatie Wmo 2015

Op 17 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een inwoner van Maastricht, een voorlopige voorziening vroeg tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verhuisindicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht afgewezen op 19 december 2024. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat hij geen dag langer in zijn huidige woning op het vakantiepark kon verblijven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 april 2025 behandeld, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigden van het college aanwezig waren. Na de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. In zijn beoordeling concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. Hoewel verzoeker aangaf dat hij vanwege zijn beperkingen moeilijk gebruik kon maken van de badkamer, was er geen bewijs dat hij rolstoelgebonden was of dat hij niet kon wachten op de beslissing op het bezwaarschrift. De voorzieningenrechter wees erop dat het college had aangegeven dat de beslissing op het bezwaarschrift op korte termijn zou volgen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker voldoende inkomen had om in zijn levensonderhoud te voorzien en dat er geen spoedeisend belang was dat een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en partijen werden erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M.M.L. Goofers, in aanwezigheid van griffier mr. N.H.C. Schroeten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 25/626

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[naam] , uit Maastricht, verzoeker

(gemachtigde: mr. A.R.A.R. Lotfy),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, het college
(gemachtigden: P.H.J.N. Kalmar en M.H.E. Overhof)

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag om een verhuisindicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 19 december 2024 (het bestreden besluit) afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een (aanvullend) verweerschrift.
1.3.
Verzoeker heeft het verzoek aangevuld op 14 april 2025, op 15 april 2025 en op
16 april 2025.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van het college.
1.5.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter - na een korte schorsing - onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt of verzoeker een spoedeisend belang [1] heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Dit betekent in het geval van verzoeker dat ter beoordeling voorligt of verzoeker geen dag langer kan verblijven in de woning op het vakantiepark en daarom niet langer kan wachten op de beslissing op het bezwaarschrift die op zeer korte termijn wordt genomen.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is sprake van een spoedeisend belang?
4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van een spoedeisend belang. Als een voorlopige voorziening zou worden getroffen, zou dat zijn tot het moment van het nemen van de beslissing op het bezwaarschrift. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in overweging dat het college ter zitting heeft aangegeven dat deze beslissing op zeer korte termijn wordt genomen. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker zijn situatie heel naar is, maar er is niet gebleken van een situatie dat verzoeker geen dag langer in de woning op het vakantiepark kan verblijven en niet kan wachten op de beslissing op het bezwaarschrift. De voorzieningenrechter legt hieronder uit waarom dat zo is.
4.1.
De voorzieningenrechter vindt van belang dat verzoeker een dak boven zijn hoofd heeft. Dat verzoeker de badkamer moeilijk kan gebruiken, omdat hij vanwege zijn beperkingen moeilijk kan bukken en bewegen, vindt de voorzieningenrechter aannemelijk. Maar dat neemt niet weg dat voor verzoeker ook nog de optie bestaat om zich op bed of aan de kraan te (laten) wassen (door bijvoorbeeld de thuiszorg die hij na zijn operatie toegekend heeft gekregen). Dat verzoeker, zoals hij ter zitting heeft aangegeven, zich vanwege zijn jonge leeftijd zoveel mogelijk zelf wil wassen, hoe begrijpelijk ook, maakt het voorgaande niet anders. Dat verzoeker de badkamer moeilijk kan gebruiken is gelet op het voorgaande onvoldoende reden voor het aannemen van het spoedeisend belang.
4.2.
Verder acht de voorzieningenrechter van belang dat niet gebleken is dat verzoeker rolstoel gebonden is en dus is aangewezen op een rolstoeltoegankelijke en rolstoeldoorgankelijke woning. Dat verzoeker volgens gemachtigde eigenlijk wel een rolstoel zou moeten gebruiken, blijkt niet uit de stukken van de arts. Daarom ziet de voorzieningenrechter geen reden om aan te nemen dat verzoeker in de woning op het vakantiepark niet uit de voeten kan.
4.3.
De voorzieningenrechter begrijpt dat het tijdelijk verblijf op een vakantiepark zeker niet optimaal is, onder meer vanwege de bereikbaarheid van het vakantiepark, de ligging van het vakantiepark op een berg en dat verzoeker de berg moeilijk op kan lopen. Verzoeker kan echter het openbaar vervoer van en naar het vakantiepark gebruiken. De halte is onderaan de berg. Verzoeker kan een scootmobiel ophalen bij de scootmobielpool [2] van het college. Daarmee kan hij de berg naar het vakantiepark op rijden.
4.4.
Verder heeft verzoeker aangevoerd dat een spoedeisend belang gelegen is in zijn financiële situatie, die ongunstiger is omdat hij in het vakantiepark verblijft waardoor een hogere beslagvrije voet geldt. Ook hierin ziet de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang, omdat verzoeker na beslag nog € 826,00 per maand inkomen overhoudt, terwijl hij geen woonlasten heeft (die worden door het college betaald). Gelet hierop zou verzoeker in beginsel voldoende inkomen moeten hebben om in zijn kosten van levensonderhoud te kunnen voorzien. Daarbij komt dat het college ter zitting heeft aangegeven dat aan verzoeker bijzondere bijstand is toegekend voor de extra kosten van het openbaar vervoer vanwege zijn verblijf in het vakantiepark. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter in de financiële situatie onvoldoende aanknopingspunten voor het aannemen van een spoedeisend belang.
4.5.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker aangegeven dat ook een spoedeisend belang is gelegen in het feit dat verzoeker snel duidelijkheid wil krijgen over of op medische gronden recht bestaat op een verhuisindicatie. Ook hierin ziet de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang, omdat het verkrijgen van een dergelijke duidelijkheid niet spoedeisend is. Het college heeft ter zitting aangegeven dat de beslissing op het bezwaarschrift op zeer korte termijn wordt genomen, zodat die duidelijkheid er sowieso op korte termijn komt.
4.6.
Verder betrekt de voorzieningenrechter bij haar oordeel dat er op dit moment door Housing First naar een passende woning wordt gezocht, zodat verzoeker zijn situatie niet uitzichtloos is. Uit de e-mail van 26 maart 2025 blijkt dat de contactpersoon van Housing First heeft aangegeven dat er bij het selecteren van een woning wel degelijk rekening wordt gehouden met verzoekers’ mobiliteitsbeperkingen en dat een woning gezocht wordt die traploos toegankelijk is en van binnen traploos is. Dat een woning die via Housing First wordt aangeboden niet mag worden aangepast blijkt nergens uit. In artikel 2.3.7, eerste lid, van de Wmo 2015 staat dat de verhuurder woningaanpassingen moet gedogen. Anders dan verzoeker, is de voorzieningenrechter er niet van overtuigd dat een woningaanbod via Housing First niet kan leiden tot een aangepaste woning. Verder is ook niet gebleken dat verzoeker sneller een woning zou krijgen via een verhuisindicatie op grond van de Wmo 2015. Ook bij een verhuisindicatie moet naar een passende woning worden gezocht en komt verzoeker daarvoor op de wachtlijst te staan.
4.7.
Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker in een hele nare situatie verkeert en hoopt dat op korte termijn een passende woning beschikbaar komt, is gelet op het voorgaande niet gebleken van een spoedeisend belang, waardoor direct een voorlopige voorziening zou moeten worden getroffen. Dit betekent dat het verzoek wordt afgewezen en verzoeker het griffierecht niet terugkrijgt.
5. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2025 door mr. M.M.L. Goofers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.H.C. Schroeten, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 29 april 2025.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Het college heeft dit ingericht als een algemene voorziening op grond van de Wmo 2015. Gelet hierop vindt geen medische toets door het college plaats.