ECLI:NL:RBLIM:2025:4118

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
ROE 25/901
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om ontheffing voor verkoop van zwak-alcoholische drank op markten

In deze zaak heeft verzoekster, een ondernemer uit Panningen, een ontheffing aangevraagd bij de burgemeester van de gemeente Peel en Maas om zwak-alcoholische drank te mogen verkopen op de Paas- en Pinkstermarkt en de Pinkstermarkt. De burgemeester heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de Alcoholwet alleen ontheffingen toestaat voor gebruik ter plaatse. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft op 16 april 2025 geoordeeld dat de Alcoholwet geen grondslag biedt voor de gevraagde ontheffing. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat artikel 35 van de Alcoholwet enkel een ontheffingsbevoegdheid biedt voor horecabedrijven en niet voor slijtersbedrijven. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening te treffen, omdat het afwijzingsbesluit van de burgemeester naar verwachting stand zal houden in bezwaar of beroep. Tevens is er geen reden om de burgemeester te veroordelen tot vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is definitief en er staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 25/901

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[naam] , uit Panningen, verzoekster

en

de burgemeester van de gemeente Peel en Maas,

(gemachtigden: T.M. Stinges en M.L.C. Rutten).

Beslissing

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Motivering van de beslissing

2. Verzoekster heeft gevraagd om een ontheffing op grond van artikel 35 van de Alcoholwet. De burgemeester heeft deze aanvraag afgewezen. Verzoekster heeft tegen dit afwijzingsbesluit bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Met het verzoek om voorlopige voorziening wil verzoekster bewerkstelligen dat zij op de Paasmarkt van 21 april 2025 en de Pinkstermarkt van 9 juni 2025 vanuit een marktkraam zwak-alcoholhoudende dranken (zoals speciaal bier) kan verkopen voor gebruik elders dan ter plaatse.
3. De voorzieningenrechter geeft een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het afwijzingsbesluit van de burgemeester. Als het voorlopig oordeel is dat het besluit rechtmatig is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
4. In artikel 35 van de Alcoholwet staat – kort gezegd – dat de burgemeester ten aanzien van het verstrekken van zwak-alcoholische drank op aanvraag een ontheffing kan verlenen van het in artikel 3 van de Alcoholwet gestelde verbod voor de uitoefening van het horecabedrijf bij een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
4.1.
Verzoekster stelt zich terecht op het standpunt dat artikel 35 van de Alcoholwet een discretionaire bevoegdheid bevat. Er staat immers dat de burgemeester een ontheffing
kanverlenen. Verzoekster stelt verder onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] terecht dat eenieder (dus ook een slijtersbedrijf) de ontheffing kan aanvragen. Dat is niet beperkt tot een horecabedrijf.
4.2.
De vraag is echter voor welke activiteit (of anders gezegd: ten aanzien van welk verbod) de burgemeester een ontheffing kan verlenen. Daarover verschillen partijen van mening. De voorzieningenrechter is van oordeel dat artikel 35 van de Alcoholwet uitsluitend een grondslag biedt voor een ontheffing ten aanzien van het verbod dat geldt voor de uitoefening van een horecabedrijf. Het horecabedrijf houdt zich bedrijfsmatig bezig met het verstrekken van alcoholhoudende drank voor
gebruik ter plaatse. Dat staat in artikel 1 van de Alcoholwet. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te oordelen dat artikel 35 van de Alcoholwet ook geldt ten aanzien van het verbod dat geldt voor de uitoefening van een slijtersbedrijf (het verstrekken van sterke drank of zwak-alcoholhoudende drank voor
gebruik elders dan ter plaatse). In de Alcoholwet wordt een uitdrukkelijk onderscheid gemaakt tussen het horecabedrijf en het slijtersbedrijf. Zij zijn in artikel 1 afzonderlijk van elkaar gedefinieerd en kennen in de Alcoholwet afzonderlijke regels. In artikel 35 van de Alcoholwet wordt vervolgens uitsluitend het (verbod geldend voor het) horecabedrijf genoemd en niet ook het slijtersbedrijf. De wet en de wetsgeschiedenis geven op dit punt geen blijk van een verschrijving van de wetgever, maar eerder van een bewuste keuze nu de wetgever verkoop van drank voor gebruik elders dan ter plaatse wilde beperken.
4.3.
Nu artikel 35 van de Alcoholwet enkel voorziet in de bevoegdheid voor de burgemeester om een ontheffing te verlenen voor – kort gezegd – de activiteiten van een horecabedrijf (het verstrekken van drank voor gebruik ter plaatse), biedt dit artikel geen mogelijkheid voor het verlenen van de door verzoekster gevraagde ontheffing voor het verkopen van zwak-alcoholhoudende dranken vanuit een marktkraam (voor gebruik elders dan ter plaatse).
5. De burgemeester heeft nog onderzocht of een ontheffing zou kunnen worden verleend op grond van artikel 18 van de Alcoholwet, maar ook die bepaling is niet van toepassing op het verstrekken van alcoholhoudende drank vanuit een marktkraam voor gebruik elders dan ter plaatse. Dat staat verder ook niet tussen partijen ter discussie.
5.1.
De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de Alcoholwet geen grondslag biedt voor de toewijzing van de door verzoekster gevraagde ontheffing. De burgemeester heeft verder aangegeven dat hij de verkoop van zwak-alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse tijdens de Paas- en Pinkstermarkt niet wil of kan gedogen. Gedogen is niet afdwingbaar en het is dus niet aan de voorzieningenrechter om die keuze van de burgemeester te beoordelen. De conclusie is dat de burgemeester de aanvraag van verzoekster terecht heeft afgewezen. De verwachting van de voorzieningenrechter is dat het besluit van de burgemeester in bezwaar (of rechtstreeks beroep) stand zal houden. Daarom ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Wat verder nog aan de orde is geweest

6. Omdat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen ziet de voorzieningenrechter geen reden om de burgemeester het griffierecht te laten vergoeden dat verzoekster voor de behandeling van het verzoek heeft moeten betalen. Ook is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
7. De voorzieningenrechter heeft partijen tot slot nog gezegd dat tegen de uitspraak geen rechtsmiddel openstaat en dat partijen het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak binnen twee weken toegestuurd krijgen.
Dit proces-verbaal is opgemaakt en ondertekend door mr. G. Leijten, voorzieningenrechter, en mr. A.W.C.M. Frings, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 29 april 2025.

Voetnoten

1.Uitspraak van 27 mei 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI4941.