ECLI:NL:RBLIM:2025:4120

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
03/144362-24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van wapenbezit, belaging ex-partner en belaging ex-collega met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

In deze strafzaak heeft de rechtbank Limburg op 30 april 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1989, die zich schuldig heeft gemaakt aan wapenbezit en belaging van zijn ex-partner en ex-collega. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 april 2024 in Roermond een vuurwapen, pepperspray en een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad, en dat hij in de periode van 9 mei 2024 tot en met 23 juni 2024 zijn ex-partner [slachtoffer 1] heeft belaagd door haar 179 keer te bellen en 133 voicemails in te spreken. Daarnaast heeft hij in de periode van 23 april 2024 tot en met 8 juni 2024 zijn ex-collega [slachtoffer 2] belaagd door haar herhaaldelijk persoonlijke berichten te sturen, ondanks dat zij had aangegeven zich ongemakkelijk te voelen bij zijn berichten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 398 dagen, met de oplegging van TBS met voorwaarden en een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsberoving op basis van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De benadeelde partij [slachtoffer 1] is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er onvoldoende bewijs was voor geestelijk letsel.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/144362-24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1989,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres 1] ,
thans gedetineerd in de [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. D. Dronkers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 april 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord [naam 1] van Slachtofferhulp Nederland. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt [slachtoffer 2] , kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:een vuurwapen met bijbehorende patroonmagazijnen en munitie, een busje pepperspray en een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad;
feit 2:pijlen, pijlpunten en een katapult voorhanden heeft gehad;
feit 3:in de periode van 9 mei 2024 tot en met 23 juni 2024 [slachtoffer 1] heeft belaagd;
feit 4:in de periode van 23 april 2024 tot en met 8 juni 2024 [slachtoffer 2] heeft belaagd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 en feit 2 heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de verdachte heeft erkend dat hij de wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte en klacht [slachtoffer 1] , de uitgewerkte voicemails van de verdachte en het overzicht van ingesproken voicemails (133 keer) en de gemiste oproepen (179 keer) in de periode van 9 mei 2024 tot en met 23 juni 2024. Uit het feit dat [slachtoffer 1] geen enkele oproep heeft beantwoord en op 12 juni 2024 haar voicemail heeft uitzet, had de verdachte kunnen en moeten afleiden dat door [slachtoffer 1] geen prijs gesteld werd op contact.
Voor wat betreft feit 4 heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte en klacht van [slachtoffer 2] , de duidelijke boodschap van [slachtoffer 2] op 23 april 2024 om te stoppen met de persoonlijke berichten, de omstandigheid dat [slachtoffer 2] de verdachte geblokkeerd had en daarna toch nog berichten, telefoontjes, een brief en een kaart ontving, al dan niet via [instelling 1] , alsmede de verklaring van de verdachte over zijn handelen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 en feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3 en feit 4 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat geen sprake is geweest van een opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefsters. De raadsman heeft daarnaast opgemerkt dat [slachtoffer 1] , anders dan [slachtoffer 2] , op geen enkel moment heeft aangegeven dat de verdachte moest stoppen met het versturen van berichten / inspreken van voicemails. Het aantal berichten geeft bovendien een vertekend beeld, omdat de verdachte in feite één aaneengesloten gedachtestroom deelde, zij het via afzonderlijke berichten. De verdachte heeft daarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet gedwongen iets te doen, niet te doen, te dulden of vrees aangejaagd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Feit 1
De rechtbank volstaat ten aanzien van feit 1 met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het tenlastegelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 27 april 2024 een vuurwapen, bijbehorende patroonmagazijnen en bijbehorende munitie, pepperspray en een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad, gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van
  • het proces-verbaal van bevindingen betreffende de doorzoeking van de woning van de verdachte
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van het wapen [3] ;
- het proces-verbaal van de materiedeskundige wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing [4] ;
- het proces-verbaal van de materiedeskundige wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing [5] ;
- het proces-verbaal van de materiedeskundige wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing [6] ;
- het proces-verbaal van de materiedeskundige wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing [7] ;
- het proces-verbaal van de materiedeskundige wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing [8] ;
- het proces-verbaal van de materiedeskundige wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing [9] ;
- het proces-verbaal van bevindingen waarin de inbeslaggenomen voorwerpen worden beschreven [10] ;
- het aanvullende proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2025 [11] ;
- het aanvullende proces-verbaal van de materiedeskundige wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing van 11 april 2025 [12] .
3.3.2
Feit 2
De rechtbank volstaat ten aanzien van feit 2 met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het tenlastegelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 27 april 2024 pijlen, pijlpunten en een katapult voorhanden heeft gehad, gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van
  • het proces-verbaal van bevindingen betreffende de doorzoeking van de woning van de verdachte
- het proces-verbaal van bevindingen waarin de inbeslaggenomen voorwerpen worden beschreven [14] ;
- het aanvullende proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2025 [15] ;
- het aanvullende proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2025 [16] .
3.3.3
Feit 3
Bewijsmiddelenoverzicht
1. De
aangiftevan
[slachtoffer 1] [17] , domicilie kiezende te Eindhoven, vermeldt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Mijn ex-partner, [verdachte] (hierna: [verdachte] ), maakt wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer met het oogmerk mij ergens toe te dwingen en angst aan te jagen. [verdachte] spreekt mijn voicemails in met berichten waarin hij mij een schuldgevoel aan praat en hij mij wil dwingen te wachten op hem zodat onze relatie weer verder kan gaan. In januari 2021 hebben [verdachte] en ik een relatie gekregen. […] Dit ging allemaal goed tot wij in maart 2024 zo'n erge ruzie kregen dat [verdachte] onze relatie beëindigde. [...] Op zaterdag 27 april 2024 heb ik met mijn vader mijn laatste spullen uit de woning gehaald. [...] [verdachte] is aangehouden […] Hij kreeg 90 dagen voorarrest [...]. Begin mei 2024 werd ik door de oude werkgever van [verdachte] geappt. Zij vertelde dat [verdachte] naar ze gebeld had vanuit de PI met het nummer [nummer 1] en zij gaven mij het advies dit nummer direct te blokkeren. Ik heb het nummer geblokkeerd en zag op donderdag 9 mei 2024 omstreeks 12.35 uur dat ik een voicemail had ontvangen. Ik zag erbij staan dat ik een gemiste oproep had van het geblokkeerde nummer vanuit de PI. Hierna is het stalken begonnen en ontving ik op de volgende momenten voicemails:
10-05 3 stuks
17- 05 8 stuks
18- 05 5 stuks
19- 05 10 stuks
20- 05 12 stuks
21- 05 5 stuks
22- 05 5 stuks
23- 05 7 stuks
24- 05 3 stuks
25- 05 2 stuks
26- 05 10 stuks
27- 05 3 stuks
28- 05 5 stuks
29- 05 1
30- 05 1
01-06 4 stuks
02-06 1
04-06 2 stuks
06-06 8 stuks
07-06 17 stuks
08-06 2 stuks
09-06 4 stuks
10- 06 5 stuks
11- 06 10 stuks
12- 06 2 stuks (Tijdens de aangifte kwamen deze gemiste oproepen binnen)
[verdachte] begint elke voicemail met "Hey lieverd" of "Hey schat....". Ook zegt hij meermaals dat wij elkaar heel snel weer gaan zien en dat wij op vakantie gaan zodra hij vrij is. Het klinkt in de voicemails alsof [verdachte] onze relatie wil voortzetten alsof er niets gebeurd is. Een maal heeft hij mij ook ten huwelijk gevraagd. Ik hoor dat alle berichten emotionele berichten zijn en zijn stemmingen wisselen heel erg. De berichten bestaan uit onbegrip, boosheid, verdriet en schuldgevoel. Ik kan aan de berichten horen of hij zijn medicatie heeft genomen. Hij heeft ook uitgesproken dat hij spijt heeft van wat er gebeurd is en dat wij weer samen verder gaan zodra hij vrij is. Ik wil geen relatie meer met hem, onze relatie is over. Ik ben bang dat [verdachte] vindt dat onze relatie gewoon verder kan gaan en mij dit zal proberen op te leggen. Ik ben ontzettend bang voor [verdachte] . [...] Ik heb alle voicemails tot en met 11 juni 2024 opgeslagen en zal ze u overhandigen ter voeging bij deze aangifte.
2. De
hulpofficier van justitie [18] heeft onder meer als volgt gerelateerd:
Op woensdag 12 juni 2024 om 10:30 uur, heb ik een mondelinge klacht ontvangen
terzake: stalking. De klaagster [slachtoffer 1] verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader over te gaan.

3.De politierelateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:

Dit proces-verbaal dient als overzicht van alle momenten dat de verdachte contact zocht.
9 mei 2024 (1x voicemail ingesproken)
10 mei 2024 3x gebeld (3x voicemail ingesproken)
17 mei 2024 8x gebeld (8x voicemail ingesproken)
18 mei 2024 5 x gebeld (5 x voicemail ingesproken)
19 mei 2024 10x gebeld (10 x voicemail ingesproken)
20 mei 2024 12x gebeld (13x voicemail ingesproken)
21 mei 2024 5x gebeld (5x voicemail ingesproken)
22 mei 2024 5x gebeld (5x voicemail ingesproken)
23 mei 2024 7x gebeld (7x voicemail ingesproken)
24 mei 2024 3x gebeld (2x voicemail ingesproken)
25 mei 2024 2x gebeld (2x voicemail ingesproken)
26 mei 2024 10x gebeld (10x voicemail ingesproken)
27 mei 2024 3x gebeld (3x voicemail ingesproken)
28 mei 2024 5x gebeld (5x voicemail ingesproken)
29 mei 2024 lx gebeld (1x voicemail ingesproken)
30 mei 2024 1x gebeld (1x voicemail ingesproken)
1 juni 2024 4x gebeld (4x voicemail ingesproken)
2 juni 2024 1x gebeld (1x voicemail ingesproken)
4 juni 2024 10x gebeld (2x voicemail ingesproken)
5 juni 2024 1x gebeld
6 juni 2024 10x gebeld (8x voicemail ingesproken)
7 juni 2024 17 x gebeld (17x voicemail ingesproken)
8 juni 2024 2x gebeld (2x voicemail ingesproken)
9 juni 2024 4x gebeld (4x voicemail ingesproken)
10 juni 2024 4x gebeld (5x voicemail ingesproken)
11 juni 2024 10x gebeld (9x voicemail ingesproken)
12 juni 2024 15x gebeld
13 juni 2024 10x gebeld
14 juni 2024 1x gebeld
16 juni 2024 lx gebeld
17 juni 2024 3x gebeld
19 juni 2024 1x gebeld
20 juni 2024 lx gebeld
22 juni 2024 2x gebeld
23 juni 2024 1x gebeld
In totaal werd er in de periode tussen 9 mei 2024 en 23 juni 2024 179 keer door de verdachte vanuit het [instelling 2] gebeld naar [slachtoffer 1] . Hiervan werd 133 keer een voicemail ingesproken in de periode tussen 9 mei 2024 en 11 juni 2024. Op 12 juni 2024 deed [slachtoffer 1] aangifte en schakelde zij haar voicemail uit. Vanaf dit moment kon de verdachte geen voicemail meer inspreken.
4. De
verklaringvan de
verdachte [20] , zoals afgelegd bij de politie op 2 juli 2024, bevat onder meer het volgende:
​​​​​​​
V: Er is door [slachtoffer 1] (de rechtbank:
[slachtoffer 1]) aangifte gedaan van belaging. Wat kan je hierover verklaren?
A: Ik zat in de gevangenis. Ik heb alleen haar voicemail ingesproken.
[...]
V: [slachtoffer 1] heeft aangifte van belaging tegen jou gedaan omdat ze veelvuldig door jou gebeld wordt vanuit de [instelling 2] . Wat kun je hierover verklaren?
A: Ik heb inderdaad wel geprobeerd te bellen maar ze nam nooit op. Ik heb toen telkens de voicemail ingesproken om haar op de hoogte te houden van hoe alles verliep.
[...]
V: Je hebt heel veel voicemails ingesproken bij [slachtoffer 1] . Heb je enig idee hoeveel?
A: 1 à 2 per dag. Misschien wel een dag 3 keer. Ik kon gewoon vanaf mijn kamer zelf bellen. Ik was erg eenzaam op mijn cel en had maar 3 telefoonnummers, die van mijn vader, [slachtoffer 1] en mijn advocaat.
[...]
V: Als je meerdere malen iemand belt en de telefoon wordt niet opgenomen, wat zegt dit jou dan?
A: Dat degene mij niet wou spreken. Maar ik zat in een verwarde toestand en dat is denk ik de reden van alles.
[...]
V: Kan jij je wel voorstellen dat [slachtoffer 1] dit vervelend vond?
A: Ja. Ik snap het wel maar ze had mij eerder kunnen blokkeren.
3.3.4
Feit 4
Bewijsmiddelenoverzicht
1. De
aangiftevan
[slachtoffer 2] [21] , domicilie kiezende te Venlo, vermeldt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Mijn ex-collega [verdachte] heeft wederrechtelijk stelselmatig inbreuk gemaakt op mijn persoonlijke levenssfeer met het oogmerk mij te dwingen iets te doen of toe te staan. Op 20 juli 2023 ontving ik omstreeks 23.26 uur voor het eerst een WhatsApp bericht van [verdachte] op mijn privé telefoon. Ik werk bij [instelling 1] in Venlo en [verdachte] is door [instelling 1] ingehuurd als beveiliger. [...] De eerste gesprekken gingen over werk en luchtige dingen. Vanaf 15 april 2024 omstreeks 10.55 uur ontving ik een WhatsApp bericht van [verdachte] . Vanaf dat moment werden de berichten die hij stuurde persoonlijker. Ik heb hier niet direct op gereageerd. Op 19 april 2024 heb ik geantwoord dat ik hier een andere keer op ging reageren. Hierna reageerde vrij snel terug dat dat geen probleem was. Vanaf dat moment ontving ik vrijwel elke dag een WhatsApp bericht van hem. Ik ontving niet alleen werk gerelateerde WhatsApp berichten maar ook berichten over dat hij niet lekker in zijn vel zat en meer privé zaken. Hij stuurde ook meerdere liefdesliedjes met onder andere smileys van een aapje wat zich schaamt en een hartje. [...]
Op 23 april 2024 heb ik dit op het werk met mijn teamleider besproken. Zij heeft mij geadviseerd [verdachte] te laten weten dat hier mijn grens ligt. Ik heb [verdachte] die dag om 11.52 uur een bericht gestuurd: "Hee [verdachte] je appt mij de laatste tijd heel veel, ik merk dat ik mij daar ongemakkelijk bij voel. Ik vind het prima om het over werk te hebben maar wil jou wel vragen om te stoppen met persoonlijke berichten." Om 12.37 uur reageerde hij op mijn bericht [...]. Ik wilde [verdachte] blokkeren en heb toen via WhatsApp per ongeluk op bellen geklikt. Ik heb dit meteen weggeduwd en hem hierna geblokkeerd. In totaliteit had ik 27 berichten ontvangen. Na de blokkade ontving ik diezelfde avond, 23 april 2024 om 18.55 uur, een sms-bericht met de tekst: "Ik ben de allerlaatste voor wie jij bang hoeft te zijn lieve [slachtoffer 2] (dat weet jij). Ik ben niet boos of wat dan ook. Jullie kennen mij goed genoeg. Het komt goed!:)" Die avond heeft [verdachte] met zijn telefoon met nummer [nummer 2] heel veel berichten gestuurd naar de werktelefoon van [instelling 1] , het nummer [van] deze telefoon is: [nummer 3] :
23 april 2024 om:
21.22 uur
21.42 uur
21.43 uur
21.45 uur
21.47 uur
21.59 uur
22.02 uur
22.05 uur
22.08 uur
Op donderdag 25 april 2024 omstreeks 21.14 uur ben ik 1 keer anoniem gebeld. Op 25 april 2024 omstreeks 22.35 uur werd ik door een beveiliger op het werk aangesproken. [naam 2] vroeg mij of ik boos was op [verdachte] en zij liet mij berichten zien die zij van [verdachte] had ontvangen. [...] Op 26 april 2024 hebben wij op de werktelefoon van [instelling 1] WhatsApp-berichten ontvangen van [verdachte] . Om 03.04 uur heeft hij een foto van een e-mail van hem gestuurd. Om 05.19 uur heeft hij een foto van zichzelf met 2 andere personen gestuurd. Op 27 april 2024 uur heeft [verdachte] via WhatsApp een video oproep gedaan. Hierna is hij geblokkeerd op de werktelefoon.
Op 14 mei 2024 kwam er een brief aan bij [instelling 1] . Op de envelop stond dat de brief voor [instelling 1] was. [...] Op 29 mei 2024 heeft [verdachte] naar [instelling 1] Venlo gebeld, dit was omstreeks 20.25 uur. [verdachte] belde met het volgende nummer: [nummer 1] . Ik was toevallig in dienst en heb de telefoon opgenomen. Ik schrok omdat ik [verdachte] aan de lijn hoorde en heb de werktelefoon direct aan een collega gegeven. [...] Op 7 juni 2024 heeft [verdachte] in de ochtend weer naar [instelling 1] Venlo gebeld. [...]
Op 8 juni 2024 ontvingen wij bij [instelling 1] 2 ansichtkaarten. Eén kaart was ten aanzien van mij gericht en de andere voor alle [instelling 1] medewerkers. [...] Gelukkig is het hierna stil gebleven. Ik vind het eng en heb geen idee wat ik nog meer kan verwachten. Ik ben bang voor [verdachte] . [...]
Ik zal alle WhatsApp berichten, brieven, opnames en andere bewijzen doorsturen zodat deze gevoegd kunnen worden bij deze aangifte.
2. De
hulpofficier van justitie [22] heeft onder meer als volgt gerelateerd:
Op woensdag 26 juni 2024 om 11:18 uur, heb ik een mondelinge klacht ontvangen
terzake: stalking. De klaagster [slachtoffer 2] verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader over te gaan.
3. De
verklaringvan de
verdachte [23] , zoals afgelegd bij de politie op 17 maart 2019, bevat onder meer het volgende:
V: Er is door [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) aangifte gedaan van belaging. Wat kan je hierover verklaren?
A: Dit was een medewerkster van [instelling 1] waar ik ook privé contact mee had.
[...]
V: [slachtoffer 2] verklaarde dat het gesprek in het begin over werk ging, maar steeds persoonlijker werd. Wat kun je hierover verklaren?
A; Ja klopt.
[...]
V: Op 23 april 2024 om 13:48 uur wilde [slachtoffer 2] jou blokkeren. Ze belde jou toen per ongeluk. Vrijwel direct hierna blokkeerde ze jou alsnog. Nadat ze jou geblokkeerd had, stuurde jij 20 berichten. Wat kan je hierover verklaren?
A: Dat zal denk ik zijn geweest doordat ik zo in de war was dat ik dingen begon te sturen naar mensen. Zal niet alleen naar haar zijn geweest denk ik.
[...]
V: Wat is de reden dat je deze brief stuurde?
A: Die zal goed, aardig of lief zijn bedoeld, als iemand verward is gaat het alle kanten uit.
[...]
V: Had jij toestemming van [slachtoffer 2] om haar zo vaak te berichten of haar een kaart te sturen?
A: Toestemming? Nee. Ik denk dat men ook niet om toestemming vraagt om een kaartje te sturen. Ik wilde haar niet belagen maar dat is in die toestand helaas wel gebeurd.
3.3.5
Bewijsoverwegingen feit 3 en feit 4
Van belaging is sprake wanneer iemand opzettelijk een ander herhaaldelijk lastigvalt waardoor stelselmatig inbreuk wordt gemaakt op diens persoonlijke levenssfeer. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Uit de ten aanzien van feit 3 opgesomde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte [slachtoffer 1] , nadat zij hun relatie hadden beëindigd, in een periode van iets langer dan een maand veelvuldig heeft gebeld en haar voicemail heeft ingesproken. De verdachte heeft namelijk in de periode van 9 mei 2024 tot en met 23 juni 2024 in totaal 179 keer gebeld naar [slachtoffer 1] vanuit de gevangenis en daarbij 133 keer een voicemail achtergelaten. [slachtoffer 1] heeft geen enkele keer gereageerd op de oproepen. De aard van de berichten, de intensiteit en de ondertoon vormden de aanleiding voor [slachtoffer 1] om de politie in te schakelen. Op 12 juni 2024 heeft [slachtoffer 1] haar voicemail uitgeschakeld, waardoor de verdachte geen voicemail meer kon achterlaten. In de anderhalve week daarna heeft de verdachte echter nog 20 keer het nummer [slachtoffer 1] gebeld. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich door deze gedragingen schuldig heeft gemaakt aan belaging. Zij overweegt hiertoe dat de verdachte wist, zoals hij zelf ook bij de politie heeft verklaard, dat [slachtoffer 1] niet gediend was van contact met de verdachte. Zij reageerde immers niet op de oproepen en berichten. Door toch door te blijven gaan met pogingen om contact te maken heeft de verdachte wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer [slachtoffer 1] met het oogmerk haar te dwingen de veelvuldige beloproepen te dulden. Het feit dat zij de verdachte niet expliciet heeft gezegd dat hij moest stoppen met zijn berichten maakt dit niet anders. Uit de jurisprudentie volgt dat niet enkel van belaging sprake kan zijn als voorafgaand aan de gedragingen aan de verdachte kenbaar is gemaakt geen contact met hem te willen.
Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank als volgt. Uit het dossier is gebleken dat de verdachte en [slachtoffer 2] wederzijds contact hadden in de tijd dat zij collega’s waren bij [instelling 1] . Daar kwam verandering in toen de verdachte steeds persoonlijkere berichten aan haar ging sturen. [slachtoffer 2] heeft op 23 april 2024 aan de verdachte kenbaar gemaakt zich ongemakkelijk te voelen bij zijn persoonlijke berichten en hem verzocht haar met rust te laten. Direct na dat bericht volgden meerdere berichten naar haar privételefoon en naar de werktelefoon van [instelling 1] , onder meer gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. In de periode die daarop volgde, heeft de verdachte veelvuldig contact gezocht met haar. Door zijn handelen heeft de verdachte vanaf 23 april 2024 tot en met het moment van ontvangst van de laatste ansichtkaarten op 8 juni 2024 wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] met het oogmerk haar te dwingen het contact te dulden. Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank hetgeen onder het derde en vierde gedachtestreepje in de tenlastelegging is opgenomen niet bewezen. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen dat de verdachte via Sms-berichten collega’s van [slachtoffer 2] heeft benaderd dan wel heeft gebeld naar collega’s van [slachtoffer 2] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
t.a.v. feit 1:
op 27 april 2024 te Roermond (vuur)wapens van categorie II en III en munitie van categorie III, te weten
een semiautomatisch pistool van het merk Glock 17 Gen 4 kaliber 9x19 mm (goednummer: 1700782), zijnde een vuurwapen van categorie III en
bijbehorende patroonmagazijnen in de zin van artikel 3 onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- twee patroonmagazijnen (merk Glock, kaliber 9 mm – goednummer 1700802) en
- twee patroonmagazijnen (merk Glock, kaliber 9 mm – goednummer 1700905),
zijnde een patroonmagazijn een onderdeel dat van wezenlijke aard is en
bijbehorende munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van categorie III, te weten:
- 9 kogelpatronen (merk S&B, kaliber 9 mm) en
- 30 kogelpatronen (merk S&B, kaliber 9 mm) en
- 10 kogelpatronen (merk S&B, kaliber 9 mm) en
- 195 kogelpatronen (merk S&B, kaliber 9 mm), en
een wapen van categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray (goednummer: 1700788), zijnde een wapen van categorie II, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met traanverwekkende stoffen en
een wapen van categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (goednummer 1700793), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht,
voorhanden heeft gehad;
t.a.v. feit 2:
op 27 april 2024 te Roermond wapens van categorie I, te weten:
- een wapen van categorie I onder 5, te weten 18 pijlen en 19 pijlpunten, bestemd om door middel van een boog te worden afgeschoten, die voorzien zijn van snijdende delen met de kennelijke bedoeling om daarmee ernstig letsel te kunnen veroorzaken, en
- een wapen van categorie I onder 6, te weten een katapult,
voorhanden heeft gehad;
t.a.v. feit 3:
in de periode van 9 mei 2024 tot en met 23 juni 2024 te Eindhoven, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
- veelvuldig te bellen naar voornoemde [slachtoffer 1] en
- veelvuldig de voicemail van voornoemde [slachtoffer 1] in te spreken,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te dulden;
t.a.v. feit 4:
in de periode van 23 april 2024 tot en met 8 juni 2024 te Venlo, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door
- haar meermalen berichten te sturen via WhatsApp en SMS en
- een brief en ansichtkaarten te verzenden naar het werk van voornoemde [slachtoffer 2] en
- meerdere malen berichten te versturen en te bellen naar het werk van voornoemde [slachtoffer 2] , met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te dulden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 3:
belaging;
t.a.v. feit 4:
belaging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Op 16 januari 2025 is er een Pro Justitia Rapportage uitgebracht over de geestvermogens van de verdachte naar aanleiding van het onderzoek dat naar hem werd uitgevoerd door
G.F. Nijeboer, psychiater, en N. van der Weegen, GZ-psycholoog.
Het rapport omschrijft dat bij de verdachte sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een ernstige stoornis in gebruik van cannabis. De geconstateerde problematiek was aanwezig in de periode voorafgaand aan en ten tijde van de tenlastegelegde feiten onder 1 tot en met 4. Beide deskundigen rapporteren dat deze stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte hebben beïnvloed. Geadviseerd wordt om de verdachte het plegen van de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. De achterdocht, samenhangend met de ongespecificeerde schizofrenie-spectrumstoornis belemmerde hem in het maken van andere keuzes, maar hij werd op dat moment nog niet volledig in beslag genomen door zijn stoornis. Hij werkte nog en functioneerde nog op verschillende leefgebieden. Om die reden wordt geadviseerd om de verdachte het wapenbezit, tenlastegelegd onder 1 en 2, verminderd toe te rekenen.
Ten aanzien van de belaging wordt eveneens geadviseerd deze in verminderde mate toe te rekenen omdat zijn psychose verdachte aanvankelijk weliswaar belemmerde in het maken van andere keuzes, maar zijn overwegingen in een later stadium niet meer door de psychose werden ingegeven.
Gezien de daarvoor door de deskundigen gegeven argumenten, die naar het oordeel van de rechtbank juist zijn, neemt de rechtbank hun adviezen over de mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend.
De verdachte is evenwel strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid volledig uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie gaat ervan uit dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte zijn toe te rekenen. Mede gelet hierop heeft zij gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 398 dagen met aftrek van voorarrest en daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Overeenkomstig het reclasseringsadvies heeft zij gevorderd om de aan de tbs verbonden voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en om de voorlopige hechtenis te schorsen onder dezelfde voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte gebaat is bij hulp en behandeling en acht tbs met voorwaarden een passende sanctie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten: tweemaal wapenbezit, belaging van ex-partner [slachtoffer 1] en belaging van ex-collega [slachtoffer 2] . De belaging heeft een behoorlijke impact gehad op het leven [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De verdachte wist dat de slachtoffers geen contact meer met hem wilden, maar heeft toch veelvuldig en op diverse manieren contact met hen gezocht. Blijkens hun aangiftes voelden beide slachtoffers zich zeer hinderlijk lastiggevallen door de verdachte en waren zij bang voor hem. De verdachte heeft met zijn gedragingen de grens van het toelaatbare fors overschreden en geen respect getoond voor de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Dit neemt de rechtbank hem kwalijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op het blanco strafblad van de verdachte. Ook is kennisgenomen van de eerdergenoemde Pro Justitia Rapportage over de verdachte die is opgemaakt door de psychiater en de GZ-psycholoog. Uit de rapportage komt duidelijk naar voren dat de verdachte een moeilijke jeugd heeft gehad en dat hij lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een ernstige stoornis in gebruik van cannabis. Door zijn psychische ziekte kan het handelen van de verdachte niet volledig aan hem worden toegerekend. Relevant is de vraag met welke strafrechtelijke reactie voorkomen kan worden dat de verdachte in de toekomst opnieuw de fout ingaat.
Het ziektebesef en -inzicht zijn inmiddels aanwezig bij de verdachte en hij accepteert behandeling en toezicht. Behandeling van de stoornissen is volgens de voornoemde deskundigen essentieel om het risico op terugval te voorkomen. Verdere stabilisatie is nu belangrijk, waarbij de verdachte leert omgaan met het aanleren van copingvaardigheden voor zijn problematiek. Hij moet leren te onderkennen wanneer de stress oploopt en op welke wijze hij die stress kan reduceren. In het verleden deed hij dat door middel van het gebruik van cannabis. Gebruik van cannabis zorgt voor een hoog recidiverisico. Om die reden is het belangrijk om te werken aan relapspreventie om terugval in cannabis te voorkomen. Hij is vaker psychotisch geworden na cannabisgebruik en is kwetsbaar voor spanningen in de werk- en relationele sfeer. Een langdurig traject lijkt nodig te zijn binnen een stevig kader. De deskundigen adviseren aan de verdachte de maatregel van tbs met voorwaarden op te leggen. Dit kader achten zij het meest geschikt gezien de complexiteit van de problematiek, de kans op herhaling en de benodigde langdurige zorg.
De rechtbank is op basis van dit advies van oordeel dat adequate zorg rondom de verdachte opgezet zal moeten worden om te voorkomen dat de verdachte niet of onvoldoende behandeld terugkeert in de maatschappij en om er voor te zorgen dat hij langere tijd behandeld en gemonitord wordt.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om de maatregel van tbs met voorwaarden te kunnen opleggen. De bewezenverklaarde feiten betreffen twee misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en twee misdrijven als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 2 Sr. Zoals hiervoor reeds door de rechtbank onder 5. is aangenomen, was er tijdens het begaan van het bewezenverklaarde bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en bestond er een causaal verband tussen die stoornis en de door verdachte gepleegde feiten.
Gelet op de inhoud van de Pro Justitia Rapportage is de rechtbank voorts van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van een tbs-maatregel eist.
Omdat bij de bewezenverklaarde feiten geen sprake is van feiten die onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van artikel 38e Sr, zal - voor het geval dat de tbs met voorwaarden mocht worden omgezet in een tbs met overheidsverpleging – de duur van de tbs zijn gemaximeerd.
De rechtbank zal ter bescherming van de veiligheid van anderen de voorwaarden betreffende het gedrag van de verdachte opleggen, zoals opgenomen in het advies van de reclassering van 24 maart 2025. De verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van de voorwaarden. De reclasseringswerker en de GZ-psycholoog hebben uitdrukkelijk aangegeven dat de verdachte in het kader van de tbs met voorwaarden eerst klinisch behandeld dient te worden. De rechtbank concludeert dat zonder de juiste, langdurige zorg binnen een forensisch kader met een klinische start, de hoge kans op recidive niet naar een aanvaardbaar niveau kan worden teruggedrongen. De verdachte is aangemeld en geaccepteerd bij Mondriaan in Heerlen. Een opnamedatum is tot op heden nog niet bekend. De reclassering heeft geadviseerd om rekening te houden met een plaatsing in een kliniek op een termijn van minimaal vier weken na vonnis.
De rechtbank zal bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is om een toezichtloze periode te vermijden en zodat direct kan worden begonnen met de uitvoering van de voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte zonder directe intensieve behandeling en begeleiding zal terugvallen in soortgelijk delictgedrag.
Mede gelet op de inschatting van de deskundigen en de reclassering en hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank verder van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte, ook na beëindiging van de tbs met voorwaarden, langdurig onder toezicht te stellen, noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst naar een aanvaardbaar risico te kunnen terugdringen c.q. op een aanvaardbaar niveau te houden. Aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van de maatregel is voldaan. De rechtbank legt daarom de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking ex artikel 38z Sr op aan de verdachte.
Om de ernst van verdachtes handelen te onderstrepen, acht de rechtbank naast oplegging van de hiervoor genoemde tbs-maatregel en 38z-maatregel ook nog een gevangenisstraf passend. De grote hoeveelheid illegale wapens die de verdachte in zijn woning had liggen en de stalking [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] rechtvaardigen de oplegging van een substantiële gevangenisstraf. Een gevangenisstraf van 398 dagen met aftrek van voorarrest doet naar het oordeel van de rechtbank voldoende recht aan de ernst van de feiten, de specifieke omstandigheden van deze zaak, de psychische gesteldheid van de verdachte en de verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De duur van de op te leggen straf brengt mee dat de verdachte, na aftrek van voorarrest, nog minder dan 60 dagen gedetineerd zal zijn. Voor het geval dit vonnis binnen die termijn nog niet onherroepelijk is, zal de rechtbank bevelen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de op te leggen gevangenisstraf. De schorsing houdt verband met de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs-maatregel. Indien de verdachte de voorwaarden niet naleeft terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, dan is het mogelijk om de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen en de verdachte dus weer in detentie te zetten. Op die manier worden de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen gewaarborgd. De rechtbank verwijst hiertoe naar het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1729, r.o. 6.5.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding tot een bedrag van € 1.200,00 aan immateriële schade ter zake van feit 3. De belaging heeft op de benadeelde zodanig veel indruk gemaakt dat zij leefde in angst, slecht sliep en veel stress heeft ervaren.
De stressklachten hebben ervoor gezorgd dat de pijn in haar rug alsmaar toenam. De benadeelde stelt dat zij door het handelen van de verdachte op 'andere wijze in de persoon aangetast', zoals bedoeld in artikel 6:106 onder b BW. De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar aanleiding van de door hem bepleitte vrijspraak ten aanzien van feit 3 primair verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet toe te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd, dat de jurisprudentie waarnaar wordt verwezen niet vergelijkbaar is met de onderhavige situatie en dat de gedragingen van de verdachte niet hebben geleid tot schade.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ingevolge artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), kan een benadeelde partij recht hebben op schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Vooropgesteld dient te worden dat bij [slachtoffer 1] geen sprake is van lichamelijk letsel. De rechtbank overweegt daartoe dat het beschreven lichamelijk letsel niet met bewijs wordt gestaafd, waardoor het niet te verifiëren valt.
De rechtbank neemt zonder meer aan dat er bij [slachtoffer 1] sprake was van psychisch onbehagen en gevoelens van angst. Daarmee is echter nog geen sprake van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’.
Van de aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b van het BW is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich beroept op vergoeding van immateriële schade zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Dergelijke concrete gegevens zijn door [slachtoffer 1] niet aangevoerd.
Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in dit geval geen sprake.
Dit betekent dat er geen wettelijke grondslag is voor toewijzing van de vordering. De rechtbank verklaart [slachtoffer 1] zodoende niet-ontvankelijk in haar vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37a, 38, 38a, 38z, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
Maatregel
  • gelast dat de verdachte
  • stelt ter bescherming van de veiligheid van anderen de volgende voorwaarden:

1. Geen strafbaar feit plegen

De ter beschikking gestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.

2. Meewerken aan reclasseringstoezicht

De ter beschikking gestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • De ter beschikking gestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • De ter beschikking gestelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de ter beschikking gestelde vast te stellen.
  • De ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • De ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • De ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken.
  • De ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • De ter beschikking gestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • De ter beschikking gestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht.

3. Meewerken aan time-out

Als de reclassering dat nodig vindt en de ter beschikking gestelde daarmee instemt, kan de ter beschikking gestelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de ter beschikking gestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.

4. Niet naar het buitenland

De ter beschikking gestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering. Omdat de familie van de ter beschikking gestelde in Duitsland woont, zal met de familie, de ter beschikking gestelde en het Openbaar Ministerie bekeken worden of er een mogelijkheid is voor bezoek aan de familie in Duitsland.

5. Opname in een zorginstelling

De ter beschikking gestelde laat zich opnemen op een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.

6. Ambulante behandeling

De ter beschikking gestelde laat zich, na de klinische behandeling, behandelen door een ambulant zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

7. Begeleid wonen of maatschappelijke opvang

De ter beschikking gestelde verblijft, na zijn klinische behandeling, in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

8. Drugsverbod

De ter beschikking gestelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd.

9. Alcoholverbod

De ter beschikking gestelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd.

10. Contactverbod

De ter beschikking gestelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met mevrouw [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.

11. Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)

De ter beschikking gestelde bevindt zich niet op of in de directe nabijheid van [adres 2] te Eindhoven, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
De ter beschikking gestelde bevindt zich niet op of in de directe nabijheid van de Stichting [instelling 1] , [adres 3] in Venlo.

12. Dagbesteding

De ter beschikking gestelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Toezicht
- geeft opdracht aan de
reclasseringom
toezicht te houdenop de naleving van de voorwaarden en de ter beschikking gestelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

Dadelijke uitvoerbaarheid

- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden, alsmede het door de reclassering uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregelstrekkende tot
gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (artikel 38z Sr);

Schorsing voorlopige hechtenis

-
schorstde
voorlopige hechtenismet ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de op te leggen gevangenisstraf. De rechtbank verbindt aan die schorsing dezelfde voorwaarden als hiervoor zijn opgenomen onder de tbs met voorwaarden;

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

  • verklaartde benadeelde partij [slachtoffer 1]
    niet-ontvankelijkin haar vordering ten aanzien van feit 3;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B.A. Ferwerda, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en
mr. R.M.M. Menting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. Bongers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 april 2025.
BIJLAGE:
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 27 april 2024 te Roermond, althans in Nederland, één of meer (vuur)wapens van categorie II en/of III en/of munitie van categorie III, te weten
een (semiautomatisch) pistool van het merk Glock 17 Gen 4 kaliber 9x19 mm (goednummer: 1700782); zijnde een (vuur)wapen van categorie III; en/of
(bijbehorende) patroonmagazijn(en) in de zin van artikel 3 onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- twee patroonmagazijnen (merk Glock, kaliber 9 mm – goednummer 1700802); en/of
- twee patroonmagazijnen (merk Glock, kaliber 9 mm – goednummer 1700905),
zijnde een patroonmagazijn een onderdeel dat van wezenlijke aard is; en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van categorie III, te weten:
- 9 kogelpatronen (merk S&B, kaliber 9 mm); en/of
- 30 kogelpatronen (merk S&B, kaliber 9 mm); en/of
- 10 kogelpatronen (merk S&B, kaliber 9 mm); en/of
- 195 kogelpatronen (merk S&B, kaliber 9 mm),
en/of
een wapen van categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje peperspray (goednummer: 1700788),
zijnde een wapens van categorie II, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen
en/of
een wapen van categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (goednummer 1700793),
zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht;
voorhanden heeft gehad;
t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 27 april 2024 te Roermond, althans in Nederland één of meer wapens van categorie I, te weten:
- een wapen van categorie I onder 5, te weten 18 pijlen en 19 pijlpunten, bestemd om door middel van een boog te worden afgeschoten, die voorzien zijn van snijdende delen met de kennelijke bedoeling om daarmee ernstig letsel te kunnen veroorzaken, en/of
- een wapen van categorie I onder 6, te weten een katapult,
voorhanden heeft gehad;
t.a.v. feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 9 mei 2024 tot en met 23 juni 2024 te Westzaan en/of Eindhoven, althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] ,
door
- veelvuldig te bellen naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- veelvuldig de voicemail van voornoemde [slachtoffer 1] in te spreken,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
t.a.v. feit 4:
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2024 tot en met 8 juni 2024 te Venlo en/of Roermond en/of Westzaan, althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] ,
door
- haar veelvuldig, althans meermalen berichten te sturen (via WhatsApp en/of SMS) en/of
- een of meerdere brieven en/of ansichtkaarten te verzenden naar het werk van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, via SMS-berichten collega’s van voornoemde [slachtoffer 2] te benaderen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, te bellen naar collega’s van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, berichten te versturen en/of te bellen naar het werk van voornoemde [slachtoffer 2] ,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer TOURNOOISE LB1R024040, gesloten op 11 juli 2024, doorgenummerd van pagina 1 t/m pagina 468.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 28 april 2024, p. 25-27.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 29 april 2024, p. 167.
4.Proces-verbaal van 13 mei 2024, p. 180-182.
5.Proces-verbaal van 13 mei 2024, p. 183-185.
6.Proces-verbaal van 13 mei 2024, p. 186-187.
7.Proces-verbaal van 13 mei 2024, p. 188-189.
8.Proces-verbaal van 13 mei 2024, p. 190-191.
9.Proces-verbaal van 17 mei 2024, p. 192.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 6 mei 2024, p. 195, 197 en 198.
11.Proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2025, p. 469-470.
12.Proces-verbaal van 11 april 2025, p. 474-475.
13.Proces-verbaal van bevindingen van 28 april 2024, p. 25-27.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 6 mei 2024, p. 196-197.
15.Proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2025, p. 469-470.
16.Proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2025, p. 471-472.
17.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] van 12 juni 2024, p. 354-356.
18.Proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 12 juni 2024, p. 359.
19.Proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2024, p. 386-387.
20.De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd bij de politie op 2 juli 2024, p. 389-392.
21.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] van 26 juni 2024, p. 394-397, inclusief de bijlagen op p. 400-417, 449-451 en 454.
22.Proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 28 juni 2024, p. 456.
23.De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd bij de politie op 2 juli 2024, p. 462-467.