Uitspraak
1.De verdere procedure
- de akte van Ohra.
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert de naamloze vennootschap OHRA ZORGVERZEKERINGEN N.V., gevestigd te Tilburg, betaling van een achterstallige zorgpremie van € 582,50 van de gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een zorgverzekeringsovereenkomst tussen partijen. OHRA stelt dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling van de premies over de maanden juli tot en met oktober 2024, en dat er een betalingsachterstand is ontstaan. De gedaagde heeft verweer gevoerd, waarbij hij stelt dat hij de premie van april 2024 tijdig heeft betaald en de bijkomende kosten betwist. OHRA heeft echter aangetoond dat de gedaagde een bedrag van € 145,50 heeft betaald, maar dat dit bedrag niet correct is toegewezen aan de juiste premie. De kantonrechter heeft de vordering van OHRA beoordeeld en vastgesteld dat de gedaagde inderdaad in gebreke is gebleven met de betaling van de premies. De kantonrechter heeft de vordering van OHRA tot betaling van de hoofdsom, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten toegewezen. Tevens zijn de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, omdat deze in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 30 april 2025.