ECLI:NL:RBLIM:2025:4227

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
11366887 \ CV EXPL 24-5320
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van overeenkomst in consumentenkoop tussen Innova Energie B.V. en gedaagde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft de kantonrechter op 30 april 2025 een vonnis gewezen in een geschil tussen Innova Energie B.V. en een gedaagde partij. Innova, gevestigd te Delft, had een consumentenkoopovereenkomst met de gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure begon met een tussenvonnis op 19 februari 2025, waarin de gedaagde werd uitgenodigd om zich uit te laten over de voorgenomen vernietiging van de overeenkomst. De gedaagde heeft ingestemd met de vernietiging, wat leidde tot de beslissing van de kantonrechter om de overeenkomst te vernietigen. Dit resulteerde in de afwijzing van de primaire vorderingen van Innova, omdat deze geen grondslag meer hadden na de vernietiging van de overeenkomst.

De kantonrechter heeft ook het subsidiair gevorderde bedrag van € 468,21 met wettelijke rente beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat Innova niet had voldaan aan de voorwaarden voor deze vordering. De kantonrechter heeft de gevorderde hoofdsom verminderd met 33,33% en een bedrag van € 312,16 toegewezen, evenals buitengerechtelijke incassokosten van € 46,82. De totale toewijzing kwam uit op € 358,98. De gedaagde werd grotendeels in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten van Innova, die in totaal € 564,54 bedroegen, vergoeden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11366887 \ CV EXPL 24-5320
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van
INNOVA ENERGIE B.V.,
gevestigd te Delft
eisende partij,
hierna te noemen: Innova,
gemachtigde: B.E.J. Caminada,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 februari 2025
- de akte van [gedaagde] van 9 maart 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Op 19 februari 2025 is een tussenvonnis gewezen waarin [gedaagde] in de gelegenheid is gesteld om zich uit te laten over de voorgenomen vernietiging van de overeenkomst. Bij de door haar genomen akte heeft [gedaagde] laten weten dat ze instemt met de vernietiging. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.
2.2.
Nu [gedaagde] heeft ingestemd met de vernietiging, zal de kantonrechter de overeenkomst tussen Innova en [gedaagde] vernietigen. Dit heeft tot gevolg dat alle vorderingen die op de overeenkomst zijn gebaseerd, een grondslag missen. De primaire vorderingen van Innova worden daarom afgewezen.
2.3.
Aan de beoordeling van het subsidiair gevorderde komt de kantonrechter niet toe, nu de voorwaarde die Innova daarvoor heeft geformuleerd (Innova is tekortgeschoten in haar informatieplichten) niet is voldaan [1] . In het tussenvonnis van 19 februari 20205 is namelijk overwogen dat Innova haar informatieplichten niet heeft geschonden.
2.4.
Meer subsidiair, voor het geval de overeenkomst geheel wordt vernietigd, heeft Innova een bedrag gevorderd van € 468,21 met wettelijke rente. Door de vernietiging van de overeenkomst heeft Innova zonder rechtsgrond gaan [gedaagde] geleverd en zou [gedaagde] op grond van artikel 6:210 lid 2 BW verplicht zijn de waarde van de niet ongedaan te maken prestatie te vergoeden. Die verplichting leidt dan volgens Innova tot een vordering op [gedaagde] uit onverschuldigde betaling ex artikel 6:203 BW. Verder maakt Innova aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten van € 70,23.
Sanctie
2.5.
Innova baseert het door haar gevorderde bedrag op de waarde van de prestatie waarmee [gedaagde] is verrijkt. Het bedrag is gelijk aan de openstaande facturen van de geleverde energie. In het tussenvonnis is reeds overwogen dat uit het Capabel-arrest [2] volgt dat het, gezien de vereiste doeltreffendheid en afschrikkendheid van de sanctie, het niet redelijk is dat Innova voor die waarde zonder enige korting een vergoeding zou ontvangen. Bij de beoordeling in hoeverre een vergoeding redelijk is, is ook van belang dat [gedaagde] is gewezen op haar recht de overeenkomst binnen de bedenktijd te ontbinden en daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Voor de sanctie zal de kantonrechter aansluiting zoeken bij de Richtlijn Sanctiemodel informatieplichten [3] en de hoofdsom verminderen met 33,33%. Van de gevorderde hoofdsom zal daarom € 312,16 (€ 468,21 minus 33,33%) worden toegewezen.
Rente
2.6.
De gevorderde wettelijke rente kan slechts worden toegewezen over de toegewezen hoofdsom met ingang van de datum van dagvaarding (7 oktober 2024) nu Innova in randnummer 55 van de dagvaarding enkel heeft gesteld dat [gedaagde] in verzuim is, maar niet per wanneer.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.7.
Nu een deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen, is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (in de zin van artikel 6:2 BW) om het toepasselijke wettelijke tarief te bepalen aan de hand van de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke incassokosten dan ook toewijzen tot een bedrag van € 46,82, het wettelijke tarief dat hoort bij het aan de hoofdsom toegewezen bedrag.
2.8.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- buitengerechtelijke incassokosten

312,16
46,82
+
Totaal
358,98
2.9.
[gedaagde] wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Innova worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
82,00
(1 punt × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
564,54

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
vernietigt de overeenkomst,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Innova te betalen een bedrag van € 358,98, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 312,16, met ingang van 7 oktober 2024, tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 564,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op
30 april 2025.
VC

Voetnoten

1.Zie r.o. 4.4 van het tussenvonnis.
2.Zie r.o. 4.8. van het tussenvonnis en HR 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1366 (Capabel)
3.Gepubliceerd op www.rechtspraak.nl