ECLI:NL:RBLIM:2025:4228

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
11399095 \ CV EXPL 24-5684
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in huurrechtelijke geschil met betrekking tot ontbinding en ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 30 april 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eisende partij, Stichting Weller Wonen, had eerder een verstekvonnis verkregen tegen de gedaagde partij, die in verzet is gekomen. De gedaagde, die een huurachterstand had, heeft het verstekvonnis betwist en vorderingen ingediend om het verstekvonnis te vernietigen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tijdig verzet heeft aangetekend en dat de huurachterstand van € 3.710,17 tot en met juli 2024 vaststond. Ondanks het feit dat de gedaagde de huurachterstand inmiddels had voldaan, oordeelde de kantonrechter dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming gerechtvaardigd waren, gezien de ernst van de tekortkoming. De kantonrechter heeft het verzet ongegrond verklaard en het verstekvonnis bekrachtigd, waarbij de gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure. De totale kosten werden vastgesteld op € 357,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11399095 \ CV EXPL 24-5684
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van
STICHTING WELLER WONEN,
te Heerlen,
eisende partij,
gedaagde partij in verzet,
hierna te noemen: Weller,
gemachtigde: Agin Otten Gerechtsdeurwaarders
,
tegen
[gedaagde, eiseres in verzet],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
eisende partij in verzet,
hierna te noemen: [gedaagde, eiseres in verzet] ,
gemachtigde: mr. J. Verheij.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verstekvonnis van 21 augustus 2024 in de zaak met zaaknummer 11241140 CV EXPL 24-3789 (hierna: het verstekvonnis);
- het exploot van verzetdagvaarding van 31 oktober 2024;
- de conclusie van antwoord in oppositie met productie 1;
- de conclusie van repliek in oppositie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen bestaan twee huurovereenkomsten op grond waarvan [gedaagde, eiseres in verzet] van Weller huurt de woonruimte en garage met aanhorigheden aan de [adres 1] en [adres 2] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde), tegen een maandelijks bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van thans € 681,40 en € 57,14 per maand. De Algemene Bepalingen huurovereenkomst woonruimte d.d. 20 maart 2017 zijn van toepassing verklaard (hierna: de algemene voorwaarden).
2.2.
[gedaagde, eiseres in verzet] heeft een huurachterstand laten ontstaan.
2.3.
Weller heeft [gedaagde, eiseres in verzet] gesommeerd tot betaling van de huurachterstand.
2.4.
Op 21 augustus 2024 is het verstekvonnis tegen [gedaagde, eiseres in verzet] als gedaagde gewezen.
2.5.
[gedaagde, eiseres in verzet] heeft de volledige vorderingen zoals vermeld in het verstekvonnis, inclusief kosten en rente voldaan. De in het verstekvonnis ontbonden huurovereenkomsten zijn onder dezelfde contractvoorwaarden voortgezet.

3.Het geschil

3.1.
[gedaagde, eiseres in verzet] is in verzet gekomen van het tegen haar als gedaagde gewezen verstekvonnis, waarbij de tussen partijen bestaande huurovereenkomsten zijn ontbonden en zij als gedaagde is veroordeeld tot – samengevat – betaling van een bedrag van € 3.710,17, vermeerderd met – naar de kantonrechter begrijpt aan de hand van rov. 2.8. van het verstekvonnis – de wettelijke rente, € 681,40 per maand voor de woning en € 57,14 per maand voor de garage vanaf 1 augustus 2024, en de proceskosten.
3.2.
[gedaagde, eiseres in verzet] vordert in verzet dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde, eiseres in verzet] zal verklaren tot goed opposant, en wel in die zin dat [gedaagde, eiseres in verzet] wel en terecht in verzet is gekomen tegen het verstekvonnis;
II. het verstekvonnis zal vernietigen of zal bepalen dat [gedaagde, eiseres in verzet] zal worden ontheven van de veroordeling die in het verstekvonnis tegen haar is uitgesproken;
III. Weller zal veroordelen in de kosten van de verstek- en verzetprocedure tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Tijdigheid verzet
4.1.
De kantonrechter overweegt ambtshalve dat [gedaagde, eiseres in verzet] ontvankelijk is in haar verzet, nu zij met de dagvaarding van 31 oktober 2024 tijdig verzet heeft aangetekend tegen het verstekvonnis waarvan zij onweersproken heeft gesteld daarmee niet eerder dan op 31 oktober 2024 bekend te zijn geraakt.
Verzoek tot bevelen mondelinge behandeling
4.2.
[gedaagde, eiseres in verzet] verzoekt in de verzetdagvaarding om een mondelinge behandeling te houden zodat zij haar verweer mondeling kan toelichten. Weller is van mening dat een mondelinge behandeling niets extra’s meer toevoegt aan de procedure nu de standpunten van partijen over en weer geheel duidelijk zijn. Nu [gedaagde, eiseres in verzet] daarop bij conclusie van repliek in oppositie niet heeft gereageerd, heeft zij haar verzoek niet gehandhaafd en daarmee stilzwijgend afstand gedaan van haar recht op een mondelinge behandeling. Er zal dan ook geen mondelinge behandeling worden bevolen.
Inhoudelijke beoordeling van het geschil
4.3.
Het bestaan en de hoogte van de huurachterstand tot en met de maand juli 2024 van € 3.710,17 is vast komen te staan nu [gedaagde, eiseres in verzet] dit alleen bij gebrek aan wetenschap heeft betwist en Weller haar vordering voldoende heeft onderbouwd met de in het geding gebrachte huuroverzichten (productie 1 bij oorspronkelijke dagvaarding en productie 1 bij conclusie van antwoord in oppositie). [gedaagde, eiseres in verzet] heeft de op haar rustende verplichting om huur te betalen voor de woning en de garage erkend. Zij is dan ook in het verstekvonnis terecht veroordeeld tot betaling van de huurachterstand tot en met de maand juli 2024 en de huur met ingang van 1 augustus 2024. Ook is [gedaagde, eiseres in verzet] terecht veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek nu zij ten tijde van het verstekvonnis in verzuim verkeerde.
4.4.
Ten aanzien van de ontbinding en ontruiming overweegt de kantonrechter als volgt. Uit 4.3 volgt dat er ten tijde van de oorspronkelijke dagvaarding een huurachterstand bestond van meer dan drie maanden. Deze tekortkoming is ernstig genoeg om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen. Dat [gedaagde, eiseres in verzet] de huurachterstand inmiddels volledig heeft betaald, maakt dat niet anders. De tekortkoming wordt daarmee namelijk niet ongedaan gemaakt aangezien de verplichting om de huur op tijd te betalen geschonden blijft. De namens [gedaagde, eiseres in verzet] aangevoerde persoonlijk omstandigheden dat zij de huur niet kon betalen omdat zij – samengevat – dubbele woonlasten had tot het moment dat haar woning werd verkocht in november 2024 en dat er een terme de grâce zou zijn verleend indien zij zich in de oorspronkelijke procedure had laten bijstaan door een gemachtigde, maken niet dat sprake is van een tekortkoming van geringe betekenis of bijzondere aard die de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt dan wel dat dat in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Die omstandigheden komen namelijk voor rekening en risico van [gedaagde, eiseres in verzet] en doen niet af aan de belangen die Weller heeft bij een huurder die op tijd aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst voldoet. Ook de door [gedaagde, eiseres in verzet] aangevoerde omstandigheid dat Weller niet heeft voldaan aan de in artikel 2 van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening genoemde informatie- en meldverplichtingen met betrekking tot huurachterstanden maakt niet dat de ontbinding met haar gevolgen niet is gerechtvaardigd omdat deze omstandigheid in dit geval op zichzelf onvoldoende is om tot dat oordeel te komen.
4.5.
[gedaagde, eiseres in verzet] voert verweer tegen de door Weller gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Dit verweer behoeft geen beoordeling omdat in het verstekvonnis is geoordeeld dat het beding in de algemene voorwaarden op grond waarvan Weller aanspraak kan maken op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten oneerlijk is ten opzichte van [gedaagde, eiseres in verzet] , daarom wordt vernietigd en dat het gevolg hiervan is dat de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen.
4.6.
Het bovenstaande leidt ertoe dat de kantonrechter het verzet ongegrond zal verklaren en het door de kantonrechter tussen partijen gewezen verstekvonnis zal bekrachtigen, waarbij [gedaagde, eiseres in verzet] , als de in het ongelijk gestelde partij, zal worden veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure (inclusief nakosten). Gelet hierop behoeft het verweer van Weller dat [gedaagde, eiseres in verzet] de verzetprocedure nodeloos heeft opgestart en dat zij daarom veroordeeld moet worden in de kosten daarvan, geen beoordeling meer. De proceskosten van Weller worden begroot op:
- salaris gemachtigde
238,00
(1 punt × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
357,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart het verzet ongegrond,
5.2.
bekrachtigt het door de kantonrechter op 21 augustus 2024 onder zaaknummer 11241140 CV EXPL 24-3789 gewezen verstekvonnis,
5.3.
veroordeelt [gedaagde, eiseres in verzet] in de proceskosten van de verzetprocedure van € 357,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde, eiseres in verzet] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.
CL