ECLI:NL:RBLIM:2025:4229

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
11406348 \ CV EXPL 24-5746
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige aanhouding en doorzoeking door de politie zonder redelijk vermoeden van schuld

In deze zaak vordert eiser, [eiser], schadevergoeding van de politie wegens onrechtmatige aanhouding en doorzoeking van zijn auto. Eiser werd op 5 juni 2023 door de politie aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet. Tijdens de aanhouding werd zijn auto, een zwarte Citroën, doorzocht, maar er werden geen drugs aangetroffen. Wel werden er in zijn woning goederen aangetroffen die verband hielden met de handel in verdovende middelen. Eiser stelt dat de aanhouding en doorzoeking onrechtmatig waren, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld zou zijn. De politie heeft echter documenten overgelegd waaruit blijkt dat eiser werd verdacht van het verkopen van cocaïne aan een andere bestuurder. De kantonrechter oordeelt dat er wel degelijk een redelijk vermoeden van schuld was, en wijst de vorderingen van eiser af. Eiser wordt in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11406348 \ CV EXPL 24-5746
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.L.E. Marchal,
tegen
RECHTSPERSOON MET WETTELIJKE TAAK (RWT) "POLITIE" M.H.O.D.N. POLITIE EENHEID LIMBURG,
te Maastricht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de politie,
gemachtigde: mr. A.T. Bolt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte van [eiser] houdende een verzoek tot verwijzing naar de kamer van kanonzaken van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht
- de conclusie van antwoord, tevens antwoordconclusie in het incident
- het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingslocatie Maastricht, van 6 november 2024 waarbij de zaak naar de kamer voor kantonzaken is verwezen,
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 5 juni 2023 in de avond door de politie op verdenking van de Opiumwet aangehouden en meegenomen naar het politiebureau te Maastricht.
2.2.
De auto van [eiser] , zijnde een zwarte Citrroën met kenteken [kenteken] , is diezelfde dag in beslag genomen en eveneens meegenomen naar het politiebureau te Maastricht. Aldaar is de auto onderzocht. Er zijn in de auto geen drugsgerelateerde zaken aangetroffen.
2.3.
Eveneens op 5 juni 2023 is de woning van [eiser] binnengetreden. Aldaar zijn de volgende goederen aangetroffen:
  • Papier met daarop vermoedelijk administratie van de handel in verdovende middelen;
  • Een boodschappentas met daarin een aantal voorgevouwen seals;
  • Tien lege verpakkingen waarvan het de politie ambtshalve bekend is dat het kiloverpakkingen betreffen van cocaïne.
2.4.
Na forensisch onderzoek is vastgesteld dat voormelde de verpakkingen sporen van heroïne en cocaïne bevatten.
2.5.
De politie heeft de zaak doorgezonden naar het Openbaar Ministerie, alwaar de zaak in behandeling is genomen.
2.6.
Op 14 juni 2023 heeft [eiser] een schadeclaimformulier bij de politie ingediend.
2.7.
Op 6 juli 2023 heeft de politie het verzoek tot schadevergoeding afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Te verklaren voor recht dat de politie, door het zonder redelijk vermoeden van schuld aanhouden van [eiser] en doorzoeken van zijn auto, waardoor schade is toegebracht, onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] , althans dat de politie door de aanhouding van [eiser] en het doorzoeken van diens auto, waardoor schade is veroorzaakt, onrechtmatig heeft gehandeld nu de verdenking van [eiser] ongefundeerd is gebleken.
II. De politie te veroordelen om aan [eiser] te betalen € 5.297,23;
III. De politie te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten;
IV. De politie te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Namens de politie is verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding gesteld dat het optreden van de politie onrechtmatig was, omdat vanaf het begin af aan een redelijk vermoeden van schuld volgens hem ontbrak. Daarnaast stelt [eiser] dat de verdenking die de politie had, ongefundeerd was. Als gevolg van het politie optreden, meer in het bijzonder de wijze waarop de doorzoeking van de auto is verricht, heeft [eiser] schade geleden die hij vergoed wenst te zien.
4.2.
De vordering van [eiser] is gebaseerd op het zogenoemde Begaclaim-arrest (HR 13 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV6956 ). Uit dit arrest volgt dat een (gewezen) verdachte in een civielrechtelijke procedure op grond van onrechtmatige daad van de Staat vergoeding kan vorderen van de schade die hij als gevolg van strafrechtelijk optreden van politie en justitie heeft geleden. Dit kan alleen indien:
a. vanaf het begin een rechtvaardiging voor dat optreden heeft ontbroken doordat dit optreden in strijd was met een publiekrechtelijke rechtsnorm, neergelegd in de wet of in het ongeschreven recht, waaronder het geval dat vanaf het begin een redelijk vermoeden van schuld heeft ontbroken (de zogenoemde a-grond), of
b. achteraf uit het strafvonnis of anderszins uit het strafdossier blijkt van de onschuld van de gewezen verdachte en van het ongefundeerd zijn van de verdenking waarop het optreden was gebaseerd (de zogenoemde b-grond).
4.3.
Uit de door de politie overgelegde documenten, waaronder het ‘proces-verbaal van aanhouding verdachte’ blijkt dat [eiser] is aangehouden wegens verdenking van overtreding van artikel 2b en artikel 10 lid 4 van de Opiumwet. Uit het ‘proces-verbaal van bevindingen’ is gedetailleerd omschreven welke omstandigheden ertoe hebben geleid dat de politie [eiser] heeft staande gehouden. Kort samengevat komt het erop neer dat de politie tijdens een surveillance een man met een onverzorgd uiterlijk in een BMW met Belgisch kenteken zag rijden. Van deze bestuurder was bij de politie ambtshalve bekend dat deze persoon eerder is aangehouden vanwege het bezit van hard drugs. Direct achter de BMW reed [eiser] , al bellend, in zijn auto. Toen de politie hem een stopteken had gegeven, zou [eiser] hebben gerommeld in de middenconsole van de auto. De bestuurder van de Belgische auto is ook staandegehouden en hij heeft verklaard cocaïne te hebben gekocht van [eiser] . Hierop heeft de politie [eiser] aangehouden en meegenomen voor verhoor. Vervolgens is zijn auto en huis doorzocht.
4.4.
Op basis van de feiten zoals die uit voormelde processen-verbaal blijken, stelt de kantonrechter vast dat niet blijkt dat het heeft ontbroken aan een redelijk vermoeden van schuld. Aldus is er niet voldaan aan de zogenoemde a-grond van het Begaclaim arrest. Dit lijkt [eiser] zich ook te realiseren, aangezien hij bij conclusie van repliek te kennen heeft gegeven zijn vorderingen niet langer te handhaven. Nu de kantonrechter geen aanleiding ziet voor een andersluidend oordeel, zullen de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
4.5.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Politie worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.
SM