ECLI:NL:RBLIM:2025:4308

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
03.005507.97 (TBS)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een veroordeelde met een jaar

Op 6 mei 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een veroordeelde, geboren in 1959. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie om de tbs met een jaar te verlengen toegewezen. De tbs is opgelegd voor ernstige misdrijven, waaronder seksueel misbruik van minderjarigen en verkrachting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde onvoldoende probleembesef heeft en dat eerdere resocialisatiepogingen zijn mislukt door schending van voorwaarden. De deskundigen hebben geadviseerd de tbs te verlengen, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor langdurig toezicht en begeleiding. De rechtbank heeft de verlenging van de tbs met verpleging van overheidswege met een jaar goedgekeurd, met de mogelijkheid om volgend jaar te kijken naar een voorwaardelijke beëindiging. Het verzoek om een reclasseringsrapportage voorafgaand aan de volgende verlenging is afgewezen, omdat eerst een geschikte woning moet worden gevonden en de samenwerking met de reclassering moet verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.005507.97 (vordering verlenging TBS)
Datum uitspraak : 6 mei 2025
Tegenspraak
Beslissing van de meervoudige kamer op een vordering van het openbaar ministerie in het arrondissement Limburg
in het kader van de terbeschikkingstelling van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] ,
verblijvende bij [TBS kliniek] ,
hierna te noemen [veroordeelde] ,
bijgestaan door mr. S.O. Roosjen, advocaat te Groningen.

1.De stukken

In het dossier bevinden zich onder andere:
- de vordering van de officier van justitie van 11 maart 2025, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling;
  • het advies van [TBS kliniek] van 13 februari 2025 van drs. [naam 2] , regiebehandelaar en GZ-psycholoog, en drs. [naam 3] , psychiater, verbonden aan de inrichting waar betrokkene verblijft;
  • de omtrent [veroordeelde] gehouden wettelijke aantekeningen over de periode van 11 november 2024 tot en met 23 februari 2025;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 oktober 2024, waarbij de beslissing van de rechtbank Limburg van 30 april 2024 is bevestigd;
  • de beslissing van de rechtbank Limburg van 30 april 2024, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling met een jaar is verlengd;
  • het vonnis van de (toenmalige) rechtbank Maastricht van 1 april 1998, waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd.
De vordering van de officier van justitie houdt in dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege zal verlengen voor de duur van een jaar.

2.De procesgang

Bij vonnis van de (toenmalige) rechtbank Maastricht van 1 april 1998 is [veroordeelde] ter beschikking gesteld. De tbs is toegepast ter zake van:
- met iemand beneden de leeftijd van 12 jaren handelingen plegen, die bestaan uit het
seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
- ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd en
- verkrachting;
terwijl de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het
opleggen van die maatregel eiste.
De hiervoor genoemde delicten betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar
veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De termijn van de tbs is gaan lopen op 16 april 1998.
De tbs is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 16 april 2024, met een jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie is behandeld ter openbare zitting van deze
rechtbank van 22 april 2025. Ter zitting zijn gehoord de officier van justitie, [veroordeelde] , zijn
raadsman en, als deskundigen, [naam 2] , regiebehandelaar en GZ-psycholoog bij
[TBS kliniek] , en (middels een videoverbinding) [naam 1] , reclasseringswerker bij GGZ VNN Leeuwarden.

3.Het standpunt van de inrichting

In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende gesteld:
Betrokkene heeft onvoldoende probleembesef en/of probleeminzicht. Daardoor houdt betrokkene onvoldoende rekening met zijn beperkingen en overvraagt hij zichzelf snel. Betrokkene externaliseert en bagatelliseert probleemsituaties waarin hij bij eerdere resocialisatiestappen verwikkeld is geraakt en accepteert moeilijk begeleiding.
Gedurende de looptijd van de TBS maatregel – vanaf 1998 – is er driemaal sprake geweest van een resocialisatiepoging. Deze zijn gestaakt vanwege schending van voorwaarden doordat betrokkene niet open is over de contacten die hij aangaat (via sociale media contacten leggen met vrouwen en met minderjarige jongen en meisjes) en er vermoedens ontstaan van recidive doordat er vrouwen zijn geweest die aangegeven hebben dat hij hun grenzen niet respecteert.
Het functioneren van betrokkene is het afgelopen jaar gelijk gebleven aan de voorgaande periode. In januari 2023 is, na een periode van veel inspanning, overeenstemming met betrokkene bereikt over de eerstvolgende stap in diens resocialisatietraject. Omdat er geen externe instelling werd gevonden die dit vervolg op zich wilde nemen, heeft het behandelteam samen met Specialistisch Verblijf Oost, tevens onderdeel van Trajectum, een maatwerkoplossing in de omgeving van Zutphen gevonden.
Omdat een vrijkomende plek lang op zich laat wachten heeft het behandelteam betrokkene intern verhuisd naar een appartement, waardoor hij over eigen sanitaire voorzieningen en een keukenblok beschikt. Daarnaast heeft het behandelteam de reclassering gevraagd in te stappen in het kader van Forensisch Psychiatrisch toezicht, met de bedoeling te adviseren ten aanzien van proefverlof. Na een positief advies en akkoord van het Adviescollege Verloftoetsing (AVt) is het proefverlof op 1 juni 2024 ingegaan.
Helaas is nu opnieuw eenzelfde dynamiek zichtbaar als tijdens de voorgaande resocialisatiepogingen. Bij toenemende vrijheden en verantwoordelijkheden en afnemend toezicht, neemt de neiging van betrokkene om zelf te bepalen evenredig toe. Betrokkene is slecht in contact en niet in samenwerking met reclassering. Hij maakt op bijzonder onbehoorlijke manier duidelijk dat hij zich op geen enkele manier meer wenst te laten begeleiden. Hij reageert boos, verheft zijn stem, laat de reclasseringsambtenaar niet uitpraten. Hij geeft ook aan dat als hij hetzij op de Buitensingel, hetzij in een zelfstandige woonruimte woont, de deur voor begeleiding dicht zal houden. Dit gedrag van betrokkene is dusdanig dat het behandelteam en de reclassering het niet verantwoord vinden om betrokkene nu door te plaatsen buiten het terrein van de kliniek en heeft ertoe geleid dat reclassering de gesprekken met betrokkene voortijdig heeft beëindigd. Behandelteam en reclassering samen hebben betrokkene duidelijk gemaakt dat hij nog een half jaar de tijd krijgt zijn gedrag bij te stellen en dat het proefverlof, indien hij dit niet doet, zal worden beëindigd.
Als betrokkene tot samenwerking komt, dan zal hij verhuizen zodra er een plek vrijkomt op de Buitensingel of een zelfstandige woonruimte van de woningbouwvereniging beschikbaar komt. Daarbij zal hij worden begeleid door een klein ambulant team, dat hem zowel aangekondigd als onaangekondigd zal bezoeken om het toezicht vorm te geven en begeleiding te bieden. Wanneer betrokkene goed is ingebed op een duurzame woonplek, over langere tijd stabiel functioneert en zich aan de voorwaarden van het proefverlof houdt, kan overwogen worden naar een voorwaardelijke beëindiging van de tbs over te gaan. De voorgenomen koers is daarmee duidelijk, maar de daadwerkelijke uitvoering daarvan en de duur van het traject zullen worden bepaald door de keuzes die betrokkene in het komende half jaar maakt.
De verwachting is dat betrokkene langdurig forensisch toezicht nodig heeft. Vanwege zijn verstandelijke beperking en persoonlijkheidsproblematiek is hij blijvend aangewezen op professionele begeleiding. Het einddoel van de behandeling is stapsgewijze terugkeer in de samenleving, hetgeen voor deze cliënt betekent toeleiding naar een (vorm van reguliere) zorg voor mensen met een licht verstandelijke beperking en persoonlijkheidsproblematiek en forensische expertise.
Geadviseerd wordt de terbeschikkingstelling te verlengen met een jaar.
De deskundige [naam 2] heeft ter zitting aanvullend het volgende naar voren gebracht:
In 2023 zijn aan [veroordeelde] vier opties voor uitstroom geboden. Gezien zijn persoon waren die opties heel beperkt, en hebben we binnen de eigen organisatie moeten kijken naar mogelijkheden. Van die opties heeft hij er twee gekozen. Een optie is de Buitensingel met een verblijfslocatie en de andere optie is Quatre Bras, waarbij via hen of op eigen initiatief via de woningbouwvereniging een woning wordt gezocht. Door de woningnood duurde het langer dan gewenst om een woning te vinden. Daarom is toen al een beoordeling voor proefverlof aangevraagd. In die fase ging het goed. Daarna zagen we een duidelijke omslag: [veroordeelde] had een aversie tegen de gehele tbs, richting de regiebehandelaar, en dat is later verplaatst richting de reclassering. In het kader van het proefverlof is een aantal dingen zoals telefonie en internet in kleine stapjes opgebouwd, maar dat zijn onderwerpen waar [veroordeelde] heel erg kwaad over kan zijn. Dusdanig kwaad dat de reclassering meerdere gesprekken vroegtijdig heeft moeten beëindigen. [veroordeelde] is toen een half jaar de tijd gegeven om zijn houding en gedrag te verbeteren. Bij de laatste bespreking kwamen we tot de conclusie dat de samenwerking in de laatste weken wel is verbeterd, hoewel gesprekken die met [veroordeelde] worden gevoerd het maximum van onze gespreksvaardigheden vergen. Vorige week is besproken dat we Buitensingel of Quatre Bras willen gaan inzetten om tot overplaatsing over te gaan. De persoonlijkheidsproblematiek is voor [veroordeelde] de grootste recidiverisico gerelateerde factor en daarvan is nog steeds sprake. Voorwaardelijke beëindiging is pas aan de orde als [veroordeelde] langdurig is ingebed op de vervolgplek. De negatieve houding van [veroordeelde] hier vandaag op zitting is dan wel weer een teleurstelling en doet vrezen of hij die prille verbetering in de samenwerking zal weten vast te houden.
De deskundige [naam 1] heeft ter zitting bevestigd dat het MDO op 14 april 2025 toestemming heeft gegeven voor doorstroom, omdat er verbeterde samenwerking is, hoewel die verbeterde samenwerking nog pril is. Dat [veroordeelde] de contactpersoon van vroeger kent, biedt hoop dat [veroordeelde] de verbeterde samenwerking weet vast te houden. De reclassering is het ermee eens dat voorwaardelijke beëindiging pas aan de orde is als [veroordeelde] langdurig op de vervolgplek is ingebed.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering. Daartoe heeft zij naar voren gebracht dat het contact tussen [veroordeelde] en de reclassering nog steeds moeizaam verloopt, maar dat er de laatste periode wel iets van verbetering lijkt te zijn. Net als bij eerdere resocialisatiepogingen is nu ook de tendens te zien dat [veroordeelde] in het zicht van de eindstreep teveel vrijheid en controle wil en daardoor geen contact meer wil en de voorwaarden overtreedt. Bij het loslaten van controle en begeleiding zal het recidiverisico vanwege de beperkingen van [veroordeelde] op termijn tot hoog oplopen. Ter bescherming van de samenleving dient de vordering tot verlenging van een jaar te worden toegewezen.

5.Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman

[veroordeelde] geeft aan dat hij al veel te lang in de tbs zit en dat hem een verblijf buiten de tbs niet gegund wordt. Hij vindt dat er van samenwerking geen sprake is, maar dat hem enkel dingen worden opgelegd waarin hij geen inspraak heeft.
De raadsman heeft aangevoerd dat de tbs inmiddels indrukwekkend lang duurt. Daardoor is ook de frustratie bij [veroordeelde] over de jaren toegenomen. Die frustratie hangt deels ook samen met zijn persoonlijkheid en problematiek, waardoor hij niet altijd goed kan begrijpen wat het gevolg van zijn handelen is. Het afgelopen halfjaar is een roerige periode geweest, maar daar is hij gelukkig goed doorgekomen. Helaas is daardoor wel een aantal mogelijk beschikbare woningen aan zijn neus voorbij gegaan. [veroordeelde] heeft de hoop dat dit alsnog zo snel mogelijk geregeld kan worden. Als hij daar terecht zal komen, in een nieuwe omgeving met nieuwe mensen, zal het even wennen zijn. Hopelijk lukt dat zodat we het over een jaar over een voorwaardelijke beëindiging kunnen hebben. Als alles voorspoedig verloopt kan ten behoeve daarvan op voorhand al een rapport van de reclassering worden aangevraagd, zodat niet nog een zitting nodig is. Op dit moment is een verlenging van de tbs met een jaar een logisch vervolg. De raadsman verzoekt de rechtbank om bij de verlengingsbeslissing te bepalen dat ter gelegenheid van de volgende verlenging meteen een maatregelrapportage wordt opgemaakt.

6.De beoordeling

De rechtbank dient te beoordelen of het gevaar voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen nog steeds vereist dat de tbs wordt verlengd.
Uit het advies van [TBS kliniek] tot verlenging van de tbs en de toelichting daarop ter zitting door de deskundige [naam 2] volgt dat bij [veroordeelde] sprake is van een licht verstandelijke beperking en persoonlijkheidsproblematiek met antisociale en narcistische trekken. Indien de maatregel wordt beëindigd, wordt het recidiverisico op de lange termijn als hoog ingeschat. Daarom dient er langdurig toezicht te worden gehouden en begeleiding te zijn. De rechtbank is hierop gelet van oordeel dat nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waardoor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, de verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege eist.
Als uitgangspunt geldt dat de maatregel verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Mede gelet op wat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de voornoemde beslissing van 24 oktober 2024 heeft overwogen en de omstandigheid dat de officier van justitie verlenging voor de duur van een jaar heeft gevorderd, ziet de rechtbank in dit geval aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met een jaar verlengen, zodat over een jaar kan worden bezien of op dat moment wellicht een onderzoek naar voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling in de rede ligt.
Het verzoek tot het op voorhand laten opmaken van een reclasseringsrapportage in het kader van een voorwaardelijke beëindiging zal de rechtbank afwijzen. In de komende periode zal eerst een geschikte woning moeten worden gevonden en dient een traject te worden ingezet dat met veel risico’s gepaard gaat, in het bijzonder gezien het moeizame contact tussen [veroordeelde] en begeleiders en reclassering in de voorgaande periode. De positieve wending die door de begeleiders wordt gezien is nog pril en de grote veranderingen die de komende periode volgen, zullen veel van [veroordeelde] vergen. In het meest gunstige geval verloopt alles voorspoedig en kan volgend jaar mogelijk gekeken worden naar voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. De rechtbank ziet geen aanleiding om daar nu al op vooruit te lopen.

7.De beslissing

De rechtbank:
-
verlengt de termijngedurende welke [veroordeelde] ter beschikking is gesteld met verpleging van overheidswege
met een jaar;
-
wijst afhet verzoek tot het op voorhand doen laten opmaken van een reclasseringsrapportage naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. E.B.A. Ferwerda en mr. R.M.M. Menting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.R.G. van Kerkhof, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2025.
.