ECLI:NL:RBLIM:2025:4334

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
03.291778.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het voorbereiden dan wel bevorderen van de productie van amfetamine en veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van hard- en softdrugs en het voorhanden hebben van een pistool

Op 6 mei 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine-olie, MDMA, hennep en een pistool. De verdachte, geboren in 1979, werd bijgestaan door advocaat mr. J.W. Heemskerk. Tijdens de zitting op 22 april 2025 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De tenlastelegging omvatte vier feiten, waarbij de verdachte onder andere werd beschuldigd van het voorbereiden van de productie van amfetamine. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voor feiten 1, 3 en 4 wettig en overtuigend schuldig was, terwijl hij voor feit 2 werd vrijgesproken. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bekennende verklaring van de verdachte en de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut. De rechtbank legde een taakstraf op van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die sinds zijn aanhouding zijn leven op orde heeft gekregen en een laag recidiverisico vertoont.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.291778.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1979,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.W. Heemskerk, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 april 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: opzettelijk amfetamine-olie, MDMA en amfetamine aanwezig heeft gehad;
Feit 2: diverse stoffen voorhanden heeft gehad ter voorbereiding of bevordering van de productie van amfetamine;
Feit 3: opzettelijk hennep heeft geteeld en aanwezig heeft gehad;
Feit 4: een pistool voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijs voor de feiten 1, 3 en 4 [1]
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte hierover een bekennende verklaring heeft afgelegd en namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank op grond van artikel 359 lid 3 Wetboek van Strafvordering met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1:
  • De bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van
  • Het proces-verbaal van bevindingen;
- De kennisgevingen van inbeslagneming; [3] , [4]
- De processen-verbaal onderzoek verdovende middelen; [5] , [6]
- Drie deskundigenrapporten van het Nederlands Forensisch Instituut; [7] , [8]
De rechtbank gaat, gelet op de discrepanties tussen de kennisgevingen van inbeslagneming en de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut, bij de bewezenverklaring uit van de laagste hoeveelheid.
Feit 3:
  • De bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van
  • Het proces-verbaal van bevindingen;
- De kennisgeving van inbeslagneming; [10]
- Het proces-verbaal van bevindingen; [11]
Feit 4:
  • De bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van
  • Het proces-verbaal van bevindingen;
- De kennisgeving van inbeslagneming; [13]
- Het proces-verbaal onderzoek wapens en munitie. [14]
3.3.2
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte van het onder feit 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De rechtbank stelt vast dat de verdachte weliswaar stoffen aanwezig heeft gehad die gebruikt kunnen worden bij de productie van amfetamine. Zij is echter van oordeel dat op grond van die enkele omstandigheid niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het opzet heeft gehad op het voorbereiden dan wel bevorderen van de productie van amfetamine. De verdachte heeft verklaard deze spullen voor een vriend te hebben bewaard en anderszins is niet gebleken. Het dossier bevat daarnaast geen enkele aanwijzing dat de verdachte wist wat er in die jerrycans en fles zat en waarvoor dit gebruikt kon worden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1:
op 4 november 2023 in de gemeente Stein opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 1,87 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine-olie en
- ongeveer 715 tabletten van een materiaal bevattende MDMA en
- ongeveer 515 gram van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine en MDMA (telkens) (een) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
T.a.v. feit 3:
op 4 november 2023 te Urmond, gemeente Stein opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ), een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 661 gram hennep en/of 16 planten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
T.a.v. feit 4:
op 4 november 2023 te Urmond, gemeente Stein een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk SAPL, model GC54, kaliber 12/50 Ga SAPL (non lethal), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
T.a.v. feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten en een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Bij de formulering van haar strafeis heeft zij rekening gehouden met de houding en persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het is een atypische verdachte, die vanaf het eerste moment medewerking heeft verleend en openheid van zaken heeft gegeven. Hij loopt al lange tijd in een schorsing en heeft meegewerkt met de reclassering. Hij heeft erkend dat hij fouten heeft gemaakt en wil deze in het vervolg voorkomen. De verdachte heeft een eigen bedrijf, een eigen woning, een goed sociaal netwerk en het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Hoewel het ernstige feiten zijn, dient het OM ook gelet op deze positieve omstandigheden te voorkomen dat het bergafwaarts gaat. Met deze eis wordt de verdachte gestraft en wordt tegelijkertijd een grote waarschuwing gegeven dat dit niet kan.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de modaliteit van de eis van de officier van justitie over te nemen en de taakstraf te matigen naar 150 uur, omdat de verdachte ook werkt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft verschillende hoeveelheden amfetamine-olie, MDMA, amfetamine, hennepplanten, henneptoppen en een vuurwapen in zijn woning aanwezig gehad. De verdachte bewaarde deze harddrugs, naar eigen zeggen, voor een vriend. De hennep was voor eigen gebruik. Het vuurwapen had hij gekregen en wilde hij op een van zijn motoren monteren ter decoratie. Van de ernst van bezit van een dergelijk wapen was hij zich niet bewust. Het vuurwapen was bedoeld voor het schieten met rubberen kogels of knalmunitie en bleek, tijdens een test door de politie, niet te functioneren.
Bij het bepalen van de aard en de duur van de strafoplegging heeft de rechtbank naast de ernst van de feiten ook acht geslagen op de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van 21 maart 2025, het reclasseringsadvies van 7 april 2025 en hetgeen over de persoon van de verdachte ter terechtzitting naar voren is gekomen. Hieruit blijkt dat de verdachte in 2011 voor het laatst met justitie in aanraking is geweest en zijn leven sindsdien goed op de rit heeft. Hij heeft huisvesting, een goed sociaal netwerk en een eigen bedrijf. Ook is naar voren gekomen dat de verdachte sinds zijn aanhouding gestopt is met het roken van wiet en minder beïnvloedbaar is. Hij heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank neemt verder mee dat verdachtes woning voor een periode van 3 maanden gesloten is geweest en hij al lange tijd in een schorsing van de voorlopige hechtenis loopt.
Hoewel op strafbare feiten als deze in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf staat, houdt de rechtbank in sterke mate rekening met de omstandigheden van het geval en de persoon van de verdachte. De rechtbank is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat in deze specifieke zaak het opleggen van een (lange) onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is en de verdachte een kans verdient om te laten zien dat hij zijn leven daadwerkelijk in positieve zin heeft veranderd. De rechtbank zal een straf opleggen die, omdat zij anders dan de officier van justitie het onder 2 tenlastegelegde feit niet bewezen acht, lager is dan de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf passend voor de duur van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis indien de verdachte deze niet of niet naar behoren verricht. Daarnaast zal zij aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden opleggen met een proeftijd van 2 jaren met daaraan verbonden de algemene voorwaarde, dat de verdachte geen strafbare feiten mag plegen.
De (geschorste) voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 Wet wapens en munitie.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4. is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
voorarrestis doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf
in minderingzal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B.A. Ferwerda, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en
mr. R.M.M. Menting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M.N.F. Roelofs, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2025.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 4 november 2023 in de gemeente Stein opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ( ongeveer) 2,1 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine-olie en/of
- ( ongeveer) 787 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ( ongeveer) 515 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) (een) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 4 november 2023 in de gemeente Stein om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten:
- een fles, inhoudende (ongeveer) 6 liter zwavelzuur en/of
- een jerrycan, formaat 5 liter en voorzien van etiket "liquid unblocker", geheel gevuld met zwavelzuur en/of
- een jerrycan, inhoudende (ongeveer) 750 milliliter methanol;
T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 4 november 2023 te Urmond, gemeente Stein opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ), een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 661 gram hennep en/of 16 planten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
T.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 4 november 2023 te Urmond, gemeente Stein een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk SAPL, model GC54, kaliber 12/50 Ga SAPL (non lethal), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023175418, gesloten d.d. 11 december 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 104.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2023, pg. 40, 42.
3.Geschrift, te weten een (1) kennisgeving van inbeslagneming (ten aanzien van goednummers: 1651925 (volgnr 1) en 1651926 (volgnr 2) d.d. 4 november 2023, pg. 81.
4.Geschrift, te weten een (1) kennisgeving van inbeslagneming ten aanzien van goednummer 1651963 (volgnr 1) d.d. 4 november 2024, pg. 79.
5.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 7 november 2023. pg. 9-11.
6.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 7 november 2023, pg. 12-14. Dit proces-verbaal maakt geen deel uit van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
7.Twee (2) deskundigenrapporten van het Nederlands Forensisch Instituut (NFiDENT) d.d. 7 november 2023 met de respectieve zaaknummers 2023.11.07.110 (aanvraag 002), 2023.11.07
8.Een (1) deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFiDENT) d.d. 21 december 2023 met zaaknummer 2023.12.04.055 (aanvraag 001), pg. 15 en 16. Dit rapport maakt geen deel uit van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2023, pg. 40-42.
10.Een geschrift, te weten een (1) kennisgeving van inbeslagneming (ten aanzien van goednummers: 1651930 (volgnr 1), 1651932 (volgnr 2), 1651935 (volgnr 3) en 1651936 (volgnr 4) d.d. 16 november 2023, pg. 83-85.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2023, pg. 35.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2023, pg. 40.
13.Een geschrift, te weten een (1) kennisgeving van inbeslagneming (ten aanzien van goednummer 1651921 (volgnr 1) d.d. 4 november 2023, pg. 74.
14.Proces-verbaal onderzoek wapens en munitie d.d. 13 november 2023, pg. 15 en 16.