ECLI:NL:RBLIM:2025:4413

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
03.149589.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en drugshandel door minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en drugshandel. De verdachte heeft een minderjarige benaderd om drugs te verkopen in België. De minderjarige, die licht verstandelijk beperkt is en gediagnosticeerd met autisme, werd door de verdachte onder druk gezet en mishandeld om cocaïne en heroïne te vervoeren en te verkopen. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar, ondanks enkele inconsistenties. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, en een contactverbod met het slachtoffer en diens ouders. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 2.500,00 toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien de kwetsbare positie van het slachtoffer en de impact van de daden op zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.149589.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1999,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
op dit moment gedetineerd in [locatie PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.L.P. Biesmans, advocaat te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 april 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. P. Boonen, advocaat te Sittard. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1 primair:zich in de periode van 4 februari 2024 tot en met 17 april 2024 al dan niet samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de (criminele) uitbuiting van een minderjarige;
Feit 1 subsidiair:in de periode van 15 april 2024 tot en met 17 april 2024 een ander heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden;
Feit 2:zich in de periode van 4 februari 2024 tot en met 17 april 2024 al dan niet samen met anderen meermalen heeft schuldig gemaakt aan (A) de opzettelijke invoer en/of uitvoer van heroïne en/of cocaïne en/of (B) het opzettelijk verhandelen en/of vervoeren, in elk geval aanwezig hebben, van hoeveelheden heroïne en/of cocaïne.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aan de hand van een schriftelijke requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde. Zakelijk weergegeven heeft zij betoogd dat, naast de verklaringen van het slachtoffer, veel steunbewijs in het dossier aanwezig is. Voor criminele uitbuiting van een minderjarige is geen dwangmiddel vereist: het enkele aanzetten van die minderjarige tot het plegen van strafbare feiten levert al criminele uitbuiting op. Het door de verdediging aangevoerde (alternatieve) scenario dat de verdachte samen met het slachtoffer een drugslijn zou opzetten, wordt weerlegd door de inhoud van het dossier.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aan de hand van de door haar overgelegde pleitaantekeningen primair vrijspraak bepleit van al hetgeen onder 1 is tenlastegelegd. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn, nu deze inconsistent en op sommige onderdelen aantoonbaar onjuist zijn. Van een uitbuitingssituatie is geen sprake geweest. Subsidiair heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van hetgeen is tenlastegelegd achter de gedachtestreepjes drie, zes en zeven. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht het
primairtenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en bezigt daarbij de volgende bewijsmiddelen.
Het proces-verbaal van bevindingen: [2]
Op 17 april 2024 kwamen wij verbalisanten omstreeks 18:40 uur aan op perron 5a op het centraal station van Maastricht. Dit perron is de eindbestemming van de stoptrein komende vanuit België. Wij zagen een mannelijk persoon en wij vroegen aan deze persoon om zijn identificatiebewijs. Wij zagen dat hij [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2006 te [geboorteplaats] was.
Ik vroeg aan [slachtoffer] of hij drugs bij zich had. Wij hoorden dat [slachtoffer] zei; ‘
Euhm, euhm, nee.’ Wij hoorden dat [slachtoffer] zei: ‘
Ik moet met jullie praten, maar wil dat niemand het hoort.’. Wij zagen dat [slachtoffer] uit zijn linkerbinnenzak van zijn bodywarmer een transparante ziplock zak haalde. Wij zagen dat hierin meerdere transparante zakjes met bruine en witte poeders zaten. Wij zagen dat [slachtoffer] begon te huilen en zijn benen en handen begonnen met trillen. Wij hoorden dat [slachtoffer] , zonder dat wij hierom vroegen, zei:
Ik ben onder dwang gezet. Dadelijk kom ik in de problemen met die jongen. Ik weet niet of het zijn echte naam is, [naam 1] uit [wijk] . Hij is Marokkaan. Hij is klein en dik en heeft donker krullend haar. Ik ben meerdere keren in mijn maag geslagen. Ik ben bedreigd met een spuit. Als ik niet zou meewerken met de drugs, zou ik gestoken worden met die spuit.
Wij hielden de verdachte [slachtoffer] vervolgens aan ter zake handel in harddrugs en bezit harddrugs.
Op het politiebureau bleek de inhoud van de transparante ziplock zak te bestaan uit: 20 transparante zakjes met bruin poeder (brutogewicht 100,7 gram) (indicatieve test positief op de stof heroïne) en 11 transparante zakjes met wit poeder (brutogewicht 6,3 gram) (indicatieve test positief op de stof cocaïne).
Het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [slachtoffer] , d.d. 18 april 2024, voor zover inhoudende: [3]
A: Op zondag ben ik via Snapchat benaderd door een persoon om hem te treffen bij het [locatie] in [wijk] . Ik ben daar naartoe gegaan en trof deze jongen. […] Ik kon 500 euro verdienen als ik iets voor hem zou doen. Ik had daar echter geen zin in. Ik kreeg vervolgens een aantal klappen in mijn buik van die persoon en ben bij hem in de auto gestapt. […] Die jongen heeft mij vervolgens naar het station in Maastricht gebracht. Hij heeft mij aan de voorzijde laten uitstappen en gaf me 70 euro. Ik had van hem heroïne en cocaïne gekregen. Ik moest naar Ieper in België en kreeg van hem een adres waar ik naartoe moest gaan. Ik moest daar junks spreken en de heroïne verkopen en zijn gsm-nummer aan hun afgeven. [….] De jongen die mijn via snapchat had gesproken heeft diverse namen, zoals: [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] .
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , d.d. 1 mei 2024, voor zover inhoudende: [4]
(…)
V: Wie is de persoon op foto 4?
A: Dat is de jongen die mijn de opdracht heeft gegeven. De ene keer noemde hij zich [naam 1] , [naam 3] en [naam 4] . Hij noemde zichzelf zo en ook op snapchat.
V: Hoe heet hij op snapchat?
A: [naam snapchataccount 1] . Er staat nog 100 tussen. Voordat ik hier zat. Voordat ik in Ieper zat heb ik hem een week van tevoren toegevoegd.
V: Je zei dat hij ook wel eens agressief was.
A: Ja hij heeft in mijn buik geslagen.
V: Wanneer was dat?
A: Vanaf dat ik zei dat ik niet wilde gaan. Dat was nadat ik nee had gezegd toen ik zei dat ik geen drugs wilde verkopen.
V: Wanneer is dat gebeurd toen hij vroeg om drugs te verkopen.
A: Twee a drie dagen van te voren.
V: Waar waren jullie?
A: Dat was in het [locatie] .
V: Wat zei hij tegen jou?
A: Hij vroeg of dat ik geld wilde verdienen en dat ik 100 euro per dag zou verdienen. Ik zei iedere keer nee en toen zei hij dat ik 200 euro per dag zou krijgen en daarna 500 euro. Ik bleef weigeren en toen heeft hij mij in mijn buik geslagen.
V: Hoe vaak heeft hij je in jouw buik geslagen?
A: Hij sloeg met zijn vuist in mijn buik 4 keer en een keer in mijn lever. Hij heeft mij ook op mijn armen geslagen. Op mijn armen was twee a drie keer. Ik had ook blauwe plekken.
V: Toen je bleef weigeren wat zei hij toen?
A: Dat ik dat moest doen zodat hij winst kon maken en dat ik ook iets zou verdienen.
V: Heeft hij nog met iets gedreigd?
A: Dat hij naar mijn ouders zou gaan als ik terug zou komen.
V: Was hij verbaal ook agressief?
A: Ja. Hij zei je gaat er gewoon naartoe. Klaar. Ik ga geld verdienen door jou.
[…]
A: Ik heb [naam 1] getroffen bij de [naam winkel] Heugemerveld. Hij kwam mij ophalen met een Ford Focus een grijze, station. Dat was op de [straatnaam 1] .
V: Wat zei [naam 1] toen je instapte?
A: Hij gaf mij in de auto drugs. Het was heroïne en coke. Ze hadden dat van te voren getest. Hij gaf mij zakjes heroïne en in een klein zakje van 4 à 5 cm. In een aparte zak daar zat coke in. Per zakje zat volgens mij 5 gram heroïne. Zo moest ik het ook verkopen. Per zakje heroïne moest ik 25 euro vragen. Voor een zakje coke moest ik ook 25 euro vragen. Hoeveel zakjes heroïne het waren dat weet ik niet. Alle zakjes zaten in een grote diepvrieszak. De cocaïne zat in kleine plastic zakjes en die zakjes zaten gezamenlijk in een zak. [naam 1] had tegen mij gezegd dat ik de drugs in mijn onderbroek moest stoppen. Dat heb ik ook gedaan in de auto. Hij heeft mij toen bij het treinstation Maastricht afgezet. Ik moest toen naar leper gaan. Hij zei dat als ik bijna In leper was dat hij mij een adres sturen waar ik kon gaan slapen. Hij heeft mij dat bericht gestuurd via snapchat. Onder [naam snapchataccount 1] . Dat is zijn snapchataccount.
V: Hoe moest je de drugs gaan verkopen?
A: Ik moest klanten krijgen. De junk die kende veel adressen en verslaafden. Als er iemand iets wilde hebben dan moest ik de telefoonnummers aan [naam 1] doorgeven. Die junk waar ik het over heb die heet [naam 5] . Dat is een Belgische jongen. Het adres van die junk staat in mijn snapchat. Het was iets van [straatnaam 2] in leper. De rest weet ik niet meer. Het was geen leuke ervaring. Ik weet het adres omdat ik steeds weer terug naar dat adres moest.
[…]
V: Waar zijn jullie toen naartoe gegaan?
A: Naar vrienden van die [naam 5] . Die vrienden woonden ook in leper. Ik moest naar de snapnaam [naam 3] telefoonnummers sturen van de verslaafden. Dat is de werknaam van [naam 1] . In de [naam 3] snap staat ook een telefoonnummer van [naam 2] (fonetisch) en dat telefoonnummer moest ik uitdelen aan de verslaafden. Er zijn dus in totaal twee snapchataccounts. Toen ik de nummers had gegeven heb ik in totaal twee dingen verkocht: heroïne en coke. Toen ben ik gaan slapen. [naam 5] wilde meer heroïne hebben. Ik zei dat dat niet mocht. [naam 5] kwam toen met een spuit op mij af en toen heb ik hem neergetrapt. Ik heb toen snel mijn tas gepakt met mijn kleding en toen ben ik snel naar huis gekomen. Op het station in leper heb ik mijn vader gebeld. Mijn vader heeft toen de instanties en de politie ingeschakeld. Ik had toen nog heroïne en coke bij mij.
[…]
V: Wist [naam 1] dat je minderjarig was?
A: Ik neem aan van wel. Hij zei dat als ik gepakt zou worden dat ik minder straf zou krijgen en dat ik de volgende dag weer vrij zou komen en de dag erna weer aan het werk kon. Dit zei hij voordat ik aan het werk was. Hij zei je bent minderjarig dus de volgende dag ben je toch weer vrij. Hij vroeg een keer hoe oud ik was en toen zei ik tegen hem dat ik 17 jaar was. Ik vind het een sukkel dat hij mensen dit aan doet en ik ben bang voor hem omdat hij mij sloeg en bedreigde dat hij mijn ouders op zou zoeken.
Het proces-verbaal van bevindingen: [5]
Op donderdag 18 april 2024 vroeg ik [slachtoffer] of hij enig letsel had overgehouden aan de slagen die hij gekregen had. Ik zag een blauwe plek ter hoogte van de lever op het bovenlichaam van [slachtoffer] . Ik zag een lichte rode verkleuring naast de navel van [slachtoffer] . Ik zag een blauwe plek op de rechterbovenarm/rechterbicep van [slachtoffer] .
[…]
Op 1 mei 2024 deed [slachtoffer] aangifte. Tijdens het doen van aangifte werden [slachtoffer] foto’s getoond. […] De persoon op foto 4, betrof de op vrijdag 10 mei 2024, omstreeks 06:01 uur aangehouden verdachte: [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 1999 te [geboorteplaats] .
Het proces-verbaal van bevindingen: [6]
Ik kreeg het verzoek om camerabeelden terug te kijken bij het NS centraal station in Maastricht. [slachtoffer] gaf aan dat hij op maandag 15 april 2024 de trein had gepakt en dat hij door een lichtgrijze Ford Focus stationwagen werd afgezet voor de ingang van het station.
Toen het beeld op 16.58.10 stond zag ik een persoon voorbij komen die voldeed aan het signalement van [slachtoffer] . Ik zag dat toen [slachtoffer] naar de ingang van het station liep er een grijze Ford Focus stationwagen wegreed. Ik keek op de camera die zicht gaf op het station vanuit de Parralelweg en zag dat dit het voertuig was waar [slachtoffer] uitstapte. Ik keek op de camera op de Stationstraat en op deze camera was het kenteken goed zichtbaar. Ik zag dat de grijze Ford Focus voorzien was van het Nederlandse kenteken [kenteken] .
Ik bevroeg het kenteken in het politiesysteem en zag dat de Ford op naam stond van [naam 6] , [geboortedatum 3] -1976 te [geboorteplaats] , wonend aan de [adresgegevens verdachte] . De Ford was in 2023 en 2022 diverse malen gecontroleerd. Ik keek op het adres van [naam 6] en zag dat zij getrouwd is met [naam 7] .
Het proces-verbaal van bevindingen: [7]
Onderzochte gegevensdrager: iPhone 11 (eigenaar: [slachtoffer] ).
Ik zag dat er op basis van de zoekopdracht op de letters ‘ [naam snapchataccount 1] ’ een Snapchatconversatie aanwezig was tussen de owner van de telefoon, die gebruik maakt van de accountnaam ‘ [naam snapchataccount 2] ’ en een gebruiker met de accountnaam ‘ [naam snapchataccount 1] ’. Ik zag dat deze conversatie gestart is op 15 april 2024 om 14:59 uur en eindigde op 17 april 2024 om 17:12 uur. De gehele conversatie telt 490 bladzijden.
Chat conversatie maandag 15 april 2024
Op 15 april 2024 stuurt [naam snapchataccount 1] naar [naam snapchataccount 2] : “leper station".
[naam snapchataccount 2] vraagt aan [naam snapchataccount 1] bij welke osso hij moet zijn want er staan geen
huisnummers op de woningen. [naam snapchataccount 1] antwoord dat het huisnummer 15 moet zijn, dat ‘ze’ er met 5 minuten is en dat het de [straatnaam 3] betreft.
[naam snapchataccount 1] vraagt aan [naam snapchataccount 2] of hij nog ene tester aan die man had geven waarop [naam snapchataccount 2] ‘ja’ schrijft.
[naam snapchataccount 2] vraagt of hij een tester mag geven aan die vrouw van de [adres 1] waarop [naam snapchataccount 1] ‘ja' en ‘zg haar Regel mense die kopeeeen Maak er werk van. Dat wilde je toch. Bewijs jezelf nu.
Chat conversatie dinsdag 16 april 2024
[naam snapchataccount 2] : ’Ewa ze kent iemand in brugge. Zegt ze.’
[naam snapchataccount 1] : ‘Hahahahaha’
[naam snapchataccount 2] : ‘vrouw’
[naam snapchataccount 1] : ‘Heel beel. Veel. Niffo ze is bang bro. Ze weet broer’
[naam snapchataccount 2] : ‘Ze zegt jullie gingen innochtend weg. Julliebkwamen avnd terug met pakken geld'
[naam snapchataccount 1] : ‘kwam kk elke 3-4 dage met 25-30k. terug na maas. Ja bro. Iwa zg tegen mij bajes. We hebbe allemaal bajes gezien. Fuck dt. Daar moe tje niet eens aan denke. Denk aan systeem. Hoe word ik niet gepakt'.
[naam snapchataccount 1] : 'J’ ‘a’
[naam snapchataccount 1] : ‘Niet ja zegfe. En niet begrijpen’
[naam snapchataccount 2] : 'Ik begrijp neef. Maarja. Hoelang gablbdan zitte'
[naam snapchataccount 1] : ‘We wate met 35man plus. Niks je bent minderjarig Als je 18 bent max 4maande. Wnt je bent niet leider. Je bent koerier'
[naam snapchataccount 2] : ‘Oke’
[naam snapchataccount 1] : ‘Bro fuck dat. Welke vrouw van brugge zegg ze’
Er vindt een telefoongesprek plaats via Snapchat tussen [naam snapchataccount 1] en [naam snapchataccount 2] voor de duur van 4:20 minuten.
[naam snapchataccount 1] : ‘En fuck dat bro niet meer over die tijd prate met haar. Nu is nieuwe tijd. We gaan neuke daar hahahaha. We gaan die oost van vroeger opzette daar'
[naam snapchataccount 2] : ‘Safey. Ewa is goeie zegt vrouw
Chat conversatie woensdag 17 april 2024
[naam snapchataccount 2] : 'Jo ey. Ben die zondag in maasje toch Krijg ik dan die doekoe van deze week. 1200 is da toch'
[naam snapchataccount 1] : ‘Jatoch. Hoeveel heb je opgehaald daar 4000?’
[naam snapchataccount 2] : ‘Wat bedoel je?’
[naam snapchataccount 1] : ‘Broer jy droomt neef. Die spulle moet deur uit gaan we je doeke geve’
[naam snapchataccount 2] : ‘Bro zeg je eerlijk zo terug’
[naam snapchataccount 1] : ‘Wij moete toch oobouwe'
[naam snapchataccount 2] : 'Breng je dat zo’
[naam snapchataccount 1] : ‘Anders gaan we daar scotte. Gaan we naar oost'
[naam snapchataccount 2] : 'Nee man. Ik ga zo back naar nl. 200 euro per dag zou ik krijgen en nu niet safey. K ga zo breng je dat spul terug'
[naam snapchataccount 1] : ‘Nroer doe je dingen ga je krijgen. Maar moet toch verdienen. Ik ben daar al 1400 kwijt. Ik moet niks verdienen. Je heb daar geen een g verkocht neef. Denk na. Hoelaaat ga je na die man’.
[naam snapchataccount 2] : ‘K ga richting maas’
[naam snapchataccount 2] : 'Geef je dat spul terug'
[naam snapchataccount 2] : 'Fuck t’.
[naam snapchataccount 1] : 'Bro kan niet'
[naam snapchataccount 2] : ‘Jawel man'
[naam snapchataccount 1] : 'Ik zg je eerlijk’
[naam snapchataccount 2] : ‘Is niks voor”
[naam snapchataccount 1] : ‘Je krijgt zondag 1200 als die ding oo is'
[naam snapchataccount 1] : ‘Die man hit. Ben je bij hem. Met die klanten’
[naam snapchataccount 2] : ‘Nee ga nu naar bus’
[naam snapchataccount 1] : 'Broer je krijgt toch jou doekoe zondag'
[naam snapchataccount 2] : ‘Nee bro. Is ook veel te ver weg’.
[naam snapchataccount 1] : ‘Hoe bedoel je te ver weg. Je bent nu daar je leer alles kenne Nu ga je als een hoertje doen. Fakka met jou. Jo. Hoe ga je terug kome. Ga je zwart rijde’
[naam snapchataccount 2] : ‘Bei is niks'
[naam snapchataccount 1] : ‘Wat. Ik vraag jou. Bro ga je hier weer fietsen stele. Dus jij gelooft junkis bove mij'.
[naam snapchataccount 2] : 'Nee Maar alles kan gebeuren’.
[naam snapchataccount 1] : ‘Broer er gaat niks gebeure als je je hoofd ernij houd. Hoe ga je terug komme nu. Er komt straks die vrouw met twee mensen. Die moeten 15g’.
[naam snapchataccount 2] : 'Ewa is niet mijn probleemnmeer, Regel het zelf beter. Komenner ook geen fouten’
[naam snapchataccount 1] : 'Wat voor fouten heb je gemaakt’.
[naam snapchataccount 2] : ‘Nu nog niks. Maar alles kan gebeuren'
[naam snapchataccount 1] : ‘Wie zegt die dingen tege jou. Woe heeft gzgd. Praat dan.
Er vindt een telefoongesprek plaats via Snapchat tussen [naam snapchataccount 1] en [naam snapchataccount 2] voor de duur van 3:51 minuten.
[naam snapchataccount 1] : ‘Ik heb adje. Bij station. Schone vrouw’
[naam snapchataccount 2] : ‘Ga nu naar maas’
[naam snapchataccount 1] : ‘Broer. Blijf daar. Ik ga je adje sture. Bik station. Bij daarldag Nog
[naam snapchataccount 2] : ‘Neeman'
[naam snapchataccount 1] : ‘Kga je slope. Als je kimt. K zg j'.
[naam snapchataccount 2] : ‘Oke. T zek zo dan'
[naam snapchataccount 1] : ‘Omin geld invest. Je doet stoer nu'
[naam snapchataccount 2] : ‘Nee maar'
[naam snapchataccount 1] : 'Ik zweer je gaat fikm mee make’
[naam snapchataccount 2] : ‘Is niks voor mij’
[naam snapchataccount 1] : ‘Op me moeder. 1dag. Klaar dan fick jou. Kom je geld hale en ciao.
[naam snapchataccount 2] : ‘Oke’.
[naam snapchataccount 1] : “Iwa k stuur je zo die adres van die vrouw’
[naam snapchataccount 2] : ‘Nee k gabbaar. Maas’
[naam snapchataccount 1] : ‘Kom naar maas ga je zien. Oke. Kk gratis. Invest verlies maken'
[naam snapchataccount 2] : ‘Zoek iemand anders voor hier’
[naam snapchataccount 1] : ‘Bro je gaat die schuld uitwerken. Heb kk veel inves. Klaar’
Er vindt een telefoongesprek plaats via Snapchat tussen [naam snapchataccount 1] en [naam snapchataccount 2] voor de duur van 1:43 minuten.
[naam snapchataccount 1] : ‘Als je na maasje komt. Kan weer terug nro. Beter blijf je.
[naam snapchataccount 2] : ‘Nee’.
[naam snapchataccount 1] :‘Je gaat zien bro’
[naam snapchataccount 2] : ‘Oke’
[naam snapchataccount 1] : ‘Je heb niet eens 1g verkocht'
[naam snapchataccount 2] : ‘Ewaja. Kan er niks aanndoen
[naam snapchataccount 1] : ‘Broer wollah je doet nog biggieee ook Je geeft me suikerrr. Wollah’
[naam snapchataccount 2] : ‘K dacht hier is all alles. Net zo hoe je tegen me zei. En nu moet k hele city
bouwen. Dat was niet de afspraak’.
[naam snapchataccount 1] ; ‘In oostende is alles. Maar daar wil ik mee wachte. Wilde eerst deze'
[naam snapchataccount 2] : ‘Oke maar niet hier’
[naam snapchataccount 1] : ‘Kheb eem plan. Je vermeukt nu alles’
[naam snapchataccount 2] : ‘Ik ga gewoon lekker naar me ma’.
[naam snapchataccount 1] : ‘Door je kinder gedrag, Bro wat voor lekker naar je ma ook. Je ma woont maasje toch’
[naam snapchataccount 2] : ‘Nee sittard'
[naam snapchataccount 1] : ‘Iwa hz had je die dag slaappplek nodig Jatoch. Blijf liege tege mij. Waar ben je. Hz is je locatie uit trouwens. Ga je negere. Pik.
[naam snapchataccount 2] : ‘Nee was ff bezi
[naam snapchataccount 1] : ‘Doe loca’
[naam snapchataccount 2] : ‘Wat dan’
Er vindt een telefoongesprek plaats via Snapchat tussen [naam snapchataccount 1] en [naam snapchataccount 2] voor de duur van 1:46 minuten. Er worden diverse mediabestanden door [naam snapchataccount 2] verzonden naar [naam snapchataccount 1] . De inhoud van deze mediabestanden is onbekend. Er vindt wederom een telefoongesprek plaats via Snapchat tussen [naam snapchataccount 1] en [naam snapchataccount 2] voor de duur van 5:20 minuten.
[…]
Het proces-verbaal van bevindingen: [8]
Bij Custodian of Records Snap Inc. werden de snapchatgebruikersgegevens gevorderd van: [naam snapchataccount 1]
.Uit het resultaat bleek onder andere dat de username werd aangemaakt op 3 mei 2017 met het telefoonnummer: + [telefoonnummer 1] .
Het telefoonnummer werd bevraagd in de beschikbare politiesystemen. Uit deze bevraging bleek dat het telefoonnummer in gebruik was bij: [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 1999 te [geboorteplaats] .
Het proces-verbaal van bevindingen: [9]
Onderzochte gegevensdrager: Iphone 11 (eigenaar: [slachtoffer] ).
[…]
Op 16 april 2024 vindt er een chatconversatie plaats via Snapchat tussen de owner ‘ [naam snapchataccount 2] ’ en ‘ [naam 3] ’.
[naam snapchataccount 2] stuurt de volgende telefoonnummers naar [naam 3] :
[telefoonnummer 2]
[telefoonnummer 3]
[telefoonnummer 4]
[telefoonnummer 5]
[telefoonnummer 6]
[telefoonnummer 7]
[telefoonnummer 8]
[telefoonnummer 9]
[naam 3] : ‘zeg tegen die man dat hij mensen moet laten komen voor tester. En waar moet ik die mense sturen wat ik heb geld. [adres 2] ’
[naam snapchataccount 2] : ‘Was da? Moet ik daar naar toe.
[naam 3] : 'breng daar tester en je kan daar slape ook’.
[…]
[naam snapchataccount 2] : ‘Ewa ben nu bij zon man’
[naam 3] : 'In Ieper’
[naam snapchataccount 2] : ‘Ait. Heb shi klant gefix.
[naam 3] : ‘Geef hem die nummer. Hvl wil hij kopen’
[naam snapchataccount 2] : ‘Heb hem gegeven. Heeft m opgeslagen. Geef m nubtester.
[naam 3] : ‘Laat hem bericht sture. Dan sla ik ze nr op en naam’
[naam snapchataccount 2] : ‘+ [telefoonnummer 10] ’ [naam 8] heeft die vrouw. Is klant. ‘Hij zegt is hoeije. G. 1gram is 25 toch’
[naam 3] : Ja. 5g is 100’
[naam snapchataccount 2] : ‘ [telefoonnummer 11] dat a klant. [telefoonnummer 12] nog wen klant’ ‘Hoeveel is 10geam?’
[naam 3] : ‘200’ Vanaf 20 is voor 360’ ‘Stuur naam bij die nummers’
[naam snapchataccount 2] : ‘ [telefoonnummer 12] [naam 9] . [telefoonnummer 11] [naam 10] ’
[…]
De overige chats gaan over het verkopen en uitdelen van verdovende middelen om klanten aan te trekken.
Het proces-verbaal van bevindingen: [10]
In de woning [adres 3] te [plaats] werd op 10 mei 2024 de verdachte [verdachte] aangehouden en werd onder andere een mobiele telefoon, merk Motorola Moto E13 inbeslaggenomen. De telefoon werd onderzocht op enige relatie of contact tussen deze telefoon en de telefoon van [slachtoffer] .
Op 16 april 2024 vindt er een chatconversatie plaats via Snapchat tussen de ‘owner’ [naam 3] en [naam snapchataccount 2] .
Het proces-verbaal van bevindingen: [11]
In de woning waar de verdachte [verdachte] werd aangehouden werd onder andere een mobiele telefoon, merk Apple Iphone 12 inbeslaggenomen. De eigenaar van de telefoon is [verdachte] . De telefoon werd onderzocht op enige relatie of contact tussen deze telefoon en de telefoon van [slachtoffer] .
Uit meerdere snapchatconversaties leesbaar dan wel gewist bleek dat de gebruiker / eigenaar van de telefoon (owner) gebruik maakt van de naam [naam snapchataccount 1] op Snapchat en dat deze naam behoort bij het account [naam snapchataccount 1] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 13] , gebruikt door [slachtoffer] , werd in de telefoon aangetroffen. Source: Whatsapp. Name: [naam whatsapp] . Created: 3-2-2024 03:19:26 (UTC+1).
Naar aanleiding van de contactnaam ‘ [naam whatsapp] ’ werd dit als zoekvraag ingevoerd. Hierbij trof ik navolgende informatie aan:
Incoming call from [naam whatsapp] . Time stamps: 4-2-2024 18:06:27 (UTC+1), 5-2-2024 16:55:42 (UTC+1), 4-3-2024 13:19:49 (UTC+1), 4-3-2024 14:03:43 (UTC+1) en 14-4-2024 13:35:23(UTC+1). Hieruit blijkt dat [slachtoffer] sinds 4 februari 2024 diverse malen contact heeft gehad met de verdachte [verdachte] .
Het proces-verbaal van bevindingen: [12]
Op 1 mei 2024 werd aan [naam gezinsvoogd] , de gezinsvoogd van [slachtoffer] , gevraagd het medische dossier door te sturen. Uit een evaluatieplan en de instemmingsverklaring van de gedragsdeskundige bleek dat [naam 5] is gediagnostiseerd met LVB (licht verstandelijk beperkt), autisme en ADHD.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 11] d.d. 23 mei 2024, voor zover inhoudende: [13]
V: Vertel eens hoe het is gegaan dat [slachtoffer] in contact kwam met [verdachte] ?
A: [slachtoffer] heeft altijd geld nodig en vroeg altijd geld, eten of sigaretten aan mij. [verdachte] heeft ooit aan mij gevraagd of ik iemand wist die geld wilde verdienen. Ik heb toen aan [slachtoffer] gevraagd of hij geld wilde verdienen en dat dit niet voor mij was. Zodoende heb ik [verdachte] en [slachtoffer] in contact gebracht.
De ter terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende:
Ik ben via een ander met [naam 5] in contact gekomen. Dat was via zijn vriend [naam 11] (…) Ik zou drugs regelen en hij [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ] zou de drugs verkopen in België. (...) Voordat hij [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ] naar België ging, heb ik hem 70 euro voor de trein gegeven. (…) Ik had geïnvesteerd. Ik weet niet precies hoeveel. Ik denk dat ik ongeveer 2.000 euro heb geïnvesteerd.
Bewijsoverweging
Wettelijke kader
Om tot een bewezenverklaring van mensenhandel in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht te komen, moet sprake zijn van een gedraging onder uitoefening van dwang met het oogmerk van uitbuiting van de ander. Aan de verdachte zijn de volgende varianten tenlastegelegd: eerste lid, aanhef en sub 2° (een ander verwerven, vervoeren en/of overbrengen met het oogmerk van uitbuiting van die ander, terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog hier heeft bereikt), eerste lid, aanhef en sub 4° (door misbruik van een kwetsbare positie een ander dwingen of bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten) en eerste lid, aanhef en sub 6° (opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting van een ander).
Indien het slachtoffer minderjarig is, is het gebruik van de dwangmiddelen genoemd in eerste lid, aanhef en sub 1° niet vereist voor strafbaarheid. De afwezigheid van een reële eigen keuze van het slachtoffer speelt dan een rol. Als uitbuiting dient in elk geval te worden aangemerkt: uitbuiting van een ander in de prostitutie, andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, dienstbaarheid en uitbuiting van strafbare activiteiten (lid 2).
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]
Aangever heeft meermalen een uitgebreide verklaring afgelegd en heeft telkens verklaard dat hij door verdachte onder druk is gezet, onder meer door hem te mishandelen, om cocaïne en heroïne te vervoeren naar België, die drugs vervolgens in België te verkopen en nieuwe klanten te regelen. Anders dan de raadsman acht de rechtbank de inconsistenties en onjuistheden in de verklaringen van ondergeschikt belang en niet van invloed op de geloofwaardigheid van de aangever. Daar komt bij dat de verklaringen van aangever op verschillende relevante onderdelen objectief verifieerbaar waren. De rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn.
Steunbewijs
De verdachte heeft aangever, die ten tijde van het bewezenverklaarde 17 jaar oud was, op 15 april 2024 afgezet op het centraal station. De politie heeft aangever op 17 april 2024 aangehouden op het station in Maastricht, toen hij terugkeerde uit België. Aangever had een hoeveelheid cocaïne en heroïne bij zich. Op 18 april 2024 heeft een verbalisant letsel (blauwe plekken) bij aangever geconstateerd. Aangever heeft verklaard dat verdachte dat letsel heeft toegebracht en dat hij aldus werd gedwongen drugs die verdachte had gekocht naar België te vervoeren om de drugs daar te verkopen. Aangever onderhield tussen 15 april 2024 en 17 april 2024 via snapchat intensief contact met ‘ [naam snapchataccount 1] ’, een account dat gebruikt werd door verdachte. Die contacten betroffen onder meer de locaties waar aangever heen moest gaan (in Ieper, België), over testers, die hij eerst na goedkeuring van verdachte mocht af- en weggeven en over mensen die gaan kopen. Daarnaast onderhield aangever via snapchat intensief contact met ‘ [naam 3] ’, een account dat ook werd gebruikt door verdachte. Aangever stuurde blijkens de verzonden berichten meerdere Belgische klanten en telefoonnummers door naar verdachte. Bovendien voorzag verdachte aangever van aanwijzingen en instructies, bijvoorbeeld door berichten te sturen als: ‘breng daar tester’, ‘je kan daar slape ook’ en ‘geef hem die nummer’.
Bewezenverklaring mensenhandel
De rechtbank is aan de hand van de bewijsmiddelen van oordeel dat hier sprake is van een uitbuitingssituatie. Het slachtoffer was minderjarig en is daarnaast licht verstandelijk beperkt en gediagnosticeerd met autisme. De verdachte wist dit en heeft bewust misbruik gemaakt van zijn kwetsbare positie. Het slachtoffer heeft onder dwang van verdachte verdovende middelen vanuit Nederland naar België vervoerd en heeft deze daar, aangestuurd door de verdachte, verhandeld.
De rechtbank acht het door de verdachte geschetste scenario dat hij samen met aangever een drugslijn naar België wilde opzetten, dat zij de winst zouden delen en dat er geen sprake is geweest van uitbuiting, mishandeling of bedreiging, gelet op voornoemde bewijsmiddelen niet aannemelijk.
Partiële vrijspraak
Medeplegen
De rechtbank acht op basis van deze bewijsmiddelen, ofschoon er aanwijzingen zijn voor betrokkenheid van andere personen bij de drugshandel, niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de mensenhandel tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte om die reden in zoverre partieel vrijspreken.
Opzettelijk voordeel trekken
De rechtbank acht op basis van deze bewijsmiddelen evenmin wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van het slachtoffer. Het lijkt er integendeel op dat de verdachte aangever uiterst kwalijk nam dat hij al terug naar Nederland kwam voordat de meegegeven voorraad was verkocht, De rechtbank zal verdachte om die reden ook hiervan partieel vrijspreken.
Periode
Ofschoon de aangever eerst op 15 april 2024 naar België is afgereisd, is het contact tussen de verdachte en aangever, die door de verdachte in zijn contacten was opgeslagen onder ‘ [naam whatsapp] ’, al op 4 februari 2024 gestart. Omdat inherent aan deze vorm van uitbuiting is dat geleidelijk een machts- of afhankelijkheidsrelatie wordt opgebouwd ten behoeve van de latere feitelijke uitbuiting, neemt de rechtbank bij de bewezenverklaring de gehele periode in aanmerking.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de periode van 4 februari 2024 tot en met 17 april 2024 heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van de minderjarige [slachtoffer] , zoals dat hieronder bewezen is verklaard.
Feit 2
Bewijsmiddelen
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 1 mei 2024; [14]
- het proces-verbaal van bevindingen; [15]
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van
23 april 2025.
Periode
Voor de uitvoer en handel in verdovende middelen door de verdachte voorafgaand aan de reis van aangever naar België bestaan weliswaar aanwijzingen, maar ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank acht daarom een beperkte periode bewezen, te weten 15 tot en met 17 april 2024.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met een ander in de periode van 15 april 2024 tot en met 17 april 2024 schuldig heeft gemaakt aan de uitvoer en het vervoer, de verkoop en de verstrekking van cocaïne en heroïne.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1 (primair):
in de periode van 4 februari 2024 tot en met 17 april 2024 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland,
A) een ander, te weten [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] 2006), heeft geworven en vervoerd, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 2°), terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
en
B) die [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] 2006), door misbruik van een kwetsbare positie, heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten het handelen in verdovende middelen) (sub 4°) terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft verdachte
- die (minderjarige) geworven om verdovende middelen te gaan verhandelen en
- voor die (minderjarige) [slachtoffer] een slaapplek geregeld in België en
- misbruik gemaakt van de meegaandheid van die (minderjarige) [slachtoffer] die tevens licht verstandelijk beperkt was en gediagnosticeerd was met ADHD en autisme en daardoor makkelijk beïnvloedbaar was en
- die (minderjarige) [slachtoffer] drugs (cocaïne en heroïne) laten vervoeren, verstrekken en verkopen voor verdachte en
- die (minderjarige) [slachtoffer] telefoonnummers van verslaafden laten doorsturen aan verdachte en
- die (minderjarige) [slachtoffer] gedwongen om informatie over het vervoeren, verstrekken en/of verkopen van drugs met hem te delen, zodat hij, verdachte, controle over die [slachtoffer] kon houden en
- die (minderjarige) [slachtoffer] voorgehouden dat als hij zou stoppen met verkopen, verstrekken of vervoeren van heroïne en/of cocaïne hij zou worden geslagen en hij, verdachte, zijn ouders iets zou aandoen en
- die (minderjarige) [slachtoffer] de dreigende woorden toe te voegen: ‘kga je slope. Als je kimt. K zg j’. ‘omin geld invest. Je doet stoer nu, ik zweer je gaat fikm mee make’. Op me moeder. 1dag. Klaar dan fick jou.’ ‘Kom naar maas ga je zien. Oke. Kk gratis. Invest verlies maken’. ‘Bro je gaat die schuld uitwerken. Heb kk veel inves. Klaar.’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die (minderjarige) [slachtoffer] mishandeld door hem (onder meer) meermalen tegen het lichaam te stompen, waardoor die [slachtoffer] letsel heeft opgelopen, te weten zichtbare blauwe plekken op zijn romp en arm(en), toen die [slachtoffer] weigerde drugs te vervoeren, verstrekken en/of verkopen in België en
- die (minderjarige) [slachtoffer] voorgehouden dat wanneer [slachtoffer] door de Belgische politie zou worden gepakt, hij binnen één dag weer op straat zou staan omdat hij minderjarig was;
feit 2:
A.
in de periode van 15 april 2024 tot en met 17 april 2024 te Maastricht en België, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), hoeveelheden van materiaal bevattende heroïne en cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de wet behorende lijst I, immers heeft verdachte en zijn mededader, opzettelijk die heroïne en cocaïne buiten het grondgebied van Nederland gebracht met bestemming België, vervoerd en/of doen vervoeren, (onder meer) hierin bestaande dat die heroïne en/of cocaïne werd verkocht aan Belgische klanten;
en
B.
in de periode van 15 april 2024 tot en met 17 april 2024 in Nederland en in België, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne of cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1 dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1 (primair):
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid, onder 2° en 4° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
T.a.v. feit 2:
Onder A: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Onder B: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 28 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en daaraan verbonden een contactverbod met het slachtoffer met dadelijke uitvoerbaarheid.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring van feit 2 kan worden volstaan met een straf conform voorarrest. Subsidiair heeft de raadsvrouw erop gewezen dat de OM-richtlijnen bij criminele uitbuiting uitgaan van een gevangenisstraf van 24 maanden en dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting bij het faciliteren en bewegen tot
seksueleuitbuiting van minderjarigen, waarbij de minderjarige werkzaamheden heeft uitgevoerd uitgaan van een gevangenisstraf van 9 maanden. De raadsvrouw heeft daarbij nog aangevoerd dat de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden adviseert, dat de verdachte nog jong is en voor het eerst in detentie verblijft. Met een flinke stok achter de deur én bijzondere voorwaarden kan worden tegemoetgekomen aan de strafdoelen (speciale preventie en vergelding).
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van de minderjarige [slachtoffer] . De verdachte heeft [slachtoffer] benaderd om drugs te gaan verkopen in België en toen [slachtoffer] dit meermalen weigerde, heeft hij hem mishandeld. De verdachte wist dat [slachtoffer] minderjarig was en heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van de meegaandheid van [slachtoffer] , die tevens licht verstandelijk beperkt en gediagnosticeerd is met ADHD en autisme. Dit heeft ertoe geleid dat [slachtoffer] cocaïne en heroïne naar België heeft vervoerd, cocaïne en heroïne heeft verstrekt en verkocht aan drugsgebruikers in België en nieuwe telefoonnummers van drugsgebruikers heeft doorgestuurd aan verdachte. De verdachte heeft [slachtoffer] voorgehouden als hij zou stoppen hij ‘hem zou slopen’ en dat hij zijn ouders zou gaan opzoeken. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij erg bang was. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan criminele uitbuiting van een minderjarige, een uitermate ernstig misdrijf, waarbij inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke vrijheid en integriteit van een minderjarig slachtoffer, vaak met blijvende psychische klachten tot gevolg. Ter terechtzitting zijn de gevolgen hiervan voor het slachtoffer ook duidelijk geworden: hij is, zo heeft zijn gemachtigd advocaat toegelicht, na zijn aangifte uit huis geplaatst en naar een geheime locatie gebracht ten behoeve van zijn veiligheid. Daarnaast heeft hij in het buitenland een behandeling ondergaan voor de angst die het gebeuren bij hem had teweeggebracht. [slachtoffer] vreest nog steeds voor zijn eigen veiligheid en voor zijn omgeving, omdat hij openheid van zaken heeft gegeven. De verdachte heeft bewust een minderjarige, die alle risico’s liep, ingezet voor het plegen van ernstige strafbare feiten.
De verdachte heeft [slachtoffer] gebruikt als ‘loopjongen’. Dat neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
De verdachte heeft zich daarnaast – samen met [slachtoffer] – schuldig gemaakt aan de uitvoer van cocaïne en heroïne naar België. Ook een bijzonder kwalijk feit, nu het gebruik van cocaïne en met name heroïne door de verslavende werking bij gebruikers gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en leidt tot maatschappelijke teloorgang. De handel in harddrugs veroorzaakt veel overlast , zeker in de Limburgse grensstreek waar veel grensoverschrijdende drugscriminaliteit plaatsvindt. Ten slotte gaat de drugshandel gepaard met zware geldstromen die de legale economie ondermijnen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 10 april 2025, waaruit onder meer blijkt dat de financiën, de houding van verdachte, indirect zijn dagbesteding en vermoedelijk ook zijn sociaal netwerk delictgerelateerde factoren zijn. De verdachte vond het opzetten van een drugslijn blijkbaar een aanvaardbare manier om aan geld te komen. De familie van de verdachte vormt mogelijk een beschermende factor tegen toekomstig delictgedrag. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld, ziet voldoende aanknopingspunten voor reclasseringsbemoeienis en adviseert het opleggen van de bijzondere voorwaarden: een meldplicht, deelname aan gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden, agressieproblematiek en/of motivatie en een contactverbod met het slachtoffer.
De rechtbank ziet, anders dan de reclassering, geen aanleiding om de verdachte een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Het dossier bevat concrete aanwijzingen dat de verdachte zich al jaren bezighoudt met de drugshandel in Nederland en België. Een afstraffing in de vorm van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur is daarom meer aangewezen.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank zal daarnaast een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen. De maatregel houdt in dat de verdachte wordt bevolen zich te onthouden van contact met het slachtoffer [slachtoffer] én met diens ouders. De rechtbank is van oordeel dat deze maatregelen nodig zijn ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten ten aanzien van het slachtoffer en zijn ouders. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Uit het bewezenverklaarde en de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich jegens [slachtoffer] heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel, dat hij hem heeft mishandeld en bedreigd. Zo zou hij [slachtoffer] “slopen” als hij vanuit België, tegen de instructies van verdachte in, zou terugkeren naar Maastricht.
Op 9 mei 2024 heeft verdachte een telefoongesprek gevoerd met de gebruiker van de telefoon met nummer 31682804708. Tijdens dat gesprek heeft de verdachte medegedeeld dat hij op de hoogte was van het feit dat [slachtoffer] aangifte tegen hem had gedaan van mensenhandel en dat als de politie aan zijn deur zou komen, de dag erna de ruiten eruit zouden gaan bij de woning van de moeder van [slachtoffer] . De maatregelen worden voor een periode van vijf jaren opgelegd. Voor het geval niet aan een van de maatregelen wordt voldaan beveelt de rechtbank dat de vervangende hechtenis van 2 weken per overtreding zal worden toegepast met een totale duur van zes maanden. De rechtbank zal daarbij bevelen dat de maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er, gelet op het voorgaande, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens [slachtoffer] en zijn ouders.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 5.000,00 ter zake van feit 1. De vordering bestaat uit immateriële schade. De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar en heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, primair vanwege de bepleite vrijspraak voor feit 1 en subsidiair vanwege onvoldoende onderbouwing.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Op de verdachte rust een wettelijke verplichting tot schadevergoeding om degene aan wie hij rechtstreeks schade heeft toegebracht door zijn strafbare handelen. Hij is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. De wet omlijnt deze schadevergoedingsplicht in artikel 6:95 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Zij strekt tot vergoeding van ‘vermogensschade’ (materiële schade) en van ‘ander nadeel dan vermogensschade’ (immateriële schade).
Immateriële schade
De wet regelt in artikel 6:106 BW de vergoeding van ‘ander nadeel’ dan vermogensschade. Volgens artikel 6:106 lid 1 BW komt in de volgende gevallen (samengevat) vergoeding van ander nadeel in aanmerking:
wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen (het oogmerk is gericht op smart);
ij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze;
bij aantasting van de nagedachtenis van de overledene.
De benadeelde partij baseert zijn vordering op het bepaalde in artikel 6:106 sub b BW. De benadeelde partij heeft als gevolg van het bewezenverklaarde feit lichamelijk letsel opgelopen. Reeds om die reden kan de benadeelde aanspraak maken op smartengeld.
Daarnaast heeft hij sinds zijn aanhouding en aangifte in angst geleefd, is hij op een geheime locatie ondergebracht, vreest hij voor zijn eigen veiligheid en de veiligheid van zijn omgeving en heeft hij behandeling in het buitenland moeten ondergaan.
Op grond van de onderbouwing van de schade en hetgeen ter terechtzitting namens de benadeelde partij naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag aan immateriële schade gedeeltelijk kan worden toegewezen. Mede gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank in dit geval een bedrag van € 2.500,00 billijk. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade daarom gedeeltelijk toewijzen.
Ten aanzien van de overige gevorderde immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente. De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 47, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel artikel 38v Sr (t.a.v. feit 1 primair)
- legt
een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Srop, inhoudende dat verdachte gedurende
5 jarenop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met
- [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2006 (aangever);
- legt
een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Srop, inhoudende dat verdachte gedurende
5 jarenop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met
- [naam moeder slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 4] 1983 (moeder van aangever);
- legt
een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Srop, inhoudende dat verdachte gedurende
5 jarenop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met
- [naam vader slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 5] 1971 (vader van aangever);
  • beveelt dat vervangende hechtenis van 2 weken wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan één van de maatregelen wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste 6 maanden;
  • beveelt dat de maatregelen
De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ten aanzien van feit 1 primair gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.500,00, bestaande uit immateriële schade. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 2.500,00. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 35 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E.M. Hendriks, voorzitter, mr. K.G. Witteman en mr. D.W.H.M. Wolters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P.W.E. Bekkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 mei 2025.
Buiten staat
Mr. Wolters is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 23 april 2025 – ten laste gelegd dat:
Feit 1 (primair)
hij in of omstreeks de periode van 04 februari 2024 tot en met 17 april 2024 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, en/of in België, tezamen en in vereniging, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] 2006) (telkens) heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht, met het oogmerk van uitbuiting van die Wijckans (sub 2°), terwijl die [slachtoffer] , de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en/of
B) een ander of anderen, te weten die [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] 2006), (telkens) door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie, heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten het [handelen in verdovende middelen] (sub 4°) terwijl die [slachtoffer] , de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, (lid 3 sub 2) en/of
C) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander of anderen, te weten [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] 2006) terwijl die [slachtoffer] , de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- die (minderjarige) [slachtoffer] geworven en/of vervoerd en/of overgebracht naar verschillende woningen om verdovende middelen te gaan verhandelen en/of
- voor die (minderjarige) [slachtoffer] een slaapplek geregeld in België en/of
- misbruik gemaakt van de volgzaamheid en/of meegaandheid van die (minderjarige) [slachtoffer] die tevens licht verstandelijk beperkt was en /of gediagnosticeerd was met ADHD en/of autisme en daardoor makkelijk beïnvloedbaar was en/of
- die (minderjarige) [slachtoffer] drugs (cocaïne en heroïne) laten vervoeren, verstrekken en/of verkopen voor verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- die (minderjarige) [slachtoffer] telefoonnummers van verslaafden laten doorsturen aan verdachte en/of zijn mededaders en/of
- die (minderjarige) [slachtoffer] gedwongen om zijn locatiegegevens en informatie over het vervoeren, verstrekken en/of verkopen van drugs met hem te delen, zodat hij, verdachte, en/of zijn mededaders controle over die [slachtoffer] konden houden en/of
- die (minderjarige) [slachtoffer] gekleineerd wanneer bleek dat die [slachtoffer] fouten maakte en (daardoor) schulden maakte bij en/of voor hem, verdachte en/of zijn mededaders en/of
- die (minderjarige) [slachtoffer] voorgehouden dat als hij zou stoppen met verkopen en/of verstrekken en/of vervoeren van heroïne en/of cocaïne hij zou worden geslagen en/of hij, verdachte, en/of zijn mededaders zijn ouders iets zouden aandoen en/of
- die (minderjarige) [slachtoffer] de dreigende woorden toe te voegen: ‘kga je slope. Als je kimt. K zg j’. ‘omin geld invest. Je doet stoer nu, ik zweer je gaat fikm mee make’. Op me moeder. 1dag. Klaar dan fick jou.’ ‘Kom naar maas ga je zien. Oke. Kk gratis. Invest verlies maken’. ‘Bro je gaat die schuld uitwerken. Heb kk veel inves. Klaar.’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die (minderjarige) [slachtoffer] mishandeld door hem (onder meer) meermalen tegen het lichaam te stompen, waardoor die [slachtoffer] letsel heeft opgelopen, te weten zichtbare blauwe plekken op zijn romp en arm(en), toen die [slachtoffer] weigerde drugs te vervoeren en/of verstrekken en/of verkopen in België en/of
- die (minderjarige) [slachtoffer] voorgehouden dat wanneer [slachtoffer] door de Belgische politie zou worden gepakt, hij binnen één dag weer op straat zou staan omdat hij minderjarig was;
subsidiair althans,
indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 15 april 2024 tot en met 17 april 2024 te Maastricht, althans in Nederland en/of te België,
[slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het op een of meer tijdstippen verkopen en/of afleveren en/of verstrekken van (een) hoeveelheid/hoeveelheden cocaïne en/of heroïne, welke geweld en/of andere feitelijkheid hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [slachtoffer] in die periode in het gezicht en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer] en/of diens familie heeft bedreigd met zware mishandeling en/of de dood;
Feit 2:
A.
hij, in of omstreeks de periode van 4 februari 2024 tot en met 17 april 2024 te Maastricht, althans in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), telkens hoeveelheden van materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de wet behorende lijst I, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) opzettelijk die heroïne en/of cocaïne buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland gebracht en/of (onder meer) met bestemming België, vervoerd en/of doen vervoeren, (onder meer) hierin bestaande dat die heroïne en/of cocaïne werd verkocht aan Belgische klanten;
en/of
B.
hij in de periode van 4 februari 2024 tot en met 17 april 2024 te Maastricht, althans in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, telkens een of meer hoeveelheden heroïne en/cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1 dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel (LB), onderzoek: LBRCC24009 / CASSANDRA, gesloten d.d. 11 oktober 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 547.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 26, 27 en 28.
3.Het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [slachtoffer] , d.d. 18 april 2024, p. 35.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , d.d. 1 mei 2024, p. 43 t/m 46.
5.Het proces-verbaal van bevindingen (letsel [slachtoffer] en aangehouden verdachte op foto 4) van verbalisant [verbalisant 6] , p. 52, 53 en 54.
6.Het proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden station) van verbalisant [verbalisant 7] , p. 58 en 59.
7.Het proces-verbaal van bevindingen (tactisch uitlezen telefoon [slachtoffer] ) van verbalisant [verbalisant 8] ), p. 62 t/m 66.
8.Het proces-verbaal van bevindingen (vordering snapchat gebruiker brni.99) van verbalisant [verbalisant 6] , p. 138 en 139.
9.Het proces-verbaal van bevindingen (tactisch uitlezen telefoon [slachtoffer] ) van verbalisant [verbalisant 8] ), p. 69, 73 en 74.
10.Het proces-verbaal van bevindingen (tactisch uitlezen Motorola Moto E13) van verbalisant [verbalisant 9] , p. 183.
11.Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek telefoon [verdachte] ) van verbalisant [verbalisant 6] , p. 199, 200, 201 en 203.
12.Het proces-verbaal van bevindingen (verkrijgen medische gegevens) van verbalisant [verbalisant 10] , p. 453.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 11] , d.d. 23 mei 2024, p. 278.
14.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 1 mei 2024, p. 43 t/m 46.
15.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 26, 27 en 28.