ECLI:NL:RBLIM:2025:4480

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
11487510 \ CV EXPL 25-410
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woonruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over een huurovereenkomst. [gedaagde] huurde sinds 5 juli 2019 een appartement van [eiser] voor een maandelijkse huurprijs van € 705,00. [eiser] vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat [gedaagde] een huurachterstand had laten ontstaan van € 7.355,00 en zich niet als goed huurder had gedragen. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 maart 2025 werd vastgesteld dat [gedaagde] in de maanden december 2024 tot en met maart 2025 betalingen had verricht, maar niet voldoende om de achterstand te dekken. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand een ernstige tekortkoming vormde, die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De vordering van [eiser] werd toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, omdat niet was aangetoond dat aan de wettelijke vereisten was voldaan. [gedaagde] werd veroordeeld tot ontruiming van het appartement binnen twee weken na betekening van het vonnis en tot betaling van de huurachterstand en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11487510 \ CV EXPL 25-410
Vonnis van 7 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. F.G.H.J. Niemarkt,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 13
- de schriftelijke weergave van het mondeling antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 12 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[gedaagde] heeft met [eiser] op 5 juli 2019 een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan hij per gelijke datum van [eiser] huurt de woonruimte (appartement) staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van laatstelijk € 705,00 per maand inclusief voorschot algemene servicekosten en voorschot water (productie 1 dagvaarding).
2.2.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert [eiser] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ontbinding van de huurovereenkomst, veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde en betaling van € 7.355,00 aan huurachterstand tot en met december 2024 en € 742,75 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente, de gebruiksvergoeding vanaf 1 januari 2025 tot aan de dag van de ontruiming, alsmede betaling van de proceskosten en nakosten.
2.3.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en zich niet als goed huurder gedragen heeft. Daartoe voert [eiser] aan dat [gedaagde] een huurachterstand heeft laten ontstaan en overlast en gevaarzetting veroorzaakt.
2.4.
[gedaagde] voert verweer.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] betwist de hoogte van de huurachterstand. [eiser] heeft als producties 4 en 9 bij exploot van dagvaarding specificaties overgelegd, waarin de betalingen van [gedaagde] zijn verwerkt. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn partijen het erover eens dat [gedaagde] in december 2024, januari 2025, februari 2025 en maart 2025 nog betalingen heeft verricht, te weten één keer € 705,00 en drie keer € 905,00. Deze betalingen hebben vlak voor en na het uitbrengen van de dagvaarding plaatsgevonden. Voor zover [gedaagde] stelt dat er nog meer (contante) betalingen hebben plaatsgevonden, wordt opgemerkt dat [gedaagde] van deze beweerde betalingen geen kwitanties heeft overgelegd of anderszins deze betalingen aannemelijk heeft gemaakt, zodat de kantonrechter daaraan voorbij zal gaan. Het vorenstaande brengt met zich dat de gevorderde huurachterstand van € 7.355,00 zal worden toegewezen.
3.2.
De huurachterstand bedroeg ten tijde van de dagvaarding tien maanden. Het laten ontstaan van een dergelijke huurachterstand is een ernstige tekortkoming in de nakoming van de verplichting uit de huurovereenkomst, die een ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen (ontruiming van het gehuurde) rechtvaardigt. Een ontstane tekortkoming kan niet ongedaan worden gemaakt door betaling achteraf. Er is geen rechtsgrond aangevoerd om de verplichtingen niet (tijdig) na te komen. Van concrete feiten en omstandigheden op grond waarvan de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt, is niet gebleken. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zullen dan ook worden toegewezen. De huur resp. gebruikersvergoeding over de periode vanaf 1 januari 2025 tot de uiteindelijke ontruiming kan eveneens worden toegewezen, tot vandaag op grond van de huurovereenkomst en hierna op grond van artikel 7:225 BW.
3.3.
Het reeds door [gedaagde] betaalde en door [eiser] ontvangen bedrag van in totaal
€ 3.420,00 (€ 705,00 + 3 x € 905,00) dient op het vorenstaande in mindering te worden gebracht.
3.4.
Nu de huurachterstand op zichzelf al een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt, behoeft de gestelde overlast en gevaarzetting geen bespreking meer.
3.5.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaningen van 8 mei 2024 en 18 december 2024 aan [gedaagde] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. Evenmin is in de aanmaning van 18 december 2024 het toepasselijke wettelijke tarief vermeld.
3.6.
De door het enkele betalingsverzuim verschuldigde wettelijke rente ligt voor toewijzing gereed.
3.7.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.206,72

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] de woonruimte (appartement), staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , binnen twee weken na betekening van dit vonnis met al het zijne en de zijnen te verlaten, te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen:
  • € 7.355,00 aan huurachterstand tot en met december 2024, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de respectieve vervaldata van de betalingen tot de dag van volledige betaling,
  • € 705,00 per maand aan huur of gebruiksvergoeding vanaf 1 januari 2025 tot aan de ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de achterstallige bedragen vanaf de respectieve vervaldata van de betalingen tot de dag van volledige betaling,
4.3.
verstaat dat op het vorenstaande het reeds door [gedaagde] betaalde bedrag van
€ 3.420,00 in mindering strekt,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 1.206,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.
CJ