ECLI:NL:RBLIM:2025:4599

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
C/03/339788 / KG ZA 25-94
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbesteding en voorlopige gunningsbeslissing in kort geding met betrekking tot de realisatie van een Kindcentrum Plus

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door een besloten vennootschap (eiseres) tegen de Gemeente Beek (gedaagde). De eiseres betwistte de voorlopige gunningsbeslissing van de Gemeente in het kader van een Europese aanbesteding voor de realisatie van een Kindcentrum Plus, dat onder andere een basisschool en kinderopvang omvat. Eiseres stelde dat de inschrijvingen van twee andere partijen ongeldig waren, omdat zij niet voldeden aan de knock-outeisen, waaronder de vereiste berekeningen met betrekking tot duurzaamheidsambities zoals de ENG-norm en GPR-score. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente niet verplicht was om inhoudelijk te toetsen of de inschrijvingen aan deze eisen voldeden, omdat de aanbestedingsstukken dit niet expliciet vereisten. De rechter concludeerde dat de beoordeling van de inschrijvingen door de Gemeente niet onbegrijpelijk was en dat de vorderingen van eiseres, waaronder een verzoek tot herbeoordeling van de inschrijvingen, werden afgewezen. Eiseres werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/339788 / KG ZA 25-94
Vonnis in kort geding van 13 mei 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. J.P.M. van Beers;
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE BEEK,
zetelend te Beek (L.),
gedaagde,
advocaat mr. V.P.M. Brouns.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Gemeente genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 6;
  • de op 24 april 2025 door [eiseres] in het geding gebrachte producties 7 t/m 10;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van [eiseres] ;
  • de pleitnota van de Gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Gemeente heeft via de Europese aanbesteding ‘ [naam architecten 1] ’ de realisatie van een “Kindcentrum Plus” aanbesteed. Het centrum omvat een basisschool, een kinderopvang, een bibliotheek een steunpunt van de regionale GGD jeugdgezondheidszorg, aangevuld met andere kindgerichte voorzieningen en ruimtes voor muziekonderwijs, logopedie, en dergelijke.
2.2.
De gevolgde aanbestedingsprocedure is die van de concurrentiegerichte dialoog. [eiseres] is met twee andere partijen – [naam architecten 2] (hierna: [naam architecten 2] ), en [naam architecten 3] (hierna: [naam architecten 3] ) – geselecteerd voor de gunningsfase. Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding.
2.3.
De Gemeente heeft een selectieleidraad opgesteld (hierna: de Selectieleidraad). Hierin is – voor zover in het kader van dit geschil van belang – het volgende vermeld:

1.2.1 Doel en gewenste situatie in relatie tot de aanbesteding
(…)
De gemeente Beek streeft ernaar om de huisvesting van het basisonderwijs en kinderopvang (0 tot 13 jaar), die nu nog verdeeld zijn over twee locaties, te centraliseren op één locatie grenzend aan het sportlandgoed De Haamen.
Voor het Kindcentrum Plus wordt een programma van eisen opgesteld dat in de gunningsfase als bijlage wordt toegevoegd.
Uitgangspunten voor het programma van eisen zijn onder andere:
- Programma Frisse Scholen categorie B;
- ENG norm [1] ;
- GPR score [2] gemiddeld 8.(…)”
2.4.
De Gemeente heeft tevens een gunningsleidraad opgesteld (hierna: de Gunningsleidraad). Uit de Gunningsleidraad volgt dat de inschrijvingen niet worden beoordeeld op prijs, omdat sprake is van een taakstellend budget (een maximaal bedrag dat door de inschrijver mag worden gefactureerd binnen het project). Op het onderdeel ‘Kwaliteit’ worden de inschrijvingen beoordeeld op basis van twee subgunningscriteria, te weten ‘Schetsontwerp’ en ‘Werkwijze ontwerpproces (presentatie)’. De Gunningsleidraad luidt – voor zover in het kader van dit geschil van belang – als volgt:

1.2.1 Doel en gewenste situatie in relatie tot de aanbesteding
(…)
De essentie van de opdracht is dat de er een veilige en gezonde gebouwde omgeving ontstaat die voor elk kind dat in het nieuwe kindcentrum basisonderwijs volgt, hier wordt opgevangen of verzorgd, duurzaam een positieve ontwikkeling van kennis, talenten, vaardigheden en gezondheid faciliteert en tegelijkertijd de betrokkenheid van opvoeders (leraren, ouders en verzorgers) en de directe omgeving stimuleert.
(…)
Uitgangspunten voor onderhavige opdracht zijn onder andere:
- Programma Frisse Scholen categorie B;
- ENG norm;
- GPR score gemiddeld 8;
- Modulair bouwen;
- Sober en tijdloos ontwerp van het gebouw.
(…)
2.8
DE BEOORDELING
De beoordeling van uw inschrijving bestaat uit een aantal fases:
1. Vaststellen van de volledigheid en rechtsgeldigheid van de inschrijving;
2. Vaststellen of voldaan is aan de knock-outeisen;
3. Inhoudelijke beoordeling van de gunningscriteria;
4. Vaststellen van de uitkomst van de beoordelingsprocedure;
5. Informeren van alle inschrijvers over de uitkomst van de beoordeling
2.8.1
Volledigheid en rechtsgeldigheid
Alle inschrijvingen worden gecontroleerd op volledigheid. Ontbrekende documenten of informatie kunnen leiden tot uitsluiting van de aanbestedingsprocedure. Inschrijvers kunnen in de gelegenheid worden gesteld om verzuimen te herstellen binnen de vastgestelde termijn.
2.8.2
Vaststellen of voldaan is aan de knock-outeisen
Met het indienen van de inschrijving gaan de Inschrijvers akkoord met de inhoud van de Gunningsleidraad en de daarbij behorende Bijlagen. Dit houdt in dat zij zich conformeren aan alle gestelde eisen.
2.8.3
Inhoudelijke beoordeling van de Gunningscriteria
De kwaliteit wordt beoordeeld aan de hand van de toelichting op de subgunningscriteria. Inschrijvers kunnen per subgunningscriterium een maximaal aantal punten scoren. In paragraaf 3.1 en 3.2 wordt weergegeven hoe de verschillende subgunningscriteria meewegen in de totale beoordeling op kwaliteit.
(…)
3.1: BEOORDELINGSMETHODIEK
Op basis van de subgunningscriteria wordt bepaald welke partij de meeste kwaliteit kan leveren voor het taakstellend budget. Hiervoor worden per subgunningscriteria een puntenaantal geformuleerd. In onderstaande tabel wordt weergegeven hoe de verschillende subgunningscriteria meewegen in de totale beoordeling op kwaliteit. Vervolgens worden op basis van de beoordeling van het beoordelingsteam punten toegekend aan de inschrijving. De inschrijving met het hoogste aantal punten, wordt gekenmerkt als de economisch meest voordelige inschrijving.
Onderdeel
Subgunningscriterium
Maximale aantal punten
Kwaliteit
1. Schetsontwerp
70
2. Werkwijze ontwerpproces (presentatie)
30
Totaal aantal punten
100
(…)
3.2.1.
Subgunningscriterium 1: SchetsontwerpIn de beoordeling zoeken we naar het schetsontwerp wat het beste antwoord geeft op de essentie van de Opdracht. Deze staat omschreven in paragraaf 1.2.1. Daarin staan de gedeelde waarden omschreven die voor deze opgave van belang zijn. De wijze waarop dit vertaald is in het schetsontwerp zal uiteindelijk worden beoordeeld, uiteraard in harmonie met het Programma van Eisen (PvE). Het is één ontwerp waarbij de samenhang en integraliteit op onderstaande, gelijkwegende, punten beoordeeld zal worden:
1. Onderwijs
2. Duurzaam
3. Modulair
4. Omgeving
5. Veilig
6. Sober, doelmatig en tijdloos
7. Bevorderen gemeenschap en samenwerking
De volgende uitwerking moet minimaal worden ingediend bij het Schetsontwerp:
(…)
3. Gevelaanzichten (schaal 1:200) en overhoekse perspectieven waarop zichtbaar is:
a) Architectonische stijl en kenmerken;
b) Gebruik van materiaal en kleur.
4. Toelichting op het ontwerpvoorstel. In ieder geval is er aandacht voor:
a)
Een duurzaam ontwerp. Welke ontwerpkeuzes zijn gemaakt aan de hand van de gestelde ambities (ENG, GPR 8 en Frisse Scholen klasse B), wat waren de afwegingen daarbij en welke kansen worden gezien;
b)
Sfeerbeelden interieur en exterieur.
c)
Modulair bouwen.
(…)
De scores voor subgunningscriterium ‘Schetsontwerp’ worden vastgesteld aan de hand van de volgende tabel:
Score
Waardering
100% van de maximale waarde aftrek
Uitstekend
Het schetsontwerp is uitstekend en volledig afgestemd op de opgave. Het is sterk onderscheidend en overtreft de verwachtingen van de beoordelingscommissie. Het toont buitengewone creativiteit, integraliteit, functionaliteit, praktisch nut, ruimtelijk inzicht en technische haalbaarheid en biedt veel meerwaarde.
70% van de maximale waarde aftrek
Goed
Het schetsontwerp is bovengemiddeld en voldoet ruimschoots aan de verwachtingen van de beoordelingscommissie. Het toont creativiteit, originaliteit, functionaliteit, praktisch nut, ruimtelijk inzicht en technische haalbaarheid en biedt meerwaarde. Op slechts één of enkele onderdelen heeft de beoordelingscommissie echter vraagtekens of is het niet helemaal duidelijk.
40% van de maximale waarde aftrek
Voldoende
Het schetsontwerp is net voldoende en voldoet aan minimale verwachtingen. Het mist op meerdere punten opvallende creativiteit, originaliteit, functionaliteit, praktisch nut, ruimtelijk inzicht en/of technische haalbaarheid. Op meerdere onderdelen heeft de beoordelingscommissie vraagtekens.
0% van de maximale waarde aftrek
Onvoldoende
(…)”
2.5.
Na de dialoogfase heeft [eiseres] haar inschrijving ingediend. Bij schrijven van 18 februari 2025 heeft de Gemeente de voorlopige gunningsbeslissing aan de drie inschrijvers kenbaar gemaakt. Het schrijven aan [eiseres] luidt, voor zover in het kader van het geschil van belang:
“(…)De inschrijving met de beste prijs- kwaliteitverhouding is aangeboden door [naam architecten 2] te [vestigingsplaats 2] . Uw inschrijving komt derhalve niet in aanmerking voor de onderhavige opdracht. Uw offerte is in de beoordeling als derde (3e) geëindigd.
De volgende scores zijn toegekend aan uw inschrijving en aan die van de nummer 1:
(…)
Bijlage I. "Onderbouwing van de beoordeling van inschrijving [eiseres] ".
K1 Schetsontwerp
(…)
Het schetsontwerp voldoet ruimschoots aan de verwachtingen van de beoordelingscommissie. Op enkele onderdelen heeft de beoordelingscommissie echter vraagtekens of is het niet helemaal duidelijk.
(…)
Omgeving: de verbinding tussen het sportlandgoed en het gebouw is goed. De opvallende kleuren en effecten zoals de letters in de luifel sluiten echter niet goed aan op bij omgeving.
Veiligheid: (…) Zoals in de dialoogrondes al was aangegeven, zijn de klimwand en glijbaan vanuit het oogpunt van veiligheid niet wenselijk.
Sober, doelmatig en tijdloos: het gebouw voorziet in veel functionele ruimte en er is weinig ruimteverlies. Het ontwerp van de bibliotheek en de locatie van het daarbij behorende magazijn is als doelmatig en erg functioneel beoordeeld. Het kleurgebruik, de letters, de klimwand/glijbaan en de ronde vormen die gebruikt zijn in het gebouw sluiten niet aan bij de doelstelling sober, doelmatig en tijdloos.
(…)
De beschreven uitgangspunten en de input vanuit de dialoogrondes zijn grotendeels verwerkt in het schetsontwerp. Het schetsontwerp toont creativiteit, originaliteit en technische haalbaarheid. Op diverse punten zoals hierboven beschreven is er ook sprake van meerwaarde. Daarnaast zijn er ook enkele onderdelen waar de beoordelingscommissie vraagtekens bij heeft zoals de inpassing in de omgeving en de aansluiting van het ontwerp op de doelstelling sober, doelmatig en tijdloos waardoor het uiteindelijk is beoordeeld met een "goed".
De winnende partij had een gelijke score op K1.
(…)

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] richt zich in dit kort geding op de beoordeling van subgunningscriterium K1 (‘Schetsontwerp’) en stelt, kort samengevat, dat de inschrijvingen van [naam architecten 2] en [naam architecten 3] niet aan de zogenaamde de knock-outeisen voldoen, hetgeen tot ongeldigheid van de inschrijvingen dient te leiden. Daarnaast stelt [eiseres] dat de schetsontwerpen van zowel de twee overige inschrijvers als van [eiseres] zelf niet correct zijn beoordeeld. En ten slotte stelt [eiseres] dat de gunningsbeslissing niet deugdelijk is gemotiveerd.
3.2.
[eiseres] vordert op grond van het vorenstaande dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de Gemeente gebiedt de inschrijvingen van [naam architecten 2] en de als nummer twee geëindigde inschrijver alsnog ongeldig te verklaren, althans de Gemeente verbiedt definitief aan [naam architecten 2] dan wel aan de als nummer twee geëindigde inschrijver te gunnen;
de Gemeente gebiedt, voor zover zij de opdracht nog wil gunnen, een nieuwe
beoordelingscommissie samen te stellen en tot een herbeoordeling over te gaan van alle inschrijvingen ten aanzien van het subgunningscriterium Schetsontwerp en op basis van deze herbeoordeling opnieuw tot een voorlopige gunningsbeslissing te komen, waarbij een nieuwe standstilltermijn in acht wordt genomen waarbinnen eventueel bezwaar kan worden gemaakt tegen deze nieuwe gunningsbeslissing;
3. de Gemeente gebiedt de voorlopige gunningsbeslissing d.d. 18 februari 2025 in te trekken en een nieuwe gunningsbeslissing te nemen;
4. althans een zodanige voorziening treft als de voorzieningenrechter in goede justitie meent te behoren, waaronder het gebieden van de Gemeente tot heraanbesteding voor zover zij nog wil gunnen;
5. de Gemeente veroordeelt in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eiseres] gevallen, de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaart, deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening en in de nakosten van de advocaat van [eiseres] overeenkomstig het liquidatietarief van rechtbanken en hoven, waaronder de kosten van betekening aan de Gemeente en ook deze nakosten en de kosten van betekening te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.3.
De Gemeente voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak.
De vordering onder 3
4.2.
[eiseres] heeft ter mondelinge behandeling toegelicht dat zij met de vordering onder 3 heeft bedoeld dat de Gemeente wordt geboden de motivering ten aanzien van subgunningscriterium K1 (‘Schetsontwerp’) te wijzigen, althans aan te vullen. De Gemeente heeft aangeven deze vordering ook in deze zin te hebben begrepen. De voorzieningenrechter zal de vordering onder 3. daarom op deze wijze lezen.
Beoordeling van de knock-outeisen
4.3.
[eiseres] stelt dat de inschrijvingen van [naam architecten 2] en [naam architecten 3] ongeldig zijn, omdat deze inschrijvers bij het ontwerpvoorstel geen berekeningen of een andere objectieve en verifieerbare onderbouwing hebben aangedragen met betrekking tot de duurzaamheidsambities (GPR 8, ENG, en Programma Frisse Scholen B). Dit was op basis van (een objectieve uitleg van) de aanbestedingsstukken wel vereist, aldus [eiseres] . Kort samengevat stelt [eiseres] zich op het standpunt dat een daadwerkelijke beoordeling van de vraag of is voldaan aan de duurzaamheidsambities (die kwalificeren als knock-outeisen) niet mogelijk is zonder berekening of andere objectieve en verifieerbare onderbouwing bij de inschrijving. Dat een daadwerkelijke beoordeling is vereist volgt uit paragraaf 2.8, waarin letterlijk staat dat de beoordelingscommissie ‘vaststelt’ of is voldaan aan de knock-outeisen, en uit paragraaf 3.2.1, waaruit volgt in de bij het schetsontwerp in te dienen toelichting in ieder geval moet worden ingegaan op de duurzaamheid van het ontwerp en de vraag welke ontwerpkeuzes in dat verband zijn gemaakt, wat de afwegingen daarbij waren en welke kansen worden gezien. Hetzelfde geldt voor de toets op integraliteit en technische haalbaarheid, zoals die blijkt uit het beoordelingskader. Dat in paragraaf 2.8.2. van de Gunningsleidraad is vermeld dat de inschrijvers met indiening van de inschrijving akkoord gaan met en zich conformeren aan alle in de Gunningsleidraad en daarbij behorende bijlagen gestelde eisen, doet aan het voorgaande niet af, aldus [eiseres] . Dat partijen akkoord gaan en zich conformeren betekent immers niet dat niet meer getoetst hoeft te worden of aan de eisen wordt voldaan.
Gelet op de reactie van de Gemeente van 24 februari 2025 moet volgens [eiseres] worden vastgesteld dat de twee andere inschrijvers geen berekeningen, of andere objectieve en verifieerbare onderbouwingen hebben aangedragen bij de presentatie van hun schetsontwerpen. Derhalve had de beoordelingscommissie moeten vaststellen dat de andere twee inschrijvers niet aan de knock-outeisen hebben voldaan en die inschrijvingen ongeldig verklaard moeten hebben. Als zou worden aangenomen dat de inschrijvers konden volstaan met niet door berekeningen ondersteunde schetsontwerpen, dan heeft te gelden dat de Gemeente dat expliciet had moeten vermelden. De uitvraag van de Gemeente is in dat geval te summier geweest, waardoor [eiseres] geen passend aanbod heeft kunnen doen. Zonder de vereiste berekeningen had zij een wezenlijk ander schetsontwerp ingediend.
4.4.
De Gemeente voert als verweer dat de door [eiseres] genoemde knock-outeisen (waaronder de duurzaamheidseisen en de uitvoering binnen het taakstellend budget) betrekking hebben op de uitvoering van de opdracht en dus kwalificeren als uitvoeringsvoorwaarden. Dat inschrijvingen inhoudelijk – op straffe van ongeldigheid – aan de knock-outeisen dienen te worden getoetst volgt niet uit de aanbestedingsdocumenten; daar wordt immers op geen enkele plaats enige vorm van berekening vereist. In paragraaf 2.8.2 van de Gunningsleidraad is juist expliciet bepaald dat een inschrijver door het
enkelefeit van inschrijving reeds verklaart zich te conformeren aan alle gesteld knock-outeisen. Uit (objectieve uitleg van) de aanbestedingsstukken volgt dus dat een inhoudelijke beoordeling van de knock-outeisen niet aan de orde was en dat uitsluitend sprake zou zijn van een (administratieve) controle op het indienen van de inschrijving, aldus de Gemeente. Overigens is door de andere twee inschrijvers wel degelijk aandacht besteed aan hetgeen is gevraagd in paragraaf 3.2.1 van de Gunningsleidraad, in de vorm van onder andere een (bouw)kostenraming, al dan niet via een vergelijking met recent gerealiseerde vergelijkbare projecten, aldus de Gemeente.
4.5.
Subsidiair voert de Gemeente aan dat sprake is van rechtsverwerking. Indien [eiseres] van mening was dat de Gunningsleidraad een onvolkomenheid bevatte, omdat in de daarin beschreven procedure geen inhoudelijke toetsing aan de knock-outeisen (en dus ook geen toetsing aan de hand van berekeningen) zou plaatsvinden, dan had zij dat vóór haar inschrijving bekend moeten maken. De Gemeente heeft in bijlage 2 bij de Gunningsleidraad ook op die verplichting gewezen.
4.6.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De vraag die voorligt is of de Gemeente terecht heeft geoordeeld dat de inschrijvingen van [naam architecten 2] en [naam architecten 3] voldoen aan de knock-outcriteria, in het bijzonder de door de Gemeente in de aanbestedingsstukken benoemde duurzaamheidsambities ‘GPR8’, ‘ENG’ en ‘Frisse Scholen B’. Niet in geschil is dat deze ambities moeten worden aangemerkt als knock-outcriteria in de zin van de aanbestedingsstukken. De vraag hoe deze criteria in de aanbestedingsprocedure beoordeeld (dienen te) worden, moet worden beantwoord door uitleg van de aanbestedingsstukken. Naar vaste jurisprudentie brengen de toepasselijke beginselen van transparantie en gelijkheid mee dat het er bij de uitleg van de aanbestedingsstukken om gaat hoe een behoorlijk geïnformeerd en normaal oplettende gegadigde een criterium heeft kunnen begrijpen. Hierbij moet worden uitgegaan van de zogenaamde ‘CAO-norm’. De bewoordingen van het beoordelingscriterium – gelezen in het licht van de gehele tekst van de overige (relevante) aanbestedingsstukken – zijn van doorslaggevende betekenis, waarbij het aankomt op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin die stukken zijn opgesteld.
4.7.
Het criterium waar het in dit geval om gaat is neergelegd in paragraaf 2.8 van de Gunningsleidraad, waarin de verschillende fases van de beoordelingsprocedure worden beschreven. De structuur van deze paragraaf is aldus, dat eerst de vijf fases worden opgesomd, waarna (in de (sub)paragrafen 2.8.1 tot en met 2.8.4) per fase een toelichting wordt gegeven. In deze zaak gaat het om ‘fase 2’ van de beoordeling, omschreven als
“vaststellen of voldaan is aan de knock-outeisen”. De nadere toelichting hierop (in subparagraaf 2.8.2) luidt:
“Met het indienen van de inschrijving gaan de Inschrijvers akkoord met de inhoud van de Gunningsleidraad en de daarbij behorende Bijlagen. Dit houdt in dat zij zich conformeren aan alle gestelde eisen.”
4.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is uit deze bewoordingen, ook indien zij worden gelezen in het licht van de overige tekst van de aanbestedingsstukken, niet af te leiden dat bij de inschrijving berekeningen (of andere vormen van objectieve en verifieerbare onderbouwing) met betrekking tot de duurzaamheidscriteria vereist zijn. De tekst lijkt eerder te wijzen op het tegendeel. Verder blijkt noch uit de rest van de Gunningsleidraad, noch uit andere stukken met betrekking tot de inschrijving dat om berekeningen wordt gevraagd. Met andere woorden, een behoorlijk geïnformeerd en normaal oplettende inschrijver heeft op basis van deze tekst, mede in het licht van de overige aanbestedingsstukken, het criterium ‘vaststellen of is voldaan aan de knock-outeisen’ aldus kunnen begrijpen dat daaraan – voor zover het de beoordeling in de gunningsfase betreft – door inschrijving is voldaan. Voor zover [eiseres] heeft bedoeld te betogen dat ‘het niet anders kan’ dan dat inhoudelijke beoordeling van de knock-outcriteria reeds in de gunningsfase zou plaatsvinden, gelet op de fundamentele verwevenheid van de duurzaamheidscriteria met het ontwerp, en dat gelet daarop duidelijk moest zijn dat bij het ontwerp berekeningen (of een andere objectieve onderbouwing) dienden te worden overgelegd, volgt de voorzieningenrechter haar daarin niet. De (mogelijke) omstandigheid dat het voor een deugdelijk duurzaam ontwerp noodzakelijk is om bepaalde berekeningen te maken, brengt immers niet noodzakelijkerwijs mee dat deze berekeningen ook moeten worden overgelegd bij de inschrijving. Niet gesteld of gebleken is dat dit een dermate vanzelfsprekende of gebruikelijke gang van zaken is dat behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers dit (zonder dat dit uit de tekst naar voren komt) anders hadden moeten begrijpen. Voor zover [eiseres] met dit standpunt heeft beoogd te betogen dat het ontbreken van een inhoudelijke beoordeling van de duurzaamheidscriteria in het kader van de gunningsbeslissing leidt tot een gebrekkige aanbestedingsprocedure (althans tot een mogelijk onjuiste gunningsbeslissing), komt de rechtbank daarop in het navolgende nog terug.
Aan het voorgaande doet evenmin af dat in paragraaf 3.2.1 bij het subgunningscriterium ‘Schetsontwerp’ een toelichting op het ontwerpvoorstel wordt gevraagd, waarbij onder meer wordt gevraagd in te gaan op de vraag welke ontwerpkeuzes zijn gemaakt aan de hand van de gestelde duurzaamheidsambities van de Gemeente (ENG, GPR 8 en Frisse Scholen klasse B), wat de afwegingen daarbij waren en welke kansen worden gezien. Ook op die plaats wordt immers niet expliciet om berekeningen of een andere specifieke vorm van onderbouwing gevraagd, terwijl evenmin voldoende aannemelijk is geworden dat een dergelijke toelichting niet anders kan worden gegeven dan door het overleggen van berekeningen. Een meer algemene of conceptuele toelichting op de ontwerpkeuzes en inzage in de gemaakte afwegingen naar aanleiding van de duurzaamheidscriteria is immers – wat daarvan naar de mening van [eiseres] de waarde ook moge zijn – in beginsel niet ondenkbaar. Gelet op de stellingen van de Gemeente is een dergelijke toelichting door de twee andere inschrijvers gegeven. Ook uit dit deel van de aanbestedingsstukken volgt dus niet dat inschrijvers hadden moeten begrijpen dat zij berekeningen of een andere concrete onderbouwing hadden moeten aanleveren. In het licht van het voorgaande was er voor de Gemeente ook geen noodzaak om, zoals door [eiseres] bepleit, in de Gunningsleidraad, of enig ander stuk expliciet op te nemen dat berekeningen
nietnoodzakelijk waren.
4.9.
Op basis van het bovenstaande luidt de conclusie dat de inschrijvers op basis van de aanbestedingsstukken niet waren gehouden een berekening of vergelijkbare (gedetailleerde) onderbouwing met betrekking tot de duurzaamheid van hun ontwerp bij hun inschrijving te voegen en dat de inschrijvingen van [naam architecten 2] en [naam architecten 3] op die grond niet alsnog ongeldig dienen te worden verklaard.
4.10.
Voor zover [eiseres] zich op het standpunt stelt dat inhoudelijke toetsing op de duurzaamheidscriteria achteraf (dus bij de uitvoering) niet mogelijk (lees: zinvol) is, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. [eiseres] voert aan dat energieneutraliteit en een hoge GPR-score geen randvoorwaarden of losse onderdelen in een ontwerp zijn, maar leiden tot fundamentele ontwerpkeuzes, die al in de schetsfase moeten worden gemaakt. Worden deze eisen pas later meegenomen en getoetst, dan leidt dit niet alleen tot aanzienlijk hogere kosten, maar ook tot ongewenste ontwerpoplossingen die afbreuk doen aan de ruimtelijke en functionele kwaliteit van het gebouw, aldus [eiseres] . Deze stelling ziet niet zozeer op de vraag of de inschrijvingen van [naam architecten 2] en [naam architecten 3] geldig zijn, maar eerder op een mogelijk gebrek in de aanbestedingsprocedure zelf, namelijk een onjuist toetsingsmoment, waardoor de mogelijkheid ontstaat dat de inschrijving niet wordt gegund aan de inschrijver met de economisch meest voordelige inschrijving.
Wat daar ook van zij, op grond van het beginsel van rechtsverwerking (vastgelegd in de uitspraak van het Hof van Justitie EG 12 februari 20024, Grossmann Air Service tegen de Republiek Oostenrijk, zaak C-230/02) had van [eiseres] verlangd kunnen worden dat zij die vermeende tekortkoming in de gevolgde aanbestedingsprocedure onverwijld bij de Gemeente had gemeld. [eiseres] heeft die vermeende tekortkoming immers al bij de inschrijving opgemerkt, althans had die moeten opmerken, nu de tekst van paragraaf 2.8.2 van de Gunningsleidraad, zoals zij zelf stelt, niet verenigbaar is met haar uitleg van de aanbestedingsstukken en met haar uitgangspunt dat een intensievere toetsing (van de technische haalbaarheid) van de duurzaamheidscriteria noodzakelijk is. Het had dan ook op haar weg gelegen die tekortkoming (of onduidelijkheid) aan de orde te stellen in de dialoogrondes, of in het kader van de vragenronde voor de nota van inlichtingen. Nu zij daar toen geen melding van heeft gemaakt, kan zij daarop, gelet op het beginsel van rechtsverwerking, thans geen beroep meer doen.
4.11.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de vorderingen onder 1 en 4 moeten worden afgewezen.
Zijn de schetsontwerpen van de drie inschrijvers correct beoordeeld?
4.12.
[eiseres] stelt in de tweede plaats dat de beoordeling door de Gemeente van zowel de inschrijvingen van [naam architecten 2] en [naam architecten 3] als haar eigen inschrijving op het gunningscriterium Schetsontwerp onjuist is. De huidige beoordeling van [naam architecten 2] en [naam architecten 3] is onbegrijpelijk, omdat de integraliteit en de technische haalbaarheid niet getoond zijn. Dit zou tot de score ‘onvoldoende’ moeten leiden, aangezien de schetsontwerpen van deze inschrijvers hierdoor ondermaats zijn en niet voldoen aan de vereisten, aldus [eiseres] . Ook de beoordeling van haar eigen inschrijving acht [eiseres] onbegrijpelijk. Zij voert daartoe aan dat zij in de uitwerking van het Schetsontwerp zeer veel aandacht heeft besteed aan het uitgangspunt “duurzaam” en de uitgangspunten Programma Frisse Scholen categorie B, de ENG-norm, GPR-score gemiddeld 8, ‘modulair bouwen’ en ‘sober en tijdloos ontwerp’. Daarbij heeft zij (toetsbare) berekeningen overgelegd. Zij wordt echter afgerekend op kleurgebruik, letters in de luifel, de klimwand/glijbaan en de ronde vormen. Daarmee is zij afgerekend op aspecten die (i) niet ter beoordeling aan de beoordelingscommissie voorliggen, (ii) niet, althans in zeer beperkte mate raken aan de essentie van de opdracht en (iii) niet kunnen leiden tot vraagtekens of onduidelijkheden. Bovendien blijkt uit de gunningsbeslissing dat de beoordelingscommissie voornoemde aspecten zowel bij het onderdeel ‘omgeving’ als bij het onderdeel ‘sober, doelmatig en tijdloos’ heeft betrokken. Daardoor wordt [eiseres] op grond van dezelfde aspecten twee keer ‘afgerekend’. [eiseres] acht het onbegrijpelijk dat alle drie de inschrijvingen een score van 70% hebben gekregen: met de berekeningen geeft [eiseres] het beste antwoord op de essentie van de opdracht en de ondergeschikte aspecten waarop zij wordt afgerekend staan niet in verhouding tot de ontbrekende onderbouwing van [naam architecten 2] en [naam architecten 3] . Omdat de scores dicht bij elkaar liggen, heeft zij belang bij herbeoordeling.
4.13.
De Gemeente voert ten aanzien van de inschrijvingen van [naam architecten 2] en [naam architecten 3] onder meer aan dat deze inschrijvingen niet ongeldig zijn, aangezien uit de aanbestedingsstukken niet blijkt dat inschrijvers verplicht waren hun inschrijvingen van berekeningen te voorzien. Bovendien hebben de andere twee inschrijvers wel degelijk een toelichting gegeven op de duurzaamheid van hun ontwerp, in de vorm van, onder andere, een gerichte (bouw)kostenraming. Hierover zijn door het beoordelingsteam bij de presentatie ook gerichte vragen gesteld. Ten aanzien van de inschrijving van [eiseres] wijst de Gemeente er in de eerste plaats op dat aan de beoordelingscommissie de nodige vrijheid toekomt bij de beoordeling van kwalitatieve (sub)gunningscriteria: er is sprake van een beperkte, marginale toetsing door de rechter. Slechts bij procedurele of inhoudelijke onjuistheden bestaat ruimte voor rechterlijk ingrijpen; van dergelijke onjuistheden is in dit geval geen sprake. Dat [eiseres] in haar inschrijving veel aandacht heeft besteed aan duurzaamheid ontkent de Gemeente niet, maar het beoordelingsteam heeft geen extra waarde toegekend aan de door [eiseres] overgelegde berekeningen, omdat daarover in de aanbestedingsstukken niet naar is gevraagd. Bovendien vormt duurzaamheid slechts één van de zeven gelijkwegende beoordelingsaspecten. Het gebruik van kleur, letters, materiaal en vorm was gelet op paragraaf 3.2.1 van de Gunningsleidraad expliciet onderdeel van de beoordelingsopdracht. Deze elementen hebben bovendien wel degelijk invloed op het criterium ‘soberheid, doelmatigheid en tijdloosheid’: zij kunnen hieraan direct bijdragen of juist afbreuk doen. Als normaal oplettende inschrijver had [eiseres] kunnen en moeten weten dat kleur, letters en vormgeving voor de Gemeente van belang waren en in de beoordeling zouden worden meegenomen.
4.14.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat aan de voorzieningenrechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toekomt wanneer het aankomt op de beoordeling van een kwalitatief criterium. Aan de beoordelingscommissie, waarvan de deskundigheid in beginsel moet worden aangenomen, moet de nodige vrijheid worden gegund, mede waar van een rechter niet kan worden verlangd dat deze specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. In beginsel is het daarom niet aan de voorzieningenrechter om kwalificaties aan onderdelen van de inschrijving te verbinden zoals uitstekend of goed. Slechts wanneer sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling, dan wel procedurele of inhoudelijke onjuistheden/onduidelijkheden, die zouden kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter. Enige mate van subjectiviteit is inherent aan de beoordeling van een kwalitatief criterium. Weliswaar staat dat (enigszins) op gespannen voet met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het behoeft – op zichzelf – nog niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht dan wel die beginselen. Van belang is dat (i) het voor een kandidaat-inschrijver duidelijk is wat van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld, en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor de afgewezen inschrijvers mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Het betreft dan ook een marginale toetsing door de rechter.
4.15.
Zoals hiervoor reeds overwogen (zie rov. 4.6-4.9) waren de inschrijvers op grond van de aanbestedingsstukken niet gehouden bij hun inschrijving berekeningen of een vergelijkbare concrete onderbouwing over te leggen. Hieruit volgt reeds dat niet onbegrijpelijk is dat de afwezigheid van dergelijke berekeningen niet tot de score ‘onvoldoende’ heeft geleid. De stellingen van [eiseres] met betrekking tot de beoordeling van de inschrijvingen van [naam architecten 2] en [naam architecten 3] slagen dus niet.
4.16.
De voorzieningenrechter volgt [eiseres] evenmin in haar stellingen met betrekking tot de beoordeling van haar eigen inschrijving. Dat de beoordelingscommissie geen extra punten heeft toegekend op het beoordelingsaspect ‘duurzaam’ op grond van de door [eiseres] ingediende berekeningen, is niet onbegrijpelijk, nu dergelijke berekeningen niet gevraagd werden. Dat de beoordelingscommissie met het betrekken van kleurgebruik, de letters in de luifel, de klimwand/glijbaan en de ronde vormen in haar oordeel buiten haar beoordelingsruimte zou zijn getreden, is onvoldoende aannemelijk geworden. Immers, zoals de Gemeente terecht heeft aangevoerd, is in paragraaf 3.2.1 van de Gunningsleidraad expliciet vermeld dat de in te dienen uitwerking bij het ontwerp in ieder geval gevelaanzichten en overhoekse perspectieven moet bevatten, waarop zichtbaar is (a) architectonische stijl en kenmerken en (b) gebruik van materiaal en kleur. Daarnaast wordt gevraagd om een toelichting op het ontwerpvoorstel met aandacht voor onder meer ‘sfeerbeelden interieur en exterieur’. Gelet op het feit dat deze aandachtspunten expliciet worden vermeld in het kader van het subgunningscriterium ‘Schetsontwerp’ is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet duidelijk waarom de beoordelingscommissie deze aspecten (gebruik van materiaal en kleur in het exterieur en sfeerbeelden interieur en exterieur) niet in haar beoordeling had kunnen betrekken. Evenmin is voldoende aannemelijk geworden dat de beoordelingscommissie ‘opvallende kleuren en effecten zoals de letters in de luifel’ niet had kunnen betrekken bij het beoordelingsonderdeel (inpassing in de) ‘omgeving’. Hetzelfde geldt voor het beoordelingsonderdeel ‘sober, doelmatig en tijdloos’: de stelling van [eiseres] dat – naar de voorzieningenrechter begrijpt – dit beoordelingsaspect uitsluitend zou zien op materiële kenmerken, zoals degelijk ontwerp zonder onnodige luxe, en niet (daarnaast) op sfeer en uitstraling (zoals gesteld door de Gemeente), zodat de beoordelingscommissie bij de beoordeling daarvan aspecten als – kort gezegd – kleur en vorm niet kon betrekken is, mede gelet op de in paragraaf 3.2.1 van de Gunningsleidraad gevraagde sfeerbeelden, onvoldoende aannemelijk geworden. Gelet hierop kan niet worden geconcludeerd dat de beoordelingscommissie [eiseres] zou hebben ‘afgerekend’ op aspecten die niet aan haar ter beoordeling voorlagen. Evenmin is aannemelijk geworden dat de beoordeling van de commissie onbegrijpelijk is of berust op procedurele of inhoudelijke onjuistheden of onduidelijkheden. Nu op basis van het voorgaande moet worden aangenomen dat de beoordelingscommissie genoemde aspecten (kleurgebruik, letters, vormen etc.) kon betrekken in de beoordeling van de beoordelingsaspecten ‘omgeving’ en ‘sober, doelmatig en tijdloos’, houdt de stelling dat deze aspecten niet, althans in zeer beperkte mate raken aan de essentie van de opdracht ook geen stand. Hetzelfde geldt voor de stelling dat de door de beoordelingscommissie genoemde aspecten ‘niet kunnen leiden tot vraagtekens of onduidelijkheden’: dat oordeel is bij uitstek aan de beoordelingscommissie en is niet onbegrijpelijk.
4.17.
Op grond van het voorgaande zal de vordering onder 2 worden afgewezen.
Is de gunningsbeslissing deugdelijk gemotiveerd?
4.18.
[eiseres] voert ten slotte verschillende bezwaren aan tegen de motivering van de voorlopige gunningsbeslissing met betrekking tot subcriterium K1 (‘Schetsontwerp’). Bij de beoordeling daarvan stelt de voorzieningenrechter het volgende voorop.
4.19.
Op grond van artikel 2.130 Aanbestedingswet dient de gunningsbeslissing de relevante redenen voor die beslissing te bevatten. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat onder ‘relevante redenen’ in ieder geval wordt verstaan de kenmerken en relatieve voordelen van de uitgekozen inschrijving en de naam van de begunstigde. De concrete inhoud van de motiveringsplicht hangt af van de omstandigheden van het geval; daarbij geldt echter dat het de aanbestedende dienst niet is toegestaan bedrijfsvertrouwelijke informatie van de andere inschrijvers met een afgewezen inschrijver te delen. Het vereiste van effectieve rechtsbescherming gaat niet zover dat de aanbestedende dienst een afgewezen inschrijver in de gelegenheid zou moeten stellen de aan de winnende inschrijvers gegeven scores te controleren. De beoordeling van een inschrijving is immers aan de aanbestedende dienst. Het recht van een afgewezen inschrijver om een gunningsbeslissing aan te vechten brengt niet mee dat hij (i) kennis neemt van de andere inschrijvingen en (ii) aan de hand daarvan de beoordeling door de aanbestedende dienst controleert.
4.20.
Volgens [eiseres] had de Gemeente ten aanzien van subcriterium K1 (‘Schetsontwerp’) – naast de motivering van de eigen score van [eiseres] – niet kunnen volstaan met de mededeling “De winnende partij had een gelijke score op K1.” De beoordelingscommissie had, zo begrijpt de voorzieningenrechter, ten minste inzichtelijk moeten maken wat de kenmerken zijn van de beide overige inschrijvers ten aanzien van de ENG-berekeningen, de GPR-berekening en de bouwkostenramingen, althans (op alle drie deze punten) de door deze inschrijvers ingediende verifieerbare informatie op basis waarvan een oordeel kan worden gegeven aan de hand van de scoretabel, aldus [eiseres] .
De voorzieningenrechter volgt [eiseres] daarin niet. Zoals hiervoor reeds is overwogen (rov. 4.6-4.9) volgt uit de aanbestedingsstukken niet dat de inschrijvers de door [eiseres] genoemde berekeningen of andere verifieerbare informatie dienden over te leggen en moet – op basis van dezelfde stukken – tot uitgangspunt worden genomen dat de Gemeente in het gunningsproces niet was gehouden tot een inhoudelijke beoordeling van de door [eiseres] genoemde (duurzaamheids)criteria. Voor een op dergelijke berekeningen of een dergelijke beoordeling voortvloeiende motiveringsplicht van de Gemeente bestaat daarom geen grond.
4.21.
Naar de voorzieningenrechter begrijpt, berust de stelling van [eiseres] dat de Gemeente in de motivering van de gunningsbeslissing had moeten vermelden op welke wijze zij heeft getoetst aan de criteria vermeld in de scoretabel (waaronder integraliteit en technische haalbaarheid) op hetzelfde uitgangspunt (vgl. rov. 4.15), zodat ook daarvoor geen grond bestaat. De voorzieningenrechter overweegt daarbij ten overvloede dat de motiveringsplicht van de Gemeente, zoals voortvloeit uit bovenstaand juridisch kader, niet zo ver strekt dat zij bij ieder criterium dient te vermelden op welke wijze zij daaraan heeft getoetst.
4.22.
Ten slotte heeft [eiseres] een aantal stellingen aangevoerd met betrekking tot de motivering ten aanzien van haar eigen inschrijving. Zij heeft daarbij aangevoerd dat van vraagtekens of onduidelijkheden met betrekking tot haar inschrijving geen sprake kan zijn. Daarnaast moet, indien haar inschrijving met een ‘goed’ in plaats van ‘uitstekend’ beoordeeld blijft, gemotiveerd worden waarom het kleurgebruik, de letters, de klimwand/glijbaan en de ronde vormen niet zouden aansluiten bij de doelstelling ‘sober, doelmatig en tijdloos’. Ook dient de beoordelingscommissie te motiveren op grond waarvan zij meent dat zij de ruimtelijke inpasbaarheid dient te beoordelen en waarom [eiseres] ook op dat punt wordt gekort op basis van de opvallende kleuren en effecten van haar ontwerp.
Ook deze stellingen kunnen niet slagen. In het voorgaande (rov. 4.14 e.v.) is reeds overwogen dat de beoordelingscommissie de nodige vrijheid toekomt bij de beoordeling van de inschrijvingen op het gunningscriterium Kwaliteit. Daarbij is geoordeeld dat niet onbegrijpelijk is dat de beoordelingscommissie de door [eiseres] genoemde aspecten (kleurgebruik, letters etc.) heeft betrokken bij de sub-subgunningscriteria ‘sober, doelmatig en tijdloos’ en ‘omgeving’. Gelet hierop – en mede in het licht van bovenstaand juridisch kader ten aanzien van de motivering – is de door de Gemeente verstrekte motivering op deze sub-subgunningscriteria voldoende.
4.23.
In het licht van het voorgaande zal de vordering onder 3 worden afgewezen.
Kosten
4.24.
De voorzieningenrechter veroordeelt [eiseres] , als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat €
1.107,00
Totaal € 1.821,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 1.821,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling (rov. 5.2 en 5.3) uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025. [3]

Voetnoten

1.Toevoeging rechtbank: ENG staat voor ‘Energie Neutraal Gebouw’.
2.Toevoeging rechtbank: GPR staat voor ‘Gemeentelijke Prestatie Richtlijn’.
3.type: MT