ECLI:NL:RBLIM:2025:4744

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
11487321 CV EXPL 25-402
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen STICHTING WOONPUNT en PARKSTAD BEWINDVOERING B.V. De eisende partij, Woonpunt, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de onderbewindgestelde, die sinds juli 2016 een woning huurt. De huurachterstand was opgelopen tot € 2.578,84, en ondanks een betalingsregeling was de huur niet tijdig voldaan. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van drie maanden in beginsel een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, en dat de omstandigheden van de onderbewindgestelde niet voldoende waren om van deze verplichting af te wijken. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming toegewezen, met een redelijke ontruimingstermijn van veertien dagen. Daarnaast werd de huurachterstand en de wettelijke rente toegewezen, evenals buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagde partij opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11487321 CV EXPL 25-402
Vonnis van 14 mei 2025
in de zaak van
STICHTING WOONPUNT,
te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonpunt,
gemachtigde: Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen
PARKSTAD BEWINDVOERING B.V., in hoedanigheid van bewindvoerder in het beschermingsbewind van
[naam onderbewindgestelde],
te Brunssum,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Parkstad Bewindvoering q.q. resp. [naam onderbewindgestelde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- het bericht van Parkstad Bewindvoering q.q.
- de mondelinge behandeling van 14 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Woonpunt verhuurt sedert juli 2016 aan [naam onderbewindgestelde] een woning aan de [adres] te [woonplaats] , tegen een huurprijs van thans € 642,96 per maand. In de huurovereenkomst is overeengekomen dat de huurpenningen bij vooruitbetaling, voor de eerste van de maand, worden voldaan.
2.2.
De goederen van [naam onderbewindgestelde] zijn sedert juli 2016 onder bewind gesteld.
2.3.
Er is een achterstand ontstaan in de betaling van de huur. Deze achterstand bedroeg tot en met december 2024 € 2.578,84. Er is een aanmaning verzonden.
2.4.
Parkstad Bewindvoering is, met voorafgaande kennisgeving, niet op de mondelinge behandeling verschenen.

3.Het geschil

3.1.
Woonpunt vordert - samengevat - ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Verder vordert Woonpunt betaling van € 2.930,00, met rente, en een bedrag van € 642,96 per maand vanaf 1 januari 2025 tot met de ingegane maand van de ontruiming en proceskosten.
3.2.
Parkstad Bewindvoering q.q. erkent de huurachterstand. [naam onderbewindgestelde] heeft langere tijd geen inkomen gehad. Inmiddels is er inkomen en een betalingsregeling getroffen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vaststaat dat ten tijde van de dagvaarding sprake is van een huurachterstand van
€ 2.578,84. Volgens Woonpunt bedroeg de huurachterstand op 1 maart 2025 € 1.863,74. Daartoe is op de mondelinge behandeling een recent betalingsoverzicht ingebracht. De kantonrechter gaat uit van dit overzicht omdat dit onbetwist is gebleven. Uit dit overzicht is op te maken dat rekening is gehouden met de door Parkstad Bewindvoering q.q. gestelde aflossingen. De kantonrechter begrijpt aan de hand van het overzicht dat zowel eind januari 2025 als eind februari 2025 alleen de maanden oktober en november 2024 openstonden en dat de betalingsachterstand op 1 februari 2025 respectievelijk 1 maart 2025 van (toch) drie maanden mede wordt veroorzaakt omdat de lopende huur - telkens weer - niet voor de eerste wordt betaald. Zo was op 13 maart 2025 de huur over maart 2025 nog altijd niet voldaan.
4.2.
Een huurachterstand van drie maanden rechtvaardigt in beginsel een ontbinding van de huurovereenkomst, maar de kantonrechter moet alle omstandigheden wegen. Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding bedroeg de huurachterstand vier maanden. De huurachterstand is na het uitbrengen van de dagvaarding weliswaar ingelopen, maar bedroeg laatstelijk nog steeds (bijna) drie maanden. Het tijdig betalen van de huur is een van de belangrijkste verplichtingen van de huurder. Hieraan is niet voldaan. Met het inlopen is de tekortkoming in het verleden ook niet ongedaan gemaakt, omdat hoe dan ook sprake was van te late huurbetaling. De door Parkstad Bewindvoerder q.q. genoemde financiële omstandigheden van Schneider ontslaan hem niet van de verplichting om de huur tijdig te betalen. De kantonrechter zal de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming daarom toewijzen, maar met een redelijke ontruimingstermijn van veertien dagen. Er zijn geen concrete redenen die een kortere ontruimingstermijn van drie dagen, zoals hier is gevorderd, rechtvaardigen.
4.3.
Woonpunt heeft op de mondelinge behandeling toegelicht over een vonnis te wensen beschikken “als stok achter te deur”. Woonpunt heeft daarmee in feite toegezegd niet over te gaan tot ontruiming van de woning zolang de lopende huur wordt betaald en de inmiddels getroffen betalingsregeling onverkort wordt nagekomen.
4.4.
De (actuele) huurachterstand van € 1.863,74 (gerekend tot en met maart 2025) moet worden betaald. Ook is de geldende huurprijs, eventueel te vermeerderen met de wettelijk toegestane huurverhoging, verschuldigd zolang de huurovereenkomst duurt en daarna een vergoeding gelijk aan de huurprijs (ex artikel 7:225 BW) tot en met de maand waarin de woning is ontruimd. Een ingegane maand wordt daarbij gerekend voor een hele maand.
Ook deze vordering wordt toegewezen (vanaf 1 april 2025).
4.5.
Over de aanvankelijk verschuldigde hoofdsom van € 2.578,84 is wettelijke rente gevorderd vanaf datum dagvaarden (11 december 2024). Deze wettelijke rente moet worden betaald omdat het verzuim is ingetreden. Kort daarop is die hoofdsom ingelopen. De gevorderde wettelijke rente zal daarom toegewezen als in de beslissing bepaald.
4.6.
Woonpunt vordert een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De toewijsbaarheid van deze vordering zal worden beoordeeld aan de hand van art. 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit bik).
De overeenkomst bevat een incassokostenbeding. Omdat Schneider een consument is, moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of dit beding oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/12/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Het beding wijkt niet ten nadele van de consument af van de wettelijke regeling die zonder dat beding zou gelden. Het beding is daarom niet oneerlijk en staat wat dat betreft niet aan toewijzing van incassokosten in de weg. Aan het beding, dat de eisen van de wet omvat, is voldaan.
Het gevorderde bedrag is berekend op basis van het in het Besluit bepaalde tarief. De gevorderde vergoeding van € 351,36 inclusief btw is daarmee toewijsbaar.
4.7.
Parkstad Bewindvoering q.q. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woonpunt worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.245,72

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Woonpunt en Schneider,
5.2.
veroordeelt Parkstad Bewindvoering q.q. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan de [adres] te [woonplaats] te verlaten en te ontruimen, met alle personen en zaken die zich daar van de zijde van Schneider bevinden, en het gehuurde onder afgifte van de sleutels ter beschikking van Woonpunt te stellen,
5.3.
veroordeelt Parkstad Bewindvoering q.q. om te betalen aan Woonpunt:
€ 1.863,74 aan achterstallige huur tot en met de maand maart 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.930,20 vanaf 11 december 2024 tot aan de dag dat alles is betaald, waarbij bij de berekening van de wettelijke rente rekening moet worden gehouden met de gedane betalingen,
€ 642,96 per maand, eventueel te vermeerderen met de wettelijk toegestane huurverhoging, vanaf 1 april 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
€ 351,36 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.4.
veroordeelt Parkstad Bewindvoering q.q. in de proceskosten van € 1.245,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Parkstad Bewindvoering q.q. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025.
NIv