ECLI:NL:RBLIM:2025:4912

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
C/03/334332 HA RK 24/166
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toeslagenaffaire: verzoek tot benoeming van deskundigen voor voorlopig deskundigenonderzoek

In deze zaak, die betrekking heeft op de toeslagenaffaire, hebben verzoekers, bestaande uit [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2], een verzoek ingediend tot benoeming van een psychiatrisch deskundige en een arbeidskundige. Dit verzoek is gedaan om een voorlopig deskundigenonderzoek te laten verrichten, teneinde de schade die zij en hun minderjarige kinderen hebben geleden als gevolg van onrechtmatige besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen te kunnen vaststellen. De rechtbank heeft op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De verzoekers hebben de Staat der Nederlanden aansprakelijk gesteld voor materiële en immateriële schade die is ontstaan door besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen met betrekking tot kinderopvangtoeslag in de jaren 2010, 2012 en 2013. De Staat heeft aansprakelijkheid erkend voor [verzoekster sub 2], maar betwistte aansprakelijkheid jegens [verzoeker sub 1] en de minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende aanleiding is om het verzoek tot benoeming van deskundigen toe te wijzen, gezien de impact van de besluiten op de gezinssituatie. De rechtbank heeft bepaald dat er een psychiatrisch onderzoek zal plaatsvinden, evenals een arbeidsdeskundig onderzoek, om de gevolgen van de toeslagenaffaire voor de betrokkenen in kaart te brengen. De deskundigen zullen worden benoemd na het indienen van offertes.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rekestnummer: C/03/334332 / HA RK 24-166
Beschikking van 20 mei 2025
in de zaak van

1.[verzoeker sub 1] , en

2.
[verzoekster sub 2],
namens zichzelf, alsmede in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van:

3.[verzoeker sub 3] ,

4.
[verzoeker sub 4],
5.
[verzoeker sub 5],
6.
[verzoekster sub 6],
allen wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
advocaat mr. C.L.J.A. Spiertz.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te Den Haag,
advocaat mr. drs. H.J.S.M. Langbroek.
Partijen worden hierna [verzoeker sub 1] , [verzoekster sub 2] en de Staat genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het (aangepaste) verzoekschrift met één productie, ter griffie ontvangen op 11 september 2024,
  • het verweerschrift, per e-mail ter griffie ontvangen op 8 januari 2025,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 14 januari 2025, waarbij [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] een kopie van de machtiging van de kantonrechter van 11 september 2024 hebben overgelegd,
  • het e-mailbericht van mr. Spiertz van 8 mei 2025.
1.1.
Ter zitting zijn verschenen:
  • [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] , bijgestaan door mr. Spiertz en zijn kantoorgenoot mr. M. Jans,
  • de heer D. Koeman van de Dienst Toeslagen, bijgestaan door mr. drs. Langbroek.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster sub 2] heeft twee kinderen uit een eerdere relatie, te weten: [verzoeker sub 5] en [verzoekster sub 6] . [verzoeker sub 1] heeft eveneens twee kinderen uit een eerdere relatie, te weten: [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4] . [verzoekster sub 2] en [verzoeker sub 1] zijn op 25 september 2018 gaan samenwonen.
2.2.
Bij brieven van 22 januari 2024 en 9 juli 2024 hebben [verzoekster sub 2] en [verzoeker sub 1] , namens zichzelf alsmede namens hun minderjarige kinderen, de Staat aansprakelijk gesteld voor de materiële en immateriële schade als gevolg van de onrechtmatige besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen ten aanzien van kinderopvangtoeslag over (in ieder geval) de toeslagjaren 2010, 2012 en 2013.
2.3.
De Staat heeft bij brief van 14 juni 2024 aansprakelijkheid jegens [verzoekster sub 2] erkend voor de besluiten met betrekking tot de jaren waarvoor door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen compensatie is toegekend.
2.4.
Op grond van een definitieve compensatiebeschikking van de Belastingdienst/Toeslagen van 19 april 2022 met kenmerk UHT-DHC-DC I heeft [verzoekster sub 2] een compensatiebedrag ontvangen.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekers wensen hun (resterende) schade te verhalen langs civielrechtelijke weg. Teneinde hun rechtspositie ten opzichte van de Staat nader te kunnen bepalen, wensen zij hun schade en die van hun kinderen te laten beoordelen door onafhankelijke deskundigen. Verzoekers vragen om een voorlopig deskundigenbericht met benoeming van een psychiater en een arbeidsdeskundige en aan hen de in het verzoekschrift geformuleerde vragen ter beantwoording voor te leggen. Gezien de aard van de schade wensen verzoekers dat er per verzoeker een psychiatrisch onderzoek wordt ingesteld naar de mentale gevolgen van de problemen die zijn ontstaan door de onrechtmatige besluiten en de daarmee samenhangende handelingen van de Staat, zoals de getroffen invorderingsmaatregelen. Doel van het onderzoek is om vast te stellen of sprake is van psychische klachten en of het aannemelijk is dat deze klachten in causaal verband staan met de hiervoor genoemde onrechtmatige besluiten en handelingen van de Staat. Aansluitend op de psychiatrische expertise wensen verzoekers dat een arbeidskundige expertise plaatsvindt. Doel van dit onderzoek is om per verzoeker een beoordeling te maken van het functioneren in privé-, werk- en/of studiesituaties, rekening houdend met de eventueel door de psychiater vastgestelde functionele beperkingen. Indien sprake is van functionele beperkingen, dienen de gevolgen daarvan voor het inkomen en het studie- en carrièreperspectief per gezinslid in kaart te worden gebracht. Hetzelfde geldt voor de impact van deze beperkingen op het sociaal en emotioneel functioneren. Op deze wijze kan per gezinslid een vergelijking worden gemaakt tussen de situatie mét en zonder toeslagenaffaire. Verzoekers wensen, indien sprake is van enige mate van arbeidsongeschiktheid, aan de hand van een actuarieel rekenkundige expertise per persoon te laten berekenen wat de omvang is van de geleden en toekomstige inkomensschade, een en ander in aanvulling op de arbeidsdeskundige rapportage, indien en voor zover de arbeidsdeskundige een dergelijke rapportage noodzakelijk acht.
3.2.
De Staat heeft verweer gevoerd. De Staat erkent aansprakelijkheid jegens [verzoekster sub 2] , maar betwist aansprakelijkheid jegens [verzoeker sub 1] en de minderjarige kinderen van [verzoekster sub 2] en van [verzoeker sub 1] . [verzoeker sub 1] was niet de toeslagpartner van [verzoekster sub 2] ten tijde van de beschikkingen over de toeslagjaren 2010, 2012 en 2013; voor zover de Staat bekend vormde hij destijds geen gezamenlijke huishouding met [verzoekster sub 2] . Dat geldt naar alle waarschijnlijkheid ook voor de minderjarigen [verzoeker sub 1] . De bewuste besluiten hadden ook geen betrekking op kinderopvang van hen. De Staat betwist bovendien in algemene zin aansprakelijkheid ten aanzien van de minderjarigen. Die aansprakelijkheid stuit af op het relativiteitsvereiste. Onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 11 november 2024 (ECLI:NL:RBOV:2024:5910) en de daarin opgenomen overwegingen, verweert de Staat zich echter niet ten aanzien van het verzoek tot het gelasten van een psychiatrisch onderzoek van de minderjarige kinderen van [verzoekster sub 2] . De Staat verweert zich wel tegen het verzochte onderzoek door een arbeidsdeskundige ten aanzien van de kinderen van [verzoekster sub 2] en sluit daarbij aan bij de overwegingen op dit onderdeel in het vonnis van rechtbank Overijssel. Een arbeidsdeskundig onderzoek ten aanzien van de kinderen is op dit moment voorbarig en niet doelmatig. Aan een dergelijk onderzoek zijn ook aanzienlijke kosten verbonden. Toewijzing van dit deel van het verzoek is daarom in strijd met de goede procesorde. Verder verweert de Staat zich tegen de verzochte deskundigenonderzoeken ten aanzien van [verzoeker sub 1] en diens kinderen wegens strijd met de goede procesorde, dan wel het ontbreken van voldoende belang.

4.De beoordeling

Het verzoek tot benoeming van een psychiater en een arbeidsdeskundige

4.1.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek tot het gelasten van een psychiatrisch deskundigenonderzoek ten aanzien van [verzoekster sub 2] en haar kinderen, alsmede tot het gelasten van een arbeidsdeskundigenonderzoek ten aanzien van [verzoekster sub 2] kan worden toegewezen, nu de Staat zich daartegen niet verzet.
4.2.
In geschil is echter het verzoek tot het gelasten van een psychiatrisch en arbeidsdeskundigenonderzoek ten aanzien van [verzoeker sub 1] en zijn kinderen en het verzoek tot het gelasten van een arbeidsdeskundigenonderzoek ten aanzien van de kinderen van [verzoekster sub 2] . De rechtbank overweegt als volgt.
4.3.
Een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 202 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) (oud) kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of voort te zetten. Aan de rechter die heeft te oordelen over het verzoek om een dergelijk onderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is echter anders indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen, misbruik wordt gemaakt, bijvoorbeeld omdat verzoeker wegens onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kan worden toegelaten, of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Voorts bestaat geen bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopig deskundigenonderzoek indien de verzoeker bij toewijzing daarvan onvoldoende belang heeft.
4.4.
De vraag of de Staat ook tegenover de kinderen van [verzoekster sub 2] en [verzoeker sub 1] , alsook tegenover [verzoeker sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld, hetgeen de Staat gemotiveerd heeft betwist, zal in voorkomend geval in een bodemprocedure beoordeeld dienen te worden. In de onderhavige procedure dient de rechtbank het verzoek te toetsen aan het hiervoor onder rechtsoverweging 4.3. weergegeven kader, op grond waarvan de ruimte om het verzoek af te wijzen beperkt is. Mede gelet op de ter zitting gegeven toelichting over de gezinssituatie en de impact die (de nasleep van) de besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen op het gezin hebben gehad (wisselwerking en samenhang), kan er mogelijk ook sprake zijn van schade aan de zijde van [verzoeker sub 1] en zijn kinderen. Niet uitgesloten is dat ook zij een vorderingsrecht hebben jegens de Staat. Het verzoek tot het gelasten van een psychiatrisch deskundigenonderzoek ten aanzien van [verzoeker sub 1] en diens kinderen wordt daarom toegewezen.
4.5.
Ook het verzoek tot benoeming van een arbeidsdeskundige ten aanzien van de kinderen van [verzoekster sub 2] , de kinderen van [verzoeker sub 1] , alsmede [verzoeker sub 1] zelf, kan worden toegewezen Zoals hiervoor is overwogen, is thans niet uitgesloten dat ook zij een zelfstandig vorderingsrecht hebben jegens de Staat. Naar het oordeel van de rechtbank is daarin een voldoende belang gelegen om de verzochte deskundigenonderzoeken te laten plaatsvinden. Dat onderzoek ziet immers niet alleen op het functioneren in privé, werk- en/of studiesituaties, maar ook, zoals ter zitting door verzoekers naar voren is gebracht, op de impact van een trauma op de mogelijkheden van onderwijs (middelbaar en voortgezet onderwijs) en het inzichtelijk maken van (mogelijk) gemiste kansen.
4.6.
De rechtbank bepaalt dat het onderzoek door een arbeidsdeskundige eerst zal plaatsvinden indien en voor zover de psychiater de vraag of bij de betrokkenen als gevolg van de in 2012 genomen beschikkingen met betrekking tot de toeslagjaren 2010, 2012 en 2013 beperkingen in het mentale functioneren zijn ontstaan (vraag 5). Daarbij zal de rechtbank het definitieve rapport van de psychiatrisch deskundige doorsturen aan de arbeidsdeskundige. Verder bepaalt de rechtbank dat indien en voor zover de arbeidsdeskundige een actuariële rapportage (rekenkundige expertise) noodzakelijk acht, dit onderzoek kan worden uitgevoerd.
De deskundigen
4.7.
De Staat heeft geen bezwaren geuit tegen het voorstel van verzoekers om Van Summeren te benoemen als arbeidsdeskundige. Per e-mailbericht van 8 mei 2025 heeft mr. Spiertz meegedeeld dat een aan WPEX verbonden psychiater bereid is gevonden de psychiatrische expertise uit te voeren.
4.8.
Alvorens tot benoeming van deze deskundigen over te gaan, zal de rechtbank de deskundigen benaderen en hen vragen een offerte uit te brengen. Nadat de offertes aan partijen zijn voorgelegd, zal bij (eind)beschikking tot benoeming van de deskundigen en vaststelling van het voorschot worden overgegaan.
De vraagstellingen
4.9.
De Staat heeft bezwaren geuit tegen de voorgestelde vragen aan de te benoemen deskundigen. Dit bezwaar richt zich allereerst op de wijze waarop de term ‘het voorval’ is gedefinieerd. De rechtbank zal aansluiten bij de meer neutrale beschrijving zoals voorgesteld door de Staat.
4.10.
Verder heeft de Staat enkele opmerkingen gemaakt met betrekking tot de voorgestelde vraagstelling van verzoekers, met welke opmerkingen (aanvulling en wijziging) verzoekers instemmen. De rechtbank zal daarom de vraagstellingen, zoals gewijzigd door de Staat, overnemen.
De voorschotten
4.11.
De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geding aanleiding om te bepalen dat de voorschotten op de kosten van de te benoemen deskundigen door de Staat moeten worden gedeponeerd.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat met betrekking tot verzoekers een onderzoek door een psychiater zal worden verricht ter beantwoording van de volgende vragen:
Inleiding
[verzoekster sub 2] is erkend gedupeerde van de zogeheten kinderopvangtoeslagaffaire. Met betrekking tot de toeslagjaren 2010, 2012 en 2013 zijn in 2012 (voor het eerst op 3 mei) en 2013 beschikkingen genomen als gevolg waarvan geen recht meer bestond op kinderopvangtoeslag en ook terugbetalingen hebben moeten plaatsvinden (hierna verder aangeduid als ‘het voorval’). U wordt verzocht om een psychiatrisch onderzoek in te stellen naar de gevolgen van het voorval en naar aanleiding van uw bevindingen de hierna genoemde vragen gemotiveerd te beantwoorden:
Wat is uw diagnose en, voor zover relevant, kunt u eventueel eerder gestelde diagnose(s) bevestigen?
Zijn er stoornissen aantoonbaar in het mentaal functioneren van betrokkene, zoals:
 het reguleren van emoties;
 cognitief functioneren, het opnemen en weergeven van informatie;
 taalgebruik;
 helderheid van bewustzijn;
 gedrag?
3. Is het aannemelijk dat de stoornissen die bij betrokkene worden gevonden in causaal verband kunnen worden gebracht met het voorval?
4. Zijn er wellicht andere oorzaken dan het voorval (al dan niet ermee samenhangend), die een verklaring kunnen zijn voor de aangetoonde stoornissen?
5. Indien de aangetoonde stoornissen kunnen worden toegeschreven aan de gevolgen van het voorval, wat zijn dan de beperkingen in het functioneren van betrokkene die daardoor zijn ontstaan? Kunt u ten aanzien van de beperkingen onderscheid maken tussen beperkingen in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
6. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Verzocht wordt om de mentale functionele beperkingen die voortkomen uit de vastgestelde stoornissen goed te beschrijven.
5.2.
bepaalt, met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 4.6 is overwogen, dat met betrekking tot verzoekers een onderzoek door een arbeidsdeskundige zal worden verricht ter beantwoording van de volgende vragen:
Inleiding
[verzoekster sub 2] is erkend gedupeerde van de zogeheten kinderopvangtoeslagaffaire. Met betrekking tot de toeslagjaren 2010, 2012 en 2013 zijn in 2012 (voor het eerst op 3 mei) en 2013 beschikkingen genomen als gevolg waarvan geen recht meer bestond op kinderopvangtoeslag en ook terugbetalingen hebben moeten plaatsvinden (hierna verder aangeduid als ‘het voorval’). U wordt verzocht om een arbeidsdeskundig onderzoek in te stellen naar de gevolgen van het voorval en naar aanleiding van uw bevindingen de hierna genoemde vragen gemotiveerd te beantwoorden:
Wilt u de studie- en/of beroepswerkzaamheden van betrokkene in beeld brengen, voordat het voorval betrokkene beïnvloedde?
In welke mate is betrokkene, rekening houdend met de medisch voor hem/haar vastgestelde functionele beperkingen, ongeschikt te achten voor zijn/haar studie- en/of beroepswerkzaamheden zoals die waren voordat het voorval betrokkene beïnvloedde?
Hoe hebben de studie- en/of beroepswerkzaamheden van betrokkene zich ontwikkeld nadat het voorval betrokkene beïnvloedde?
In welke mate hebben de functionele beperkingen van betrokkene invloed op zijn/haar (toekomstig) inkomen?
Kunt u ook op andere vlakken dan voornoemde inzichtelijk maken of sprake is van enige vorm van schade als gevolg van de toeslagenaffaire?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
5.3.
bepaalt dat de voorgestelde deskundigen door de griffier van de rechtbank zullen worden benaderd teneinde een offerte uit te brengen,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.A.J. van Lierop en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025. [1]

Voetnoten

1.type: RJ