Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.De beoordeling
€ 400,55
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft Volkswagen Pon Financial Services B.V. (hierna: Volkswagen) een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij die een leaseovereenkomst had gesloten voor een Audi A3 Sportback. De leaseovereenkomst, die op 23 februari 2021 werd gesloten, verplichtte de gedaagde tot betaling van maandelijkse termijnen van € 410,73. De gedaagde is echter in gebreke gebleven met de betalingen vanaf januari 2024, waarna Volkswagen de overeenkomst op 17 mei 2024 heeft beëindigd. Na beëindiging heeft Volkswagen de gedaagde verzocht de auto te retourneren, maar dit is niet gebeurd. De auto werd uiteindelijk door een recherchebureau getraceerd en opgehaald, maar kwam terug met een kapotte sleutel en ontbrekende onderdelen.
Volkswagen vorderde een totaalbedrag van € 6.435,37 aan hoofdsom, bestaande uit onbetaalde huurtermijnen, kosten voor inname en transport, en kosten voor ontbrekende onderdelen. De gedaagde betwistte een deel van de vordering, met name de kosten voor de kapotte sleutel, en voerde aan dat Volkswagen ten onrechte dubbele termijnen had gevorderd. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde gehouden was de kosten voor de ontbrekende onderdelen te betalen en dat er geen sprake was van dubbele vorderingen. De kantonrechter wees de vordering van Volkswagen toe, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten.
Het vonnis werd uitgesproken op 21 mei 2025 door kantonrechter A.P.A. Bisscheroux, die de gedaagde veroordeelde tot betaling van een totaalbedrag van € 6.835,92 aan Volkswagen, inclusief proceskosten van € 1.450,54. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling binnen veertien dagen na aanschrijving, met de verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is.