ECLI:NL:RBLIM:2025:5073

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
11644041 CV EXPL. 25-1778
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens ernstige overlast en agressie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Wonen Zuid en de gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Wonen Zuid vorderde ontruiming van de huurwoning van de gedaagden wegens ernstige overlast en agressief gedrag van [gedaagde sub 1]. De huurovereenkomst was aangegaan met een tijdelijke verhuur onder strikte voorwaarden, waaronder begeleiding van de huurder. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden zonder recht of titel in de woning verbleven, omdat de begeleidingsovereenkomst was beëindigd. De rechtbank stelde vast dat er gedurende de huurperiode herhaaldelijk overlast was gemeld door omwonenden, waaronder huiselijk geweld en andere ernstige gedragingen. Ondanks dat de gedaagden verweer voerden, oordeelde de rechtbank dat de overlast van zodanige aard was dat ontruiming noodzakelijk was. De rechtbank wees de vordering van Wonen Zuid toe en stelde een ontruimingstermijn van twee weken vast, met de mogelijkheid van uitvoerbaarheid bij voorraad. De gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11644041 CV EXPL 25-1778
Vonnis in kort geding van 26 mei 2025
in de zaak van
STICHTING WONEN ZUID,
te Roermond,
eisende partij,
hierna te noemen: Wonen Zuid,
gemachtigde: mr. P.L.T. Roks,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. L.N. Hermans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 15 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Mr. J.J.M. Golstein heeft waargenomen voor mr. Hermans.
- de pleitnota van [gedaagden]
- de productie van Wonen Zuid.

2.De feiten

2.1.
Tussen Wonen Zuid, een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet, enerzijds en [gedaagden] anderzijds is met ingang van 18 juli 2024 voor de woning aan de [adres] te [woonplaats] een huurovereenkomst “Huurovereenkomst tijdelijke verhuur Housing Plus” tot stand gekomen.
2.2.
In de considerans van de huurovereenkomst is opgenomen:
Verhuurder is enkel bereid om huurder te huisvesten in een van haar woningen, onder de strikte voorwaarden dat huurder begeleiding accepteert en de huurovereenkomst een tijdelijke huurovereenkomst betreft;
Er zal een directe koppeling worden gemaakt tussen verplichte begeleiding van huurder enerzijds en de terbeschikkingstelling van woonruimte door verhuurder aan huurder anderzijds. Hiertoe wordt separaat een overeenkomst gesloten met Housing Plus, inclusief een plan van aanpak;
(…)
Verhuurder is bereid deze woonruimte uitsluitend voor de duur van de begeleiding door de begeleidende instantie in huur te geven aan huurder;
In verband met het feit dat begeleiding van huurder noodzakelijk is, is de begeleiding onlosmakelijk verbonden met de tijdelijke huurovereenkomst; dit houdt in dat deze tijdelijke huurovereenkomst te allen tijde eindigt indien de begeleidingsovereenkomst eindigt;
De bepalingen van de begeleidingsovereenkomst prevaleren te allen tijde boven de bepalingen van deze tijdelijke huurovereenkomst met begeleiding;
Huurder verklaart uitdrukkelijk ermee bekend te zijn dat deze overeenkomst een essentieel tijdelijk karakter draagt en dat hij/zij geen beroep zal doen op huurbescherming c.q. andere wettelijke bepalingen waarmee huurder het gebruik van het gehuurde object tegen de wil van verhuurder zou willen verlengen.
2.3.
In artikel 5 van de overeenkomst staat het volgende:
Begeleiding en beëindiging begeleiding en huurovereenkomst
5.1
Deze huurovereenkomst maakt integraal onderdeel uit van en is onlosmakelijk verbonden met de Housing Plus overeenkomst en een zorg- of begeleidingsovereenkomst met de betrokken zorginstelling. De Housing Plus overeenkomst is aan deze huurovereenkomst gehecht en maakt onlosmakelijk onderdeel uit van deze huurovereenkomst.
5.2.
Indien Housing Plus zich genoodzaakt heeft gezien om het Housing Plus traject voortijdig te beëindigen om een reden die aan de huurder verwijtbaar is en Housing Plus daartoe de Housing Plus overeenkomst heeft opgezegd, eindigt ook deze huurovereenkomst.
2.4.
In artikel 8.2 van de huurovereenkomst is een gedragsaanwijzing opgenomen, omdat in het verleden overlast jegens omwonenden is veroorzaakt. De gedragsaanwijzing komt onder meer erop neer dat aan omwonenden geen overlast wordt veroorzaakt. Dit verbod is ook opgenomen in artikel 6.8 van de algemene huurvoorwaarden, die van toepassing zijn op de huurovereenkomst. In artikel 8.2 van de huurovereenkomst is voorts opgenomen dat, indien huurder tekortschiet in de gedragsaanwijzing huurder in verzuim is en verhuurder zonder meer gerechtigd is de ontruiming van de woning en ontbinding van de huurovereenkomst te bewerkstelligen.
2.5.
De Housing Plus overeenkomst waarnaar in de huurovereenkomst wordt verwezen is aangegaan door enerzijds LEVANTOgroep en anderzijds (alleen) [gedaagde sub 2] . Hierin staat, onder meer en voor zover van belang:
Artikel 1 Begripsbepalingen
2. Zorg- of begeleidingsovereenkomst
De overeenkomst die u met een zorginstelling of maatschappelijke opvang heeft gesloten waar u zorg of begeleiding van ontvangt.
9. Plan van aanpak
De beschrijving van doelen en gemaakte afspraken gedurende het Housing Plus-traject, opgemaakt in samenspraak tussen u en uw procesregisseur. Het plan van aanpak maakt onlosmakelijk onderdeel uit van deze overeenkomst.
Artikel 3 Ambulante begeleiding
Gedurende de woonfase bent u verplicht ambulante begeleiding te ontvangen. U dient op eerste verzoek van Housing Plus aan te kunnen tonen te beschikken over een zorg- of begeleidingsovereenkomst waarop de ambulante begeleiding is gebaseerd.
Artikel 7 Einde van deze overeenkomst
3. Housing Plus kan deze overeenkomst opzeggen, met inachtneming van een opzegtermijn van een maand, indien:
a. de zorg- of begeleidingsovereenkomst met de betrokken instelling of maatschappelijke opvang is beëindigd.
4. Housing Plus is gerechtigd deze overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen indien sprake is van zwaarwegende omstandigheden. Hier is bijvoorbeeld sprake van wanneer u agressief gedrag vertoont, fysiek en verbaal geweld vertoont.
2.6.
Het Plan van Aanpak, waarnaar in de Housing Plus overeenkomst wordt verwezen en dat daarvan deel uitmaakt, is wel gesteld op naam van [gedaagden] samen. Hierin staat, onder meer en voor zover van belang:
  • Er wordt geen (geluids)overlast veroorzaakt in en om de woning.
  • Wanneer er sprake is van een conflictsituatie met buren en/of omwonenden wordt dit besproken met de begeleid(st)er alvorens dit met buren op te pakken.
  • [gedaagden] zijn beide verantwoordelijk voor het positief afronden van het Housing Plus traject.
Bijzonderheden:
 De inzet van begeleiding is verplicht tijdens het gehele Housing Plus traject. Dit is gebaseerd op een keer begeleiding per week.
2.7.
Vanuit de gemeente is aan [gedaagden] een WMO-voorziening toegekend in de vorm van individuele begeleiding. Deze zorg verliep eveneens via de LEVANTOgroep.
2.8.
[gedaagden] bewonen de woning met hun drie kinderen in de leeftijd van thans 1, 3 en 8 jaar. De woning betreft een rijtjeswoning.
2.9.
Vanaf aanvang van de huurovereenkomst wordt door omwonenden overlastmeldingen gedaan bij de gemeente en bij Wonen Zuid. Wonen Zuid heeft die meldingen als producties ingebracht.
Zo wordt op 7 augustus 2024 geklaagd:
Sinds een maand heb ik nieuwe buren op huisnummer 23. 2 volwassenen en 3 kinderen. Wat een asociale mensen zijn dit! Ik heb vandaag, in de ochtend de politie gebeld omdat er nu al voor de derde keer ruzie is tussen de man en de vrouw. Geen woordenwisseling maar enorm veel geschreeuw en de vrouw krijgt dan slaag van de man. Ze schreeuwt het uit!!! Het is niet om aan te horen. Kort geleden stonden mijn buren ook buiten omdat ze ruzie maakte op straat. (…) Durf me eigen huis nu niet in omdat ik melding heb gemaakt bij de politie. Ik hoop dat jullie er iets aan doen want dit is echt absurd.
Op 15 augustus 2024:
Ik ga nu voor de 2e keer melding maken bij de politie en ga de kinderbescherming bellen. Er wordt met glas gegooid hiernaast en de kinderen staan erbij. (…) De woning is pas gerenoveerd en wordt nu gesloopt. (…) Ik ben bang om thuis te zijn.
2.10.
De overlast is tijdens een huisbezoek op 21 augustus 2024 besproken, maar is nadien niet gestopt:
Op 26 augustus 2024:
Gisteren weer politie gebeld vanwege het huiselijk geweld. De vrouw die klappen krijgt van de man (…) die man is levensgevaarlijk tegenover vrouwen. Elke dag is er wel iets. Zelfs nu ik deze mail schrijf hoor ik ze weer schreeuwen. Is het dat niet dan staat de muziek belachelijk hard. Schamen doen deze aso’s zich niet want ook op straat schreeuwen ze. De tuin is een chaos (…) Ik hoop dat jullie er iets aan doen want ik word er gestoord van! Ik wil zelfs verhuizen (…).
Op 13 november 2024:
Vannacht om 4 uur was het WEER raak. Geschreeuw, binnen en buitenhuis. Hij reed als een malloot weg vannacht (…)
Op 14 januari 2025:
Er is ook melding gemaakt dat [gedaagde sub 1] [gedaagde sub 2] aan haar haren door de tuin trekt. Vanmorgen is ook politie aan de deur gekomen. Bij de meldingen wordt duidelijk gezegd dat het een periode rustig is geweest. Dit was de periode dat [gedaagde sub 1] in detentie zat.
Op 17 januari 2025:
- elke dag is er ruzie, slaande ruzie
- veel geschreeuw
- veel schelden
- er zou met alles worden gegooid
- vermoeden drugshandel
- vaak vreemde/enge figuren voor de deur en in de tuin
- er wordt de hele dag wiet gerookt
- harde muziek
- veel in- en uitloop.
2.11.
Op 19 februari 2025 heeft een huisbezoek plaatsgevonden om de boodschap te brengen dat het Housing Plus traject voortijdig wordt beëindigd. Hierbij waren aanwezig hun begeleiders, de procesregisseur van Loket Housing en medewerkers van Wonen Zuid. Volgens een verslag van dit huisbezoek dat is opgenomen in het “Interactielogposten” binnen Wonen Zuid, heeft [gedaagde sub 1] tijdens voormeld huisbezoek zeer woedend en zeer agressief, zowel verbaal als fysiek, naar meerdere aanwezigen gereageerd. Zo greep hij naar een stofzuiger, en stapte daarmee richting de procesregisseur en schreeuwde daarbij vrij intimiderende zaken. Nadat de begeleider de stofzuiger heeft weten te ontfutselen, bleef hij schreeuwen dat hij de procesregisseur “kapot” zou maken. [gedaagde sub 1] greep hierop een spiegel om daarmee richting de procesregisseur te gaan. Ook dit wist de begeleider hem te ontfutselen. Vervolgens greep [gedaagde sub 1] de begeleider bij zijn keel en nam hem in een verwurging. De sociaal beheerder heeft [gedaagde sub 1] vastgenomen, maar toen hij [gedaagde sub 1] weer losliet, stormde [gedaagde sub 1] de procesregisseur weer achterna en schreeuwde dat “Ik maak der kapot”.
2.12.
LEVANTOgroep heeft de eenzijdige beëindiging van het Housing Plus traject schriftelijk meegedeeld bij schrijven van 20 februari 2025.
2.13.
Daarnaast heeft ook de gemeente de WMO-voorziening van (alleen) [gedaagde sub 1] eenzijdig beëindigd. Hiertegen is geen bezwaar gemaakt (wel door [gedaagde sub 2] , maar de beschikking zag niet op haar).
2.14.
Bij brief van 20 februari 2025 heeft Wonen Zuid aan [gedaagden] meegedeeld dat met het einde van de begeleidingsovereenkomst ook de huurovereenkomst is geëindigd. [gedaagden] zijn in dit schrijven verzocht de woning uiterlijk 14 maart 2025 te ontruimen.
2.15.
[gedaagden] hebben hierop een advocaat in de arm genomen, die per brief van 14 maart 2025 aan Wonen Zuid kenbaar maakte het niet eens te zijn met de beëindiging van de begeleiding en van de huurovereenkomst. Erkend wordt dat [gedaagde sub 1] tijdens het huisbezoek zijn zelfbeheersing verloor, maar de reden zou zijn dat de beëindiging uit de lucht kwam vallen. Daarnaast is aangegeven dat [gedaagde sub 2] en de kinderen geen aandeel hebben gehad in het incident en dat de begeleiding juist nodig is voor de agressieproblematiek van [gedaagde sub 1] .
2.16.
Wonen Zuid heeft hierop haar standpunt gehandhaafd. Daarbij is voorgesteld om de datum waarop de woning dient te worden ontruimd te stellen op 30 april 2025.
2.17.
De advocaat van [gedaagden] heeft hierop gereageerd dat de WMO-begeleiding niet geheel is gestaakt, daar [gedaagde sub 2] nog altijd WMO-begeleiding heeft.
2.18.
Wonen Zuid heeft hierop laten weten dat een eventuele separate WMO-voorziening voor [gedaagde sub 2] niets afdoet aan het feit dat de begeleidingsovereenkomst met LEVANTOgroep is geëindigd.
2.19.
Na een incident met de bewindvoerder, is ook de bewindvoering stopgezet.
2.20.
Na februari 2025 zijn geen betalingen meer verricht aan Wonen Zuid.

3.Het geschil

3.1.
Wonen Zuid vordert samengevat - ontruiming van het gehuurde, met veroordeling van [gedaagden] in de kosten.
3.2.
Wonen Zuid legt aan de vordering
primairten grondslag dat [gedaagden] zonder recht of titel in de woning verblijven, omdat met de begeleidingsovereenkomst gelijktijdig de huurovereenkomst is geëindigd.
Subsidiairis sprake van meerdere ernstige tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst, gelet op de overlast die [gedaagden] veroorzaken en de agressiviteit die van [gedaagde sub 1] uitgaat.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer.
3.4.
[gedaagden] voeren het volgende aan. [gedaagde sub 1] begrijpt dat hij de woning moet verlaten en hij heeft ook al woonruimte elders gevonden, maar dit laatste is niet gelukt voor [gedaagde sub 2] en de kinderen. Verzocht wordt om een laatste kans voor [gedaagde sub 2] en de kinderen, en subsidiair om de ontruimingstermijn te verlengen tot aan de grote schoolvakantie.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vordering en is ook niet betwist.
4.2.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
Geen ontruiming op de primaire grondslag: bewoning woning zonder recht of titel
4.3.
Wonen Zuid heeft aangevoerd dat hier sprake is van twee samenhangende overeenkomsten en dat het begeleidingselement de overheersende is. De bepalingen van de begeleidingsovereenkomst prevaleren daarmee en [gedaagden] komt aldus geen huurbescherming toe. Oftewel, op het moment dat de begeleidingsovereenkomst eindigt, eindigt daarmee zonder meer de huurovereenkomst.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat deze uiteenzetting van Wonen Zuid op zichzelf (juridisch) juist is, maar dat die in de onderhavige situatie toepassing mist. Immers, in het onderhavige geval is niet gesteld of gebleken dat de
begeleidingsovereenkomstis beëindigd. De enige overeenkomst die is beëindigd is de Housing Plus overeenkomst, maar met die overeenkomst is in de considerans van de huurovereenkomst geen koppeling gemaakt. Dat zou ook vreemd zijn, want de huurovereenkomst is gesloten met [gedaagden]
samenen de Housing Plus overeenkomst
alleen met [gedaagde sub 2]. Dat de Housing Plus overeenkomst en de in de huurovereenkomst genoemde begeleidingsovereenkomst twee benamingen zijn voor dezelfde overeenkomst, zoals Wonen Zuid op de mondelinge behandeling heeft betoogd, acht de kantonrechter niet aannemelijk. Immers, ook in de Housing Plus overeenkomst wordt verwezen naar de zorg- of begeleidingsovereenkomst. Ook staat in de Housing Plus overeenkomst dat die pas kan worden beëindigd als de begeleidingsovereenkomst wordt beëindigd. Dit moet dus een andere overeenkomst zijn dan de Housing Plus overeenkomst. De begeleidingsovereenkomst(en) die met [gedaagden] is/zijn gesloten, is/zijn niet in het geding gebracht. Ook is niet (onderbouwd) gesteld dat
dezeovereenkomst(en) is/zijn opgezegd. Integendeel: op de mondelinge behandeling is door Wonen Zuid erkend dat de begeleidingsovereenkomst met [gedaagde sub 2] nog steeds bestaat.
Nu de beëindiging van de huurovereenkomst blijkens het bepaalde in artikel D, E, F van de considerans afhankelijk is gesteld van de beëindiging van de
begeleidingsovereenkomst(en)(en niet van de Housing Plus overeenkomst), kan op dit moment niet met voldoende mate van zekerheid worden aangenomen dat de huurovereenkomst daadwerkelijk (rechtsgeldig) is beëindigd.
4.5.
Het bovenstaande betekent dat de ontruiming niet op de primaire grondslag kan worden toegewezen.
Wel ontruiming op grond van de subsidiaire grondslag: ernstige overlast en agressie richting medewerkers
4.6.
De vraag die de kantonrechter vervolgens moet beantwoorden is of de gevorderde ontruiming op de subsidiaire grond kan worden toegewezen. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend en legt hieronder uit hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
4.7.
Een ontruiming op grond van overlast kan in kort geding slechts worden toegewezen als de overlast van zodanige aard en ernst is dat ontruiming op korte termijn noodzakelijk is, de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht en aannemelijk is dat (de ontbinding van de huurovereenkomst en daarmee samenhangende) ontruimingsvordering van Wonen Zuid in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen.
4.8.
Het staat vast dat een huurder op grond van artikel 7:213 BW verplicht is om zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen. Dit houdt onder meer in dat de huurder ervoor moet zorgen dat er voor omwonenden geen overlast ontstaat ten gevolge van zijn gedragingen of die van huisgenoten of bezoekers. In dit specifieke geval is de verplichting om geen overlast te veroorzaken nog eens uitdrukkelijk vastgelegd in artikel 8 van de huurovereenkomst.
4.9.
Uit de opsomming bij de feiten hierboven blijkt dat vrijwel meteen nadat [gedaagden] de woning hebben betrokken, geklaagd wordt door omwonenden over ernstige overlast, veroorzaakt door [gedaagden] . Er wordt geklaagd over geschreeuw en huiselijk geweld, ook buiten. Deze klachten zijn met [gedaagden] besproken op 21 augustus 2024, maar dat heeft niet tot verbetering geleid. Vrijwel meteen na dit gesprek zijn er weer nieuwe klachten binnengekomen. In de periode dat [gedaagde sub 1] in detentie heeft gezeten, waren er geen klachten, zodra hij weer thuis was, begon het weer. Ook daar is in het evaluatiegesprek met Housing Plus op 14 januari 2025 over gesproken. Op 14 februari 2025 heeft een medewerker van Wonen Zuid het lawaai van een ruzie tussen [gedaagden] waargenomen. De kantonrechter heeft geen aanleiding om aan de juistheid van de klachten te twijfelen. De klachten zijn weliswaar anoniem, maar volgens Wonen Zuid afkomstig van meerdere omwonenden. Er wordt zeer specifiek geklaagd.
4.10.
De aard en ernst van de verweten gedragingen is zodanig dat een bodemrechter hoogstwaarschijnlijk de huurovereenkomst zal ontbinden wegens het niet nakomen van de verplichtingen van [gedaagden] als huurders. Gesprekken en waarschuwingen hebben niet tot verbetering geleid. De gedragingen van [gedaagde sub 1] ten tijde van het huisbezoek jegens de ketenpartners van Wonen Zuid zijn volstrekt niet te tolereren en niet goed te praten. Ook dit is gedrag dat een goed huurder niet behoort te vertonen. [gedaagde sub 2] is ex artikel 7:219 BW aansprakelijk voor de gedragingen van [gedaagde sub 1] . In de overlast van vóór het plaatsvinden van dit incident heeft ook [gedaagde sub 2] een aandeel gehad. Het voorstel van de gemachtigde van [gedaagden] op de mondelinge behandeling, om de ontruiming alleen ten aanzien van [gedaagde sub 1] te gelasten, zal reeds daarom niet worden gevolgd. Ook voor het overige heeft de kantonrechter – met Wonen Zuid – er geen vertrouwen in dat [gedaagde sub 1] inderdaad weg zal blijven uit de woning als [gedaagde sub 2] en de kinderen daar zouden blijven. Hoe schrijnend ook, [gedaagden] zijn als huurders samen verantwoordelijk voor het voldoen aan hun huurdersverplichtingen. Ook als één van beiden, meer dan de ander, die verplichtingen schendt, kan de ontruiming jegens hen beiden worden toegewezen.
4.11.
Voor zover nog gesteld is dat sprake is van een hetze van de politie jegens [gedaagde sub 1] , vermag de kantonrechter de relatie met de onderhavige zaak niet in te zien.
4.12.
[gedaagden] hebben minderjarige kinderen. Ingevolge het bepaalde in artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK), vormen de belangen van het kind de eerste overweging bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen.
Aangenomen moet worden dat een ontruiming van de woning (ook) voor de minderjarige kinderen van [gedaagden] nadelige gevolgen meebrengt. Bij de beoordeling van een op zichzelf gerechtvaardigde vordering tot ontruiming zullen de belangen van de daarbij betrokken kinderen onder ogen gezien dienen te worden. Dit gaat evenwel niet zover dat de betrokkenheid van kinderen automatisch leidt tot een blokkade voor de toewijzing van een dergelijke vordering. Het is voor alles de taak van [gedaagden] om de nodige maatregelen te nemen ter voorkoming van al te nadelige gevolgen. Zowel de verantwoordelijkheid voor de tekortkoming die tot de ontruiming leidt (of kan leiden) als de verantwoordelijkheid voor het welzijn van de kinderen ligt bij hen. Om die reden dient niet te snel te worden aangenomen dat de betrokkenheid van kinderen aan toewijzing van de vordering tot ontruiming in de weg staat. Dit zal in bepaalde omstandigheden wel het geval kunnen zijn als de ontruiming tot een acute noodsituatie voor een kind zou leiden.
4.13.
Gelet op het verhandelde ter zitting is de kantonrechter van oordeel dat van een acute noodsituatie voor de minderjarige kinderen van [gedaagden] bij ontruiming van het gehuurde geen sprake is. [gedaagden] weten al vanaf 20 februari 2025 dat door Wonen Zuid de ontruiming van de woning wordt beoogd. Van [gedaagden] mocht worden verwacht dat ze zich tot het uiterste inspannen om alternatieve woonruimte te hebben gevonden. Op de mondelinge behandeling is in ieder geval naar voren gekomen dat voor [gedaagde sub 2] en de kinderen direct vervangende huisvesting aanwezig is bij Ouderacademie, het Moeder-kindhuis of het Blijf-van-mijn-lijfhuis. Er staat een vangnet klaar om hen op te vangen. [gedaagde sub 1] zou, volgens de mededeling van zijn gemachtigde op de mondelinge behandeling, zelf al andere woonruimte hebben gevonden. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat de situatie die ontstaat bij de aanzegging van de ontruiming is aan te merken als een acute noodtoestand.
4.14.
Het is kortom erg aannemelijk dat de tekortkomingen in een eventuele bodemprocedure ontbinding van de huurovereenkomst (voor zover die nog niet beëindigd is) en ontruiming van de woning rechtvaardigen en dat de belangen van [gedaagden] gezien alle omstandigheden onvoldoende zwaarwegend zijn om van ontbinding af te zien.
De gevorderde ontruiming zal dan ook worden toegewezen. De ontruimingstermijn zal worden gesteld op twee weken - zoals gebruikelijk - zoals gevorderd. Er is weliswaar verzocht om een langere termijn, maar daar staat tegenover dat geenszins aannemelijk is geworden dat [gedaagde sub 1] , zoals gesteld, thans niet meer in het gehuurde zou verblijven althans niet meer zal terugkeren. Gezien het huiselijk geweld is een voortzetting van de situatie zoals die nu is volstrekt niet in het belang van de kinderen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.15.
Het belang van Wonen Zuid om het vonnis onmiddellijk te kunnen executeren ondanks een eventueel hoger beroep weegt in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter zwaarder dan het belang van [gedaagden] om dat niet te doen. Wonen Zuid heeft een zwaarwegend belang om op te treden tegen de overlast, om een veilig en ongestoord woonklimaat voor omwonenden te garanderen. Van enige zwaarwegend bijzonder woonbelang van [gedaagden] die aan een uitvoerbaarheid bij voorraad van de ontruiming in de weg staat is niet gebleken.
Proceskosten
4.16.
[gedaagden] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Wonen Zuid worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
146,43
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.230,43

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Wonen Zuid zijn, en de sleutels af te geven aan Wonen Zuid,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 1.230,43, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2025.
NIv