ECLI:NL:RBLIM:2025:5111

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
ROE 24/305
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor nieuwbouw van appartementen en woningen in afwijking van negatief welstandsadvies

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 28 mei 2025 uitspraak gedaan over een omgevingsvergunning voor de bouw van acht appartementen en twee grondgebonden woningen in Nederweert. De vergunning werd verleend ondanks een negatief welstandsadvies, waarbij verweerder zich beriep op maatschappelijke belangen zoals woningnood en duurzaam bouwen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.L. Santokhi, stelde dat de motivering voor de afwijking van het welstandsadvies ontoereikend was. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende draagkrachtige argumenten had aangedragen om de vergunning te verlenen, en dat de maatschappelijke belangen zwaarder wogen dan het negatieve welstandsadvies. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat de verleende omgevingsvergunning in stand bleef. De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor bestuursorganen om af te wijken van welstandsadviezen op basis van maatschappelijke belangen, mits dit goed gemotiveerd is.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/305

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.L. Santokhi),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Vimo Project Development B.V., gevestigd te Stramproy
(gemachtigde: mr. M.Th.M. Zusterzeel).

Procesverloop

Bij besluit van 6 juli 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder aan Vimo Project Development B.V., verder vergunninghoudster, omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van acht appartementen en twee grondgebonden woningen op de adressen [adres 1] en [adres 2] , te [woonplaats] (verder: de locatie).
Bij besluit van 25 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2025. Eiser heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.M.W. van der Cruijsen–Thoma en mr. T. Beunen. Voor vergunninghoudster is de directeur [naam directeur] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

Overwegingen

Achtergrond
1. Vergunninghoudster heeft op 2 september 2022 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van acht appartementen en twee levensloopbestendige woningen op de locatie. Aan verweerder wordt door de standsbouwmeester voor dit bouwplan een negatief welstandsadvies uitgebracht, oorspronkelijk gedateerd 28 november 2022, aangevuld op 7 februari 2023 en 8 juni 2023. Dit advies beperkt zich tot de acht appartementen gelegen aan de [adres 1] , omdat voor de twee woningen aan de [adres 2] geen welstandscriteria gelden.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De verleende c-activiteit (afwijken van het bestemmingsplan) ziet op de goothoogte en de plaatsing ten opzichte van de perceelsgrens van de twee woningen aan de Reijndersweg. De a-activiteit (bouwen) ziet op het geheel, waaronder de acht appartementen.
Verweerder is daarbij gemotiveerd afgeweken van het negatieve welstandsadvies op grond van het maatschappelijk belang dat is gelegen in de woningnood en het oplossen van die nood door middel van geconcentreerde en goed ontworpen nieuwbouwprojecten die bijdragen aan duurzame dorpsontwikkeling. In bezwaar heeft eiser aangevoerd dat het in redelijkheid van vergunninghoudster verlangd mag worden dat een bouwplan wordt ingediend dat wel aan de redelijke eisen van welstand voldoet. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
3. In beroep heeft eiser aangevoerd dat verweerder een ontoereikende motivering heeft gegeven voor de afwijking van het welstandsadvies, omdat de afweging ontbreekt die ziet op het algemeen belang om in overeenstemming met de redelijke eisen van welstand te bouwen en het belang van het bouwplan dat niet aan redelijke eisen voldoet. Woningnood levert volgens eiser geen rechtvaardiging op indien de redelijke eisen van welstand niet aan woningbouw in de weg staan. Er bestaat dan immers geen belang, laat staan noodzaak, om in afwijking van de welstandseisen te bouwen. Bouwen in overeenstemming met welstandseisen staat er niet aan in de weg dat op de locatie in woningbouw kan worden voorzien. Het maatschappelijk belang van woningbouw wordt niet geschaad indien redelijke eisen van welstand worden gehandhaafd. Ook als er sprake is van toezeggingen staat het verweerder niet vrij om de redelijke eisen van welstand terzijde te schuiven. Duurzame dorpsontwikkeling is een te algemeen argument en niet toegesneden op het belang om onderhavig bouwplan in afwijking van welstandseisen te vergunnen. Bovendien moet het ervoor worden gehouden dat duurzaamheid is meegewogen in de welstandseis van het behouden van de bestaande karakteristiek van de bebouwing. Het is niet aan verweerder om zijn algemene standpunt over de wijze waarop binnen de gemeentegrenzen in woningbouw moet worden voorzien superieur te achten aan de door de gemeenteraad gestelde welstandseisen.
4. In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat realisering van acht appartementen binnen de bestaande bouw niet mogelijk is. Verweerder heeft het grote maatschappelijke belang van ledigen van de woningnood hoger geacht dan het negatieve welstandsadvies. Verweerder wijst erop dat eiser geen deskundig tegenadvies heeft overgelegd op grond waarvan dient te worden geconcludeerd dat verweerder ten onrechte van het welstandsadvies is afgeweken. Wat duurzaamheid betreft is verweerder van mening dat de aanvrager voldoende heeft gemotiveerd dat de bestaande bouw niet geschikt of geschikt te maken is voor duurzame en goede functionele woningbouw.
Overgangsrecht
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 2 september 2022. Dat betekent dat in deze beroepsprocedure het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Omvang van het geding
6. De rechtbank stelt vast dat het geding zich beperkt tot de acht appartementen, waarvoor omgevingsvergunning is verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo in afwijking van een negatief welstandsadvies. Daarbij heeft verweerder toepassing gegeven aan artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo.
7. Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo luidt:

Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien: het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft […], zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend.

7.1.
Uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), bijvoorbeeld onder 4.2 van de uitspraak van 22 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:123, en onder 19.1 van de uitspraak van 23 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:780, volgt dat het bestuursorgaan bevoegd is om af te wijken van een negatief welstandsadvies op grond van overwegingen van algemeen belang, zoals economische of maatschappelijke belangen, maar ook op grond van individuele omstandigheden die de aanvrager betreffen.
Het bestuursorgaan dient, indien het van oordeel is dat andere belangen aanleiding geven om van een negatief welstandsadvies af te wijken, dat oordeel deugdelijk te motiveren. Uit artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo, noch de jurisprudentie van de Afdeling volgt echter dat voor die motivering verzwaarde eisen zouden gelden
7.2.
De reden voor de afwijking moet zijn gelegen in motieven die niet de welstand van het bouwwerk betreffen. Te denken valt bijvoorbeeld aan maatschappelijke redenen of sociaal economische factoren. Bij de beslissing om af te wijken van een negatief welstandsadvies heeft het bestuursorgaan beslisruimte. Dat betekent dat de rechtbank niet zelf beoordeelt of verweerder terecht van het welstandsadvies is afgeweken, maar of de keuze van verweerder om af te wijken van een negatief welstandsadvies voldoende is gemotiveerd.
De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht, of de beslissing om af te wijken van het welstandsadvies voldoende gemotiveerd is en of de nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Afwijken van het negatieve welstandsadvies
8. Verweerder heeft de beslissing om af te wijken van het negatieve welstandsadvies gemotiveerd met verwijzing naar maatschappelijke belangen: woningnood en duurzaamheid. Vanwege de gevoelde noodzaak om een bijdrage te leveren aan het ledigen van de woningnood heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er een maatschappelijk belang is gediend met realisatie van acht appartementen op de plaats van de voormalige bakkerij met boven- en naastgelegen (twee) woningen. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er een maatschappelijk belang is gediend met realisatie van acht appartementen in een duurzame uitvoering (wat energieverbruik en gebruikte materialen) in plaats van verbouwing van de oude bebouwing.
9. De rechtbank stelt vast dat woningnood en de urgentie van duurzaam bouwen zijn aan te merken als maatschappelijke belangen die van een dusdanig gewicht zijn dat in voorkomend geval deze belangen aan de beslissing om af te wijken van een negatief welstandsadvies ten grondslag gelegd kunnen worden.
10. In het onderhavige geval heeft verweerder in het primaire besluit beschreven op grond van welke argumenten in het onderhavige geval de maatschappelijke belangen van het ledigen van woningnood en de wens om duurzaam te bouwen voorrang dienen te verkrijgen op het negatieve welstandsadvies: verbetering van de functionaliteit en verduurzaming van de bebouwde omgeving, terwijl het bestaande pand ten aanzien van die aspecten beperkingen kent.
Beoordeling beroepsgronden
11. De rechtbank is, gelet op wat hiervoor in r.o. (8 tot en met) 10 is overwogen, van oordeel dat verweerder een voldoende draagkrachtige motivering heeft gegeven om in afwijking van het negatieve welstandsadvies de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen.
Eiser heeft betoogd dat de afweging ontbreekt die ziet op het algemeen belang om in overeenstemming met de redelijke eisen van welstand te bouwen en het belang van het bouwplan dat niet aan redelijke eisen voldoet. De rechtbank volgt dat standpunt niet omdat in de besluitvorming in ogenschouw is genomen dat een bouwplan dat aan redelijke eisen van welstand zou voldoen juist niet voldoende zou zijn in functioneel opzicht en onvoldoende duurzaam gerealiseerd zou worden.
11.1.
Voor zover eiser heeft gesteld dat woningnood geen rechtvaardiging oplevert, heeft de rechtbank hiervoor onder r.o. 8 en 9 al geconcludeerd dat woningnood als maatschappelijk belang, en daarom als bevoegdheidsgrondslag om af te wijken van een negatief welstandsadvies, dient te worden aangemerkt. Ook voor zover eiser heeft aangevoerd dat aan de woningnood tegemoet gekomen kan worden met een bouwplan waarvoor wel een positief welstandsadvies zou worden afgegeven, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende overtuigend gemotiveerd dat aan het bouwplan van vergunninghoudster, waarmee acht appartementen worden gerealiseerd, voorrang dient te verkrijgen.
11.2.
De rechtbank is niet tot de overtuiging gekomen dat afwijking van het negatieve welstandsadvies gebaseerd is op toezeggingen.
11.3.
Duurzame dorpsontwikkeling is naar het oordeel van de rechtbank een maatschappelijk belang op grond waarvan kan worden afgeweken van een negatief welstandsadvies en ook voldoende toegesneden op onderhavig bouwplan door de vergelijking te maken met verbouw van het oude pand. Ook als duurzaamheid zou zijn meegewogen in de welstandseis van het behouden van de bestaande karakteristiek van de bebouwing, zoals eiser stelt, dan nog blijft duurzaamheid een (zelfstandig) maatschappelijk belang op grond waarvan in voorkomend geval kan worden afgeweken, en voldoende draagkrachtig is afgeweken.
11.4.
Voor zover eiser heeft aangevoerd dat verweerder zijn standpunt over de wijze waarop binnen de gemeentegrenzen in woningbouw moet worden voorzien, superieur heeft geacht aan de door de gemeenteraad gestelde welstandseisen, volgt de rechtbank hem niet. Verweerder heeft het negatieve advies gerespecteerd, maar heeft gronden gezien waarom in dit concrete geval van dat advies diende te worden afgeweken.
11.5.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser nog betoogd dat de motivering in zoverre niet toereikend is omdat de individuele belangen van de aanvrager niet zijn meegewogen. De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt leunt op een onjuiste lezing van de jurisprudentie. De bevoegdheid om af te wijken van een negatief welstandsadvies kan worden gebaseerd op overwegingen van algemeen belang, zoals economische of maatschappelijke belangen, en ook op individuele omstandigheden die de aanvrager betreffen. Niet gesteld of gebleken is dat bij onderhavig bouwplan en de beslissing om af te wijken van het negatieve welstandsadvies sprake is geweest van de aanvrager betreffende individuele omstandigheden, laat staan van dergelijke omstandigheden die verweerder aanleiding hebben gegeven om af te wijken van het advies van de stadsbouwmeester.
Conclusie
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en dat, alles in onderlinge samenhang bezien, verweerder in redelijkheid tot zijn beslissing om af te wijken van het negatieve welstandsadvies is gekomen. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft.
Het beroep is ongegrond en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Krens, rechter, in aanwezigheid van J.N. Buddeke, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 28 mei 2025.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.