ECLI:NL:RBLIM:2025:5112

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
C/03/341458 KG ZA 25-170
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] vorderde om de tenuitvoerlegging van een eerder verstekvonnis te schorsen. Het verstekvonnis, gewezen op 26 maart 2025, had de ontbinding van de huurovereenkomst tussen [eiser] en WOONSTICHTING ZAAM WONEN bepaald, met een veroordeling tot ontruiming van de woning binnen twee weken na betekening. [eiser] kwam in verzet tegen dit verstekvonnis en vorderde in kort geding dat Zaam Wonen zou worden verboden om het verstekvonnis ten uitvoer te leggen, althans de tenuitvoerlegging te schorsen totdat in de bodemprocedure onherroepelijk was beslist.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van [eiser] afgewezen. De rechter oordeelde dat Zaam Wonen op basis van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde verstekvonnis over een executoriale titel beschikt en dat de belangenafweging in het voordeel van Zaam Wonen uitviel. [eiser] had onvoldoende omstandigheden aangedragen die rechtvaardigden dat zijn belang bij schorsing zwaarder woog dan het belang van Zaam Wonen bij voortzetting van de executie. De rechter wees erop dat de huurovereenkomst al eerder problematisch was en dat Zaam Wonen zich gedurende lange tijd coulant had opgesteld. De voorzieningenrechter concludeerde dat de kans van slagen van het verzet niet voldoende was om de executie te schorsen.

De uitspraak resulteerde in een veroordeling van [eiser] in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.607,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. De wettelijke rente over de proceskosten werd eveneens toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/341458 / KG ZA 25-170
Vonnis in kort geding van 27 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. D.M. Gijzen,
tegen
WOONSTICHTING ZAAM WONEN,
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Zaam Wonen,
advocaat mr. P.L.T. Roks.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 4
- de conclusie van antwoord
- de producties 1 tot en met 3 van Zaam Wonen
- de mondelinge behandeling van 14 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Bij verstekvonnis van 26 maart 2025 met zaaknummer 11584493 CV EXPL 25-1220 (hierna: het verstekvonnis) is door de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woonruimte aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: het gehuurde) ontbonden en is [eiser] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen twee weken na betekening van het verstekvonnis, alsmede tot betaling van diverse bedragen wegens huurachterstand plus rente en kosten, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
2.2.
[eiser] is bij dagvaarding van 15 april 2025 tegen het verstekvonnis in verzet gekomen.
2.3.
Het verstekvonnis is bij exploot van l7 april 2025 betekend aan [eiser] . Daarbij is de ontruiming van het gehuurde aangezegd tegen 28 mei 2025.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert Zaam Wonen te verbieden om het verstekvonnis ten uitvoer te leggen, althans voor zover het de veroordeling tot ontruiming betreft, althans de tenuitvoerlegging te schorsen, totdat in de bodemprocedure onherroepelijk is beslist.
3.2.
Zaam Wonen voert verweer. Zaam Wonen concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Zaam Wonen beschikt op grond van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde verstekvonnis over een executoriale titel om over te gaan tot ontruiming van het gehuurde. De vraag die in deze procedure moet worden beantwoord, is of de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis moet worden verboden dan wel moet worden geschorst totdat op het door [eiser] tegen het verstekvonnis ingestelde verzet is beslist.
4.2.
Deze vraag zal de voorzieningenrechter beantwoorden met toepassing van de criteria die door de Hoge Raad zijn geformuleerd in het arrest van 20 december 2019
(ECLI:NL:HR:2019:2026, De Zeester). In dat arrest is door de Hoge Raad het toetsingskader neergelegd voor zover het gaat om een vordering in kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar verklaard vonnis waartegen een rechtsmiddel is ingesteld of nog openstaat (art. 438 Rv).
4.3.
[eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat de maatstaven van dat arrest niet zonder meer van toepassing zijn in de situatie dat er geen sprake is van een op tegenspraak gewezen vonnis. In de kern komt het betoog van [eiser] erop neer dat in een dergelijk geval wel de kans van slagen van het rechtsmiddel (in dit geval: verzet) in de beoordeling betrokken dient te worden en er dus een toets van het geschil in volle omvang plaats zou moeten vinden. Op grond daarvan vordert [eiser] een verbod van de executie van het verstekvonnis. De voorzieningenrechter volgt het betoog van [eiser] echter niet. Uit de hiervoor aangehaalde jurisprudentie van de Hoge Raad volgt niet dat er een ander toetsingskader zou gelden wanneer het rechtsmiddel verzet wordt ingesteld dan wanneer het rechtsmiddel hoger beroep wordt ingesteld. Daartoe bestaat ook geen grond, nu voor [eiser] de mogelijkheid om zich te verweren in de procedure die uitmondde in het verstekvonnis, open heeft gestaan. Ter zitting heeft [eiser] bevestigd dat hij de dagvaarding tijdig heeft ontvangen. Het gevorderde verbod zal daarom worden afgewezen.
4.4.
De uitvoerbaar bij voorraadverklaring is in het verstekvonnis niet gemotiveerd. Gelet daarop moet worden aangenomen dat nog geen afweging van de belangen van partijen heeft plaatsgevonden aan de hand van de daarvoor van belang zijnde feiten en omstandigheden. De voorzieningenrechter moet bij de beoordeling in het onderhavige executiegeschil deze afweging daarom alsnog maken.
4.5.
Bij deze belangenafweging is een belangrijk gezichtspunt dat de vorige rechter de vordering waarop het executiegeschil betrekking heeft, toewijsbaar heeft geoordeeld, en dat moet worden voorkomen dat het instellen van nadere procedures wordt gebezigd als middel om uitstel van (de) executie (van de bestreden uitspraak) te verkrijgen. Dit betekent dat tot uitgangspunt dient dat een veroordeling in de bestreden uitspraak hangende het verzet executabel dient te zijn, en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling, ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen bij de executie daarvan.
4.6.
Bij de afweging van de belangen moet de kans van slagen van een rechtsmiddel in beginsel buiten beschouwing blijven. Dit staat er niet aan in de weg dat de rechter in het executiegeschil in zijn oordeelsvorming betrekt of de bestreden beslissing berust op een kennelijke misslag.
4.7.
Gelet op het zojuist aangehaalde kader voor de schorsing van de executie, is uitgangspunt dat het belang van de executant (Zaam Wonen) bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in beginsel gegeven is. Het ligt op de weg van [eiser] om aan te voeren dat en waarom zijn belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing zwaarder dient te wegen dan het belang van Zaam Wonen bij voortzetting van die executie.
4.8.
Gesteld noch gebleken is dat er in dit geval sprake is van een kennelijke misslag, zodat de schorsing van de tenuitvoerlegging in ieder geval niet op die grond kan worden toegewezen.
4.9.
De voorzieningenrechter neemt in aanmerking dat het in onderhavig geval gaat om de executie van een verstekvonnis tot onder meer ontruiming van een woning. Hoewel dat niet met zich brengt dat het geschil in volle omvang getoetst moet worden, zoals door [eiser] bepleit (zie hiervoor onder rechtsoverweging 4.3), kan dit op zichzelf genomen wel een omstandigheid zijn waarbij eerder dan bij een op tegenspraak gewezen vonnis de conclusie kan worden getrokken dat naderhand is gebleken van feiten, die - waren ze eerder bekend geweest - naar verwachting tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Immers, in verstekzaken wordt in beginsel de vordering en hetgeen daaraan ten grondslag is gelegd slechts summierlijk getoetst, doorgaans op eenzijdig door de eiser aangevoerde gronden en zonder dat een partijdebat heeft plaatsgevonden.
4.10.
In het kader van de belangenafweging hebben partijen het volgende naar voren gebracht:
4.10.1.
[eiser] pleit voor een laatste kans. Door het niet verschijnen in de verstekprocedure is de mogelijkheid achterwege gebleven om een beroep te doen op een terme de grace ex art. 7:280 BW, waar hij in de procedure in verzet wel een beroep op doet.
Hij kan, samen met zijn kind dat deels bij hem woont, nergens anders heen. Verder voert hij aan dat hij problematische schulden heeft. Hij heeft het niet ruim, doordat zijn bedrijfje failliet is gegaan en hij van een Wajonguitkering leeft, waarvan hij ook alimentatie moet betalen voor zijn kind. In verband met de schulden heeft hij zich op 29 april 2025 tot het college van B& W van de gemeente Stein gewend, welke hem tot schuldhulpverlening op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening heeft toegelaten. Als hij het gehuurde moet ontruimen en hij geen vaste woonplaats heeft, heeft een schuldhulpverlening geen kans van slagen.
4.10.2.
Zaam Wonen heeft van haar kant aangevoerd dat ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding de huurachterstand vijf maanden bedroeg. Dit leverde een huurachterstand op van in totaal € 2.979,56. De wanbetalingen hebben zich echter al veel langer voorgedaan. Sinds het aangaan van de huurovereenkomst (in 2020) is het betalingsgedrag van [eiser] altijd problematisch geweest. Op 2 september 2020 is zelfs al een vonnis gewezen, waarbij de ontbinding en ontruiming en de huurachterstand zijn toegewezen. Dit eerdere vonnis is om redenen van coulance niet door Zaam Wonen geëxecuteerd. De huurovereenkomst is nadien als het ware weer gaan herleven, met instemming van partijen. De contractuele relatie met [eiser] heeft Zaam Wonen onevenredig veel inspanningen en kosten opgeleverd: talloze brieven zijn gestuurd, gesprekken met [eiser] zijn gevoerd, betalingsregelingen zijn getroffen, er is op 17 maart 2020 en 22 november 2024 al een melding in het kader van vroegsignalering gedaan bij de gemeente en de deurwaarder is langdurig (jarenlang) betrokken geweest bij deze casus. Al deze inspanningen hebben geen duurzaam effect gesorteerd. Zaam Wonen heeft zich gedurende zeer lange tijd coulant en oplossingsgericht opgesteld. De maat is nu vol. Hoewel het op zichzelf positief is dat [eiser] zich thans tot de gemeente heeft gewend, komt deze stap op een te laat moment.
4.11.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] , gelet op hetgeen Zaam Wonen heeft aangedragen ten aanzien haar belang bij voorzetting van de tenuitvoerlegging, onvoldoende omstandigheden aangedragen om de conclusie te kunnen dragen dat zijn belang bij schorsing zwaarder weegt dan het belang van Zaam Wonen bij voortzetting van de executie. De gestelde omstandigheid dat [eiser] door de ontruiming op straat zal komen te staan en niet direct ander onderdak kan vinden, is inherent aan de veroordeling in het verstekvonnis en onvoldoende om een noodtoestand aan te nemen (zie: ECLI:NL:GHDHA:2020:936). Zoals door Zaam Wonen ook is aangevoerd, komt de aanmelding bij de schuldhulpverlening, hoewel op zichzelf positief, op een uiterst laat moment. De haalbaarheid van deze aanmelding is ook niet nader onderbouwd. Gezien de coulance die door Zaam Wonen in acht is genomen in de geschetste wanbetalingsgeschiedenis en de inspanningen die Zaam Wonen in dat kader gedurende vijf jaar zich heeft getroost om [eiser] te helpen, alsmede gelet op het feit dat Zaam Wonen al twee maal eerder [eiser] heeft aangemeld voor dat traject en [eiser] die kansen onbenut heeft gelaten, is de kans van slagen van dit traject naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoorspelbaar. Indien dit traject al eerder was ingezet en positieve ontwikkelingen had laten zien, was er misschien aanleiding geweest om hier in het kader van de belangenafweging meer rekening mee te kunnen houden, maar nu niet.
4.12.
Afweging van de gestelde belangen over en weer leidt dan ook tot het oordeel dat het belang van [eiser] bij schorsing van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis niet zwaarder weegt dan het belang van Zaam Wonen bij voortzetting daarvan. De vordering van [eiser] om de tenuitvoerlegging te schorsen zal worden afgewezen.
4.13.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Zaam Wonen worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
715,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.607,00
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.607,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025.
EvdS