ECLI:NL:RBLIM:2025:5222

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
10800769 \ CV EXPL 23-5019
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een schenking onder voorwaarden en geschil over onderhoudseisen

In deze zaak vordert [eiser] een bedrag van € 20.000,- van [gedaagde], dat zou zijn geschonken onder de voorwaarde dat [eiser] en zijn wijlen echtgenote, dochter van [gedaagde], zorg zouden dragen voor het onderhoud van de woning en omliggende gronden. De kantonrechter heeft eerder een machtiging verleend voor deze schenking, maar de uitbetaling was afhankelijk van de verkoop van de woning en het onderhoud van de gronden. De procedure is geschorst en [eiser] heeft de erven van [gedaagde] opgeroepen om voort te procederen. De kern van het geschil draait om de vraag of [eiser] aan de voorwaarden voor de schenking heeft voldaan. De kantonrechter oordeelt dat de woning is verkocht, maar dat [eiser] niet heeft voldaan aan de onderhoudsvoorwaarden. Het taxatierapport toont aan dat de tuin verwaarloosd is en dat [eiser] niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. De kantonrechter concludeert dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen, en dat hij de proceskosten moet betalen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10800769 \ CV EXPL 23-5019
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. Y.E.M. Kleukers,
tegen
[gedaagde] ,
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter verwijst voor het verloop van de procedure naar de rolbeslissing van 10 april 2024. Kort gezegd is de procedure nadien, nadat een conclusie van repliek was genomen, bij rolbeslissing van 12 juni 2024 geschorst op voet van artikel 225 Rv. Bij exploot van 17 december 2024 heeft [eiser] de erven van [gedaagde] , namelijk [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] opgeroepen voor de rolzitting van 22 januari 2025 om voort te procederen. Op deze roldatum hebben de hiervoor genoemde personen kenbaar gemaakt dat zij deze procedure niet willen voortzetten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] was eigenaar van de woningen aan het adres [adres 1] en [adres 2] te [plaats] . [eiser] en zijn wijlen echtgenote [naam echtgenote] , dochter van [gedaagde] zijn in 2015 gaan wonen in de woning aan de [adres 1] .
2.2.
De voormalig bewindvoerder van [gedaagde] heeft de kantonrechter machtiging verzocht om aan [eiser] en [naam echtgenote] € 20.000,- te schenken, onder de voorwaarde dat zij zorgen voor het onderhoud van het pand gelegen te [plaats] , [adres 1] , omliggende grond, weiland en dieren. De kantonrechter heeft de machtiging verleend met dien verstande dat de schenking pas zal worden uitbetaald na verkoop van de bovengenoemde woning en dat [naam echtgenote] en [eiser] verantwoordelijk zijn voor het onderhoud aan de woning omliggende grond, weiland en de dieren van [gedaagde] tot aan het moment van verkoop van de woning.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 20.000,-, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] stelt dat aan de schenking twee voorwaarden zijn gesteld, namelijk verkoop van de woning aan de [adres 1] en het onderhoud van aan de woning omliggende grond, weiland en dieren. [eiser] stelt dat hij heeft voldaan aan deze voorwaarden. [gedaagde] stelt dat [eiser] , naast de voorwaarden die hiervoor zijn genoemd, ook verantwoordelijk was voor het onderhoud van de woning. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] niet aan deze voorwaarden voldaan en heeft hij dus geen recht op
€ 20.000,-.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak in essentie om de vraag of [eiser] de voorwaarden voor de schenking van € 20.000,- heeft vervuld.
4.2.
De woning aan het adres [adres 1] te [plaats] is verkocht. Aan die voorwaarde is dan ook voldaan.
4.3.
Aan de voorwaarde, inhoudende het onderhoud van de omliggende grond, weiland en dieren, is echter niet voldaan. In het taxatierapport van 29 april 2020, dat is overgelegd door [gedaagde] , staat dat de tuin is verwaarloosd en een bosperceel is geworden (onder I, nummer 2a) en op pagina 19 van het rapport is een foto van de tuin te zien waaruit dit blijkt.
4.4.
[eiser] heeft het onder randnummer 5 van de conclusie van repliek over een ‘bosperceel’ dat niet onder deze voorwaarde zou vallen. Het taxatierapport ziet op de woning en het perceel aan het adres [adres 1] en daarin staat dat de daartoe behorende tuin niet is onderhouden. In de dagvaarding (randnummer 14 onder 2) staat dat [eiser] de omliggende gronden rondom de woning [adres 1] zo goed en zo kwaad als dat ging heeft onderhouden. Daarmee moet ervan worden uitgegaan dat de verwaarloosde tuin onder de voorwaarde valt en dat deze - in tegenstelling wat [eiser] beweert - niet is onderhouden.
4.5.
[eiser] stelt dat [gedaagde] de dieren vlak na de beschikking in 2008 heeft weggedaan. Naar het oordeel van de kantonrechter betekent dit - gelet op het rechtstreekse verband tussen de betaling van € 20.000,- en de inspanning tot onderhoud - dat, als [eiser] de voorwaarde wél zou hebben vervuld, hij mogelijk geen aanspraak zou hebben op het volledige bedrag.
4.6.
Dat [gedaagde] niet zou hebben geklaagd over de staat van onderhoud van de omliggende gronden acht de kantonrechter niet doorslaggevend. Doorslaggevend is dat zij heeft gesteld dat [eiser] geen recht had en heeft op € 20.000,-, omdat niet aan de voorwaarden is voldaan.
4.7.
In de brief 1 april 2020 van [naam gemachtigde] , voormalig gemachtigde van [gedaagde] , is weliswaar betaling van € 20.000,- toegezegd, maar dit heeft zij toegezegd onder de voorwaarde dat [eiser] de woning vóór 1 juli 2020 zou verlaten. Uit de dagvaarding (randnummer 20) en conclusie repliek (randnummer onder 22 en 23) blijkt dat [eiser] pas op 13 juli 2020 is verhuisd. Uit de brief van 9 maart 2021 van [naam gemachtigde] volgt dat zij van mening was dat [eiser] geen recht heeft op € 20.000,- en zij vraagt of de kantonrechter die mening ook is toegedaan. Daaruit blijkt dus ook niet een onvoorwaardelijk verzoek om het bedrag aan [eiser] te betalen.
4.8.
Hoewel de voorwaarde dat de woning ook diende te worden onderhouden niet lijkt te zijn vermeld in de laatste alinea van de beschikking van de kantonrechter van 6 augustus 2008, vloeit deze verplichting wel voort uit de voorgaande overwegingen in deze beschikking en is het duidelijk dat tussen de woorden ‘woning’ en ‘omliggende grond’ een komma hoort te staan. Bovendien is het verzoek toegewezen. In de beschikking is niet gemotiveerd waarom het verzoek op dit punt (de voorwaarde dat ook de woning onderhouden dient te worden) niet toewijsbaar was. Kortom, het onderhoud van de woning behoorde tot de voorwaarden. In het taxatierapport staat dat de woning slordig is gebruikt (p. 9), in redelijke conditie verkeerd, maar matig is onderhouden (p. 11). [gedaagde] heeft niet toegelicht wat er in het kader van het onderhouden van de woning van [eiser] verwacht werd. De stelling dat sprake zou zijn geweest van een wietplantage is in elk geval door [eiser] weersproken. De kantonrechter zal dan ook in het midden laten of is voldaan aan deze voorwaarde, temeer nu dit ook niet van belang is omdat uit voorgaande overwegingen voortvloeit dat niet is voldaan aan de voorwaarde tot onderhoud van de omliggende gronden.
4.9.
De conclusie is dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
4.10.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op een forfaitair bedrag van € 50,-.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde] van € 50,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
BM