ECLI:NL:RBLIM:2025:5224

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
11312008 \ CV EXPL 24-4741
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en discriminatie bij huurwoningselectie door verhuurmakelaar

In deze zaak heeft eiser, een Nederlander, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een verhuurmakelaar, wegens onrechtmatige daad en discriminatie. Eiser had interesse in een huurwoning, maar gedaagde gaf de voorkeur aan expats. Eiser stelt dat hij onterecht is afgewezen en vordert schadevergoeding, verwijdering van zijn persoonsgegevens uit het systeem van gedaagde, en een verklaring voor recht dat gedaagde zich schuldig heeft gemaakt aan discriminatie op basis van nationaliteit. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser niet kan aantonen dat hij daadwerkelijk een huurovereenkomst zou hebben gekregen en dat de gedaagde niet in strijd heeft gehandeld met de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) of de Wet goed verhuurderschap (Wgv). De vorderingen van eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter concludeert dat gedaagde niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat er geen sprake is van discriminatie, aangezien de voorkeur voor expats niet als ongerechtvaardigd kan worden aangemerkt. Eiser heeft zijn vorderingen niet voldoende onderbouwd, en de kantonrechter wijst de zaak af.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11312008 \ CV EXPL 24-4741
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. E. van Hilten,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A.J.J. Kreutzkamp.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek houdende een wijziging van eis, tevens genoemd conclusie van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is een verhuurmakelaar. Op de website van [gedaagde] worden diverse woningen in [plaats] te huur aangeboden.
2.2.
[eiser] heeft op 17 mei 2024 per e-mail gereageerd en zijn interesse kenbaar gemaakt voor een woning aan de [adres 1] te [plaats] . [eiser] verwijst naar zijn LinkedIn profiel en ligt toe dat hij graag in [plaats] wilt wonen en iedere week zal pendelen vanuit [woonplaats] . Tevens geeft hij een korte inzage in zijn financiële positie en biedt aan een en ander nader te onderbouwen indien gewenst.
2.3.
[gedaagde] laat in een e-mailbericht van 20 mei 2024 (verzonden om 11:40 uur) het volgende weten:
(..)We zoeken in principe een expat die ca. 3 jaar blijft. (..) Mocht je interesse hebben 3 jaar te huren, dan vernemen we dat graag. (..)”
2.4.
[eiser] antwoordt op dit bericht op eveneens 20 mei 2024 (verzonden om 12:01 uur) dat hij hier aan tegemoet kan komen. In een e-mailbericht later die dag (verzonden om 19:10 uur) geeft [eiser] aan de intentie te hebben om voor langere periode te willen huren, maar ook een voorbehoud te willen opnemen in het contract, inhoudende dat bij verhuizing buiten de EU het contract na één jaar kan worden ontbonden.
2.5.
[gedaagde] laat als reactie op 21 mei 2024 weten dat men bezig is met het plannen van een bezichtiging en dat dit mogelijk in die week kan plaatsvinden op vrijdag. [eiser] wordt verzocht om een inschrijfformulier in te vullen op de website van [gedaagde] . Onderdeel van het inschrijfformulier is een accountantsverklaring.
2.6.
[eiser] reageert diezelfde dag op het e-mailbericht. Hij schrijft:
“(..) Het was een pdf dus ik kon deze niet invullen (geen printer), dus hierbij als word document de relevante regels retour. Als toelichting op inkomen, ik ben momenteel zzp’er, nu iets meer dan een volledig jaar. Ik ben vanaf loondienst naar zzp’erschap geswitched aangezien mijn profiel redelijk gewild is en ik (dus) niet hecht aan baanzekerheid. (..)
Een accountantsverklaring heb ik niet aangezien ik mijn eigen boekhouding voer die dusdanig simpel is dat een accountant overbodig is. (..).”
Verder geeft [eiser] in zijn e-mailbericht te kennen dat hij op de voorgestelde datum van de bezichtiging zou kunnen vanaf 18.00 uur.
2.7.
Tot een bezichtiging aan de [adres 1] is het niet gekomen. [gedaagde] laat op 28 mei 2024 weten dat de verhuurder van de woning verder wil met een kandidaat die precies past in het profiel wat hij zoekt. [eiser] antwoordt diezelfde dag dat hij dat jammer vindt maar graag op de hoogte blijft. Indien [gedaagde] mogelijkheden ziet om alsnog een streepte voor te krijgen, zou hij willen dat [gedaagde] dat in overweging meeneemt.
2.8.
Op 3 juni informeert [eiser] of al meer duidelijk is omtrent de woning aan de [adres 1] . Dit doet hij op 12 juni 2024 nog eens en doet daarbij een bod om een hogere maandelijkse huurprijs te betalen voor die woning. [gedaagde] antwoordt hierop dat op het verzoek van [eiser] niet wordt ingegaan en dat hij door meer te bieden geen hogere kans maakt. Men is op zoek naar de best passende huurder.
2.9.
Op 7 juni 2024 heeft een telefonisch contact plaatsgevonden tussen [eiser] en [gedaagde] . [eiser] bevestigt dit gesprek op 7 juni 2024 en benoemt dat hij nog steeds interesse heeft in de woning aan de [adres 1] . Ook heeft hij interesse in de woning aan de [adres 2] , voor zover de verhuurder van die woning afziet van de NATO-eis, en in de [adres 3] .
2.10.
[eiser] stuurt op 18 juni 2024 een e-mail aan [gedaagde] met daarin de melding dat hij interesse heeft in een woning aan de [adres 4] . Ook heeft hij nog steeds interesse in de woning aan de [adres 1] en de [adres 3] .
2.11.
[gedaagde] antwoordt bij e-mailbericht van 19 juni 2024 (verzonden om 09:24 uur). In de e-mail staat, voor zover thans van belang:
“(..)Echter, alle verhuurders in onze portefeuille willen bij voorkeur een expat om verschillende redenen. Dus als een nieuwe woning op de markt komt wordt dat eerst afgewacht. Daarbij komt dat een zelfstandig ondernemer met verschillende opdrachtgevers ook een nadeel is ten opzichte van een huurder met een vaste aanstelling. Wij verhuren immers voor onbepaalde tijd en dan zijn juist de arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd een belangrijk onderdeel. Dit is voor vele verhuurders een ander punt waarop zij een beslissing baseren.
Dus op dit moment kunnen wij je kandidatuur niet overwegen. (..)”
2.12.
[eiser] antwoordt diezelfde dag (verzonden om 09:34 uur) op het bericht van [gedaagde] en is het er niet mee eens dat zijn kandidatuur niet wordt overwogen.
2.13.
[gedaagde] antwoordt (verzonden om 10:18 uur) hier, voor zover van belang als volgt op:
“(..) Het heeft ook met de onmogelijkheid tot opzeggen te maken. Sommige verhuurders willen er zelf terug gaan wonen tzt, anderen willen de vrijheid hebben te verkopen op termijn.
(..) Als bv aan Nato wordt verhuurd weten we precies wanneer een huurder weggaat en hun werkgevers geven zekerheid over het inkomen. Verhuurders kunnen na enkele jaren weer bekijken of ze door willen gaan met verhuren of niet. Daarom hebben dit type huurders de voorkeur. Heeft niets met nationaliteit te maken.
Mocht er een woning zijn die een verhuurder wel heel lang wil verhuren, dan ligt het anders. Verder sluit ik hier de discussie. (..)”.
2.14.
Ook [eiser] reageert per e-mail van diezelfde dag (verzonden om 16:52 uur) en kondigt aan een kortgedingprocedure aanhangig te maken.
2.15.
[eiser] heeft de aangekondigde kortgedingprocedure doorgezet. Het vonnis van 26 juli 2024 (ECLI:NL:RBLIM:2024:4997) is een afwijzend vonnis, aangezien de vorderingen van [eiser] zich niet leenden voor een beoordeling in kort geding.
2.16.
[eiser] huurt inmiddels via een andere makelaar met ingang van begin juli 2024 een woning aan de [adres 5] in [plaats] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] heeft bij conclusie van repliek zijn eis gewijzigd. Hij vordert in deze procedure bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
een vergoeding van materiële en immateriële schade ter hoogte van € 15.300,00, althans een bedrag in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2024, althans een datum in goede justitie bepaald;
[gedaagde] op te dragen de persoonsgegevens van [eiser] uit haar klantensysteem (c.q. Customer Relationship Management software of vergelijkbar), klantenbestand en zulks vergelijkbaars te verwijderen en [eiser] hiervan sluitend bewijs te leveren binnen twee weken nadat dit vonnis gewezen is, op straffe van een dwangsom;
een verklaring voor recht dat [gedaagde] zich schuldig maakt aan misbruik van procesrecht vanwege de ingestelde tegeneis;
een verklaring voor recht dat [gedaagde] [eiser] heeft gediscrimineerd in het kader van de Algemene wet gelijke behandeling (hierna: Awgb), door [eiser] af te wijzen, althans door expats de strikte voorkeur te geven tegenover [eiser] in de selectieprocedure voor huurwoningen;
een verklaring voor recht dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan haar rechtsplicht jegens [eiser] om een objectieve en transparante selectieprocedure te voeren als bedoeld in artikel 2, lid 2, paragraaf b van de Wet goed verhuurderschap (hierna: Wgv);
Een verklaring voor recht dat de advertenties van [gedaagde] niet de volledigheid van haar aanbod communiceren en dat dit een tekortkoming is als bedoeld in artikel 2 lid 2 paragraaf a van de Wgv dan wel artikel 6:193c van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW);
[gedaagde] te veroordelen in de noodzakelijke kosten wegens inzet van de door [eiser] ingeschakelde deurwaarder van € 400,00;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
[gedaagde] te veroordelen in de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Dit verweer strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de werkelijke proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Waar gaat het in deze zaak om?
4.1.
De kantonrechter begrijpt dat [eiser] op zoek was naar een huurwoning en dat hij interesse had in diverse woningen die door [gedaagde] op haar website werden aangeboden, in het bijzonder de woning aan de [adres 1] . Kort gezegd is het nooit tot een huurovereenkomst gekomen, omdat [eiser] voor geen van de aangeboden woningen voldeed aan de criteria die [gedaagde] – althans haar klanten – aan de verhuurders stelden.
4.2.
[eiser] vindt dat [gedaagde] jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld. De onrechtmatigheid zit hem volgens [eiser] in de volgende omstandigheden:
Het gegeven dat [gedaagde] laat weten dat voor de [adres 1] een expat wordt gezocht, vindt [eiser] onprofessioneel en discriminerend en komt bedreigend over.
[gedaagde] veronachtzaamt haar verplichtingen als verhuurbemiddelaar. Omdat
zij geen objectieve transparante selectieprocedure voert, handelt zij in strijd met de eisen van artikel 2 van de Wgv.
3. [gedaagde] communiceert niet volledig over het aanbod van de advertenties hetgeen een tekortkoming is als bedoeld in artikel 2 van de Wgv dan wel misleidend is als bedoeld in artikel 6:193c BW.
4. De selectiecriteria die door [gedaagde] worden toegepast, zijn discriminatoir aangezien alleen gekeken wordt naar expats. Niet valt in te zien waarom er de voorkeur wordt gegeven aan niet-Nederlandse huurders en dat iemand met een Nederlandse nationaliteit niet serieus als kandidaat wordt meegenomen.
4.3.
Door de handelwijze van [gedaagde] stelt [eiser] zowel materiële als immateriële schade te hebben geleden. De woning aan de [adres 1] had voor [eiser] namelijk een unie waarde vanwege de specifieke omstandigheden. De woning was namelijk gelegen op de hoek van de straat waar ook de moeder van [eiser] woonachtig is. Door de handelswijze van [gedaagde] heeft [eiser] deze woning niet kunnen huren, waardoor hij onomkeerbare schade heeft geleden. Ook de woning aan de [adres 4] heeft [eiser] niet kunnen huren door de handelswijze van [gedaagde] . [eiser] heeft inmiddels een andere woning gehuurd, maar deze is wel duurder dan de woning aan de [adres 4] . De schade die [eiser] hierdoor leidt bedraag volgens hem € 12.600,00. Dit bedrag is gebaseerd op het verschil tussen de huur- en energiekosten die [eiser] zou moeten betalen als hij de woning aan de [adres 4] (€ 2.165,00 per maand) had kunnen huren en de prijs die hij nu betaalt voor de woning die hij huurt aan de [adres 5] (€ 2.490,00 per maand) te [plaats] . Daarbij komt ook nog een bedrag aan immateriële schadevergoeding.
4.4.
De kantonrechter komt tot de volgende overwegingen.
Schadevergoeding?
4.5.
De primaire vordering van [eiser] heeft betrekking op schadevergoeding wegens onrechtmatige daad. De kantonrechter moet deze vordering toetsen aan de hand van de toetsingscriteria die hiervoor gelden. Bij een onrechtmatige daad gaat het erom dat als iemand, jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke aan hem kan worden toegerekend, verplicht is om de schade die daardoor wordt geleden, te vergoeden.
4.6.
De vraag die de kantonrechter na bestudering van de stukken zich heeft gesteld, is welke schade [eiser] in concreet leidt of heeft geleden. In het geval de kantonrechter namelijk mee zou gaan in de stellingen van [eiser] en zou aannemen dat [gedaagde] jegens [eiser] onrechtmatig zou hebben gehandeld door hem niet voor te dragen als huurkandidaat, dan blijft de vraag overeind of [eiser] daarmee (dus) schade heeft geleden die door [gedaagde] moet worden vergoed. En die vraag moet ontkennend worden beantwoord, omdat in de eerste plaats niet vaststaat dat er daadwerkelijk tussen [eiser] en de eigenaar van de woning aan de [adres 1] of [adres 4] huurovereenkomst zou zijn ontstaan. En in het geval die huurovereenkomst wél zou zijn gesloten, dan is van belang dat [eiser] voor de [adres 1] een hogere huurprijs per maand had moeten betalen, dan nu het geval is voor de woning die hij nu huurt. Anders gezegd: [eiser] lijdt bij deze stand van zaken geen financiële of materiële schade.
4.7.
[eiser] heeft bij conclusie van repliek zijn materiële schade becijfert aan de hand van een huurprijsverschil voor het geval hij de woning aan de [adres 4] had kunnen huren. [eiser] kan hierin niet worden gevolgd en om diezelfde reden als hiervoor: er staat geenszins vast dat met hem daadwerkelijk een huurovereenkomst zou zijn gesloten. Om schade te kunnen toewijzen, moet vaststaan dát er schade is geleden en daar zit in deze zaak het pijnpunt. Dat [eiser] het standpunt inneemt dat hij dé ideale huurkandidaat zou zijn geweest vanuit zijn optiek, betekent niet dat er dus ook een verplichting ontstaat met hem een overeenkomst te sluiten.
4.8.
Wat de immateriële schade betreft, laat [eiser] na deze schadepost deugdelijk te onderbouwen. De kantonrechter begrijpt dat [eiser] de overtuiging heeft dat hij de juiste kandidaat was voor de woning aan de [adres 1] en dat de pijn hem in deze casus zit dat het voor [eiser] onrechtvaardig voelt dat hij als goed verdienende Nederlander een woning niet zou kunnen huren, omdat de voorkeur van de verhuurder van die woning uitgaat naar een expat. Maar welke immateriële schade [eiser] hierdoor heeft geleden of nog zou leiden, is door hem niet gesteld laat staan aannemelijk gemaakt.
4.9.
De eerste vordering van [eiser] wordt afgewezen.
Verwijdering gegevens klantsysteem?
4.10.
[eiser] vordert de verwijdering van zijn gegevens uit het klantsysteem van [gedaagde] . [eiser] heeft echter nagelaten om zijn belang bij deze vordering, te onderbouwen. Het is dan ook niet duidelijk wat het belang van [eiser] is bij deze vordering, te meer omdat [eiser] zelf bij conclusie van repliek, zie alinea 67, de mogelijkheid openhoudt dat hij zich in de toekomst nogmaals op de woningmarkt zal bevinden en [gedaagde] wellicht een passend aanbod heeft. Daarbij komt dat partijen nog verwikkeld zijn in deze juridische procedure en uitgaande van de juistheid van de stelling van [eiser] , is er ook een procedure gestart bij het College voor de Rechten van de Mens. Derhalve heeft [gedaagde] een gerechtvaardigd belang bij het behoud van de persoons- en contactgegevens van [eiser] in haar systemen.
4.11.
De tweede vordering van [eiser] wordt afgewezen.
Strijd met de Awgb?
4.12.
[eiser] stelt dat [gedaagde] handelt in strijd met de Awgb, namelijk door onderscheid te maken in nationaliteit. Aangezien [gedaagde] stelt alleen te verhuren aan expats, betekent dit dat uitsluitend wordt verhuurd aan personen met een niet-Nederlandse nationaliteit. [eiser] , die uitsluitend de Nederlandse nationaliteit heeft, vindt dit discriminerend en daarmee in strijd met de Awgb.
4.13.
[gedaagde] stelt dat de basis van de selectieprocedure de wensen van de opdrachtgever zijn en dat dit is gebaseerd op objectieve criteria. Dat verhuurders in de regel en bij voorkeur verhuren aan een expat of een werknemer van de NATO, is volgens [gedaagde] geen ongerechtvaardigd onderscheid. Het gaat er voor haar verhuurders om, dat de huur wordt betaald door een werkgever waardoor de verhuurders zekerheid hebben voor wat betreft de huurinkomsten. Ter illustratie dat [gedaagde] ook bemiddelt bij de verhuur van woningen aan niet-expats, heeft zij gewezen op de verhuur van de woning aan de [adres 3] .
4.14.
De kantonrechter stelt allereerst voorop dat [eiser] volgens zijn eigen stellingen bij conclusie van repliek, bij hij het college voor de rechten van de mens om een oordeel heeft gevraagd op de vraag of [gedaagde] jegens hem discriminatoir heeft gehandeld. [eiser] heeft verzocht de onderhavige procedure aan te houden, in afwachting van dit oordeel. De kantonrechter gaat niet mee in dit verzoek. De kantonrechter dient namelijk zelf een afweging te maken op grond van het geschetste feitencomplex in déze casus of [gedaagde] zich in deze zaak schuldig heeft gemaakt aan schending van de bepalingen uit de Awgb.
4.15.
Wat betreft de vermeende discriminatoire handelwijze, overweegt de kantonrechter als volgt. Het is op grond van artikel 7, lid 1, onderdeel a van de Awgb niet toegestaan om bij het aanbieden van diensten en bij het sluiten van overeenkomsten, onderscheid te maken in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Onderscheid op grond van nationaliteit mag niet, zowel niet direct als indirect, zo bepaalt artikel 1, lid 1 onderdeel b en c van de Awgb, tenzij hier een objectieve rechtvaardigingsgrond voor kan worden aangewezen.
4.16.
Uit de communicatie die [gedaagde] met [eiser] heeft gevoerd, als ook in deze procedure, blijkt dat [gedaagde] met name – maar niet uitsluitend – verhuurders heeft die hun woning willen verhuren aan expats. Dat blijkt ook uit de totstandkoming van de e-mailwisseling tussen partijen. [eiser] meldt zich met interesse voor de huur van de [adres 1] en [gedaagde] laat weten dat de voorkeur uitgaat naar een expat, althans naar iemand die circa 3 jaar blijft. Mocht [eiser] interesse hebben in 3 jaar te huren, dan is die optie mogelijk, zo blijkt uit de e-mail van 20 mei 2024 van 11:40 uur. Daaruit kan niet de conclusie worden getrokken dat [eiser] , als niet zijnde expat, niet kon meedingen naar de woning. Dat de communicatie nadien niet heeft geleid tot het door [eiser] beoogde resultaat, namelijk (ver)huur van de woning aan de [adres 1] , en dat nadien de nadruk met name is gelegd op de verhuur van die woning aan een expat, maakt niet dat [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter daarmee in strijd heeft gehandeld met de Awgb. Ook in de nadien gevoerde communicatie kan dat niet worden afgeleid.
4.17.
De op deze grondslag gebaseerde gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.
Strijd met de Wet goed verhuurderschap?
4.18.
[eiser] stelt dat [gedaagde] nalaat om een objectieve en transparante selectieprocedure te voeren als bedoeld in artikel 2, lid 2, paragraaf b van de Wgv.
4.19.
[gedaagde] stelt dat de Wgv op haar niet van toepassing is en er om die reden geen sprake kan zijn van strijdigheid.
4.20.
De kantonrechter stelt vast dat de Wgv is bedoeld voor huurders, verhuurders en huurbemiddelaars. Om als huurbemiddelaar te kwalificeren, moet er volgens de Wgv sprake zijn van een natuurlijke of rechtspersoon die als de lasthebber, bedoeld in artikel 7:414 lid 1 BW, namens de verhuurder handelingen verricht om een overeenkomst van huur van een woon- of verblijfsruimte tot stand te brengen. Kenmerkend aan een lastgeving is dat de lasthebber voor rekening van de lastgever een of meer rechtshandelingen kan verrichten.
4.21.
In deze zaak blijkt nergens uit dat er sprake is van een lastgeving als bedoeld in artikel 7:414 lid 1 BW tussen [gedaagde] en de verhuurders van de woningen. [gedaagde] mag namens de verhuurders hun woning te koop aanbieden en bezichtigingen verzorgen. Dit zijn feitelijke handelingen en geen rechtshandelingen. Rechtshandelingen zijn namelijk erop gericht dat ze een wijziging aanbrengen in de juridische positie van partijen. Daar is in dit geval geen sprake van. Ook niet als [gedaagde] een potentiële verhuurder afwijst. De rechtspositie wijzigt in zo’n geval namelijk niet; de afgewezen kandidaat was geen huurder en wordt ook geen huurder. Daarmee is dus geen sprake van lastgeving als bedoeld in artikel 7:414 lid 1 BW en kwalificeert [gedaagde] niet als verhuurbemiddelaar.
4.22.
Het voorgaande strekt tot de conclusie dat de Wgv niet op [gedaagde] van toepassing is, zodat de kantonrechter niet verder hoeft te beoordelen of [gedaagde] zich heeft gehouden aan die specifieke wettelijke bepalingen. Ook deze verklaring van recht wordt afgewezen.
Strijdigheid met artikel 6:193b BW?
4.23.
[eiser] stelt dat [gedaagde] een oneerlijke handelspraktijk voert, doordat zij de selectiecriteria niet vermeldt op haar website.
4.24.
[gedaagde] betwist de stellingen van [eiser] . Er is geen sprake van misleidende informatie, waardoor er ook geen strijdigheid is met artikel 6:193b BW.
4.25.
Artikel 6:193b BW heeft betrekking op misleidende handelspraktijken. Een handelspraktijk is misleideind als informatie wordt verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden tot het sluiten van een overeenkomst. Het gaat erbij dat de consument, alvorens er een overeenkomst tot stand komt, moet beschikken over alle eerlijke informatie die noodzakelijk is om tot een weloverwogen keuze te komen om een overeenkomst aan te gaan. In deze casus is er geen sprake van een overeenkomst die wordt aangegaan. Het gaat slechts om een advertentie, waarvan [eiser] meent dat daar meer of andere informatie in dient te staan dan [gedaagde] erin heeft verwerkt. Dit kwalificeert niet als een oneerlijke handelspraktijk.
4.26.
De op deze grondslag gebaseerde gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.
Misbruik van procesrecht?
4.27.
[gedaagde] stelt dit bij conclusie van antwoord dat [eiser] zich schuldig maakt aan misbruik van procesrecht en maakt om die reden aanspraak op een reële proceskostenveroordeling in plaats van het forfaitaire tarief. [eiser] merkt dit aan als een tegenvordering, hetgeen volgens hem misbruik van procesrecht is.
4.28.
De kantonrechter stelt voorop dat het verzoek om een partij in de reële proceskosten te veroordelen, geen tegeneis is als in de zin van een eis in reconventie. Het is een verweer op basis van de vordering van [eiser] om [gedaagde] in de proceskosten te veroordelen. Een vordering tot volledige vergoeding van de proceskosten is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering of het voeren van het verweer, zonder enige twijfel ongegrond zou zijn of in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan is sprake als de vordering of het verweer is gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan die partij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516, r.o. 4.5). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828, r.o. 5.1).
4.29.
[eiser] heeft gemeend jegens [gedaagde] een aantal vorderingen te hebben en heeft dit ter toetsing aan de rechter voorgelegd. Dat die vorderingen [gedaagde] als onzinnig voorkomen, betekent niet dat sprake is van misbruik van het procesrecht. De kantonrechter is niet ervan overtuigd dat [eiser] willens en wetens een procedure is gestart, wetende dat zijn vorderingen geen kans van slagen zouden hebben. Verder is het ook niet dat [eiser] onjuiste informatie heeft verstrekt. Daarmee is er dan ook geen sprake van misbruik van procesrecht door [eiser] .
4.30.
Tegelijk geldt dat er geen grond bestaat om de door [eiser] gevorderde verklaring voor recht, dat [gedaagde] misbruik heeft gemaakt van het procesrecht, toe te wijzen. [gedaagde] heeft het recht om zich te verweren tegen de vorderingen van [eiser] , ook ten aanzien van de proceskosten. Dat het verzoek van [gedaagde] als pressiemiddel moet worden gezien zoals [eiser] stelt, is de kantonrechter op geen enkele wijze gebleken. Daarom zal ook die vordering van [eiser] , worden afgewezen.
Noodzakelijke kosten van deurwaarder
4.31.
[eiser] vordert tot slot vergoeding van de door hem gemaakte en als noodzakelijk gekwalificeerde kosten, wegens de inzet van een deurwaarder. Het is de kantonrechter niet duidelijk op grond waarvan [gedaagde] in deze kosten zou moeten worden veroordeeld. Zonder een deugdelijk gestelde grondslag, kan deze vordering niet worden beoordeeld en zal, net als alle andere vorderingen, worden afgewezen.
Proceskosten
4.32.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de proceskosten, conform het forfaitaire tarief. De proceskosten, inclusief nakosten, worden aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00
4.33.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
SM