ECLI:NL:RBLIM:2025:5314

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
03.046760.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en ontucht met minderjarige dochters en stiefdochter wegens onvoldoende bewijs

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Limburg op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere zedendelicten, waaronder verkrachting en ontucht met zijn minderjarige dochters en stiefdochter. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet voldaan was aan het bewijsminimum zoals vastgelegd in artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 21 mei 2025, waarbij de verdachte werd bijgestaan door een advocaat en een beëdigde tolk. De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van enkele feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefsters onvoldoende steunbewijs boden. De rapportage van de rechtspsycholoog werd als niet zelfstandig bewijs beschouwd, en de rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangeefsters op zichzelf stonden zonder voldoende ondersteunend bewijs. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet werd veroordeeld voor de ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in zedenzaken, waar vaak het woord van de aangever tegen dat van de verdachte staat.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.046760.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1962,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. N. Hannaart, waarnemend voor mr. A.J. van der Velden, advocaat kantoorhoudende te Almere.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 mei 2025. De verdachte - bijgestaan door de beëdigde tolk [naam tolk] in de taal Lingala - en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Stiefdochter [benadeelde partij 1] , dochter [benadeelde partij 2] , dochter [benadeelde partij 3] en hun moeder [benadeelde partij 4] , hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Aanwezig ter terechtzitting zijn [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] , waarbij laatstgenoemde wordt bijgestaan door de beëdigde tolk [naam tolk] in de taal Lingala. Alle benadeelde partijen worden bijgestaan door mr. S. Hensen, zij is op de zitting namens de benadeelde partijen gehoord.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:meerdere malen zijn minderjarige dochter [benadeelde partij 2] heeft verkracht;
Feit 2:meerdere malen seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam, heeft gepleegd met [benadeelde partij 1] , zijnde een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwd minderjarig kind;
Feit 3:meerdere malen zijn minderjarige dochter [benadeelde partij 3] heeft verkracht;
Feit 4:meerdere malen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter [benadeelde partij 2] ;
Feit 5:meerdere malen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter [benadeelde partij 3] ;
Feit 6:meerdere malen ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij 1] , zijnde een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwd minderjarig kind.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 2 en 6, gepleegd tegen de stiefdochter van de verdachte. Het bewijsminimum, zoals verankerd in artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is volgens de officier van justitie gehaald, nu de verklaringen van aangeefster [benadeelde partij 1] op grond van de rapportage van de rechtspsycholoog betrouwbaar te achten zijn. Er is daarnaast voldoende steunbewijs te vinden in de verklaring van [naam] (de evangelist), waaruit blijkt dat aangeefsters gezicht anders werd toen ze haar verhaal vertelde, in combinatie met de rapportage van de rechtspsycholoog, waarbij laatstgenoemde rapportage volgens de officier van justitie een op zichzelf staand (steun)bewijsmiddel vormt.
Ten aanzien van de feiten 1, 3, 4 en 5 – gepleegd tegen de biologische dochters van de verdachte – heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak, nu op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte deze feiten heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de verdachte integraal vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van in het bijzonder de feiten 2 en 5 heeft de raadsman naar voren gebracht dat er niet voldaan is aan het in artikel 342 lid 2 Sv verankerde bewijsminimum. Enig steunbewijs ontbreekt, nu de verklaringen van dochters [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] gekleurd zijn of tot stand gekomen zijn door (on)bewuste beïnvloeding van deze personen, hetgeen door de rapportage van de rechtspsycholoog bevestigd wordt. Daarnaast is er geen schakelbewijs, waaruit soortgelijke feiten en omstandigheden dan wel een bepaalde
modus operandikan worden afgeleid.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Deze zaak betreft de verdenking van meerdere zedendelicten. Het gaat bij zedendelicten vaak om feiten waarbij het in de kern gaat om het woord van de aangever tegen dat van de verdachte. Bij zedendelicten gaat het dan ook regelmatig om de vraag of is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv.
Juridisch kader
Uit de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat bij het beoordelen van de vraag of voldaan is aan het bewijsminimumvoorschrift van artikel 342 lid 2 Sv het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin deze bepaling de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt verder dat de vereiste voldoende steun bijvoorbeeld kan worden gevonden in waarnemingen ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangever op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt of vlak daarna, waarbij er sprake dient te zijn van een aannemelijk verband tussen de waargenomen emotie en de verweten gedraging.
Feiten 1, 3, 4 en 5: [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3]
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat ten aanzien van de feiten 1, 3, 4 en 5 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte deze feiten heeft begaan. Slechts één van de aangeefsters, [benadeelde partij 2] , heeft immers in zeer beperkte mate verklaard over hetgeen zij ten aanzien van het vermeende handelen van de verdachte ten aanzien van [benadeelde partij 3] zou hebben waargenomen. Zo heeft zij weliswaar verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte ‘op haar [zusje] was’, maar ook dat zij niet weet wat er gebeurde en dat haar vader en zusje gewoon kleren aanhadden. De verklaringen van [benadeelde partij 2] over wat haar zelf zou zijn overkomen, staan op zichzelf: er zijn geen getuigen die daarover of over bij haar waargenomen emoties vlak daarna hebben verklaard. Het benodigde steunbewijs voor de verklaringen van zowel [benadeelde partij 2] als [benadeelde partij 3] ontbreekt derhalve.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde.
Feiten 2 en 6: [benadeelde partij 1]
De rechtbank merkt allereerst op dat de rapportage van de rechtspsycholoog weliswaar van betekenis is voor wat betreft de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde partij 1] , maar dat dit niet maakt dat deze rapportage als zelfstandig (steun)bewijsmiddel kan dienen. De deskundige rapporteert immers slechts over de bewijskracht die een verklaring als bewijsmiddel toekomt. Ook als die bewijskracht relatief groot is, blijft het nog slechts één bewijsmiddel.
De rechtbank ziet zich ook ten aanzien van [benadeelde partij 1] voor de vraag gesteld of sprake is van steunbewijs voor haar verklaringen. De verklaringen van [benadeelde partij 1] worden
op het eerste oogondersteund door de verklaringen van [naam] (de evangelist) en [benadeelde partij 4] (de moeder van de kinderen). Zowel de evangelist als moeder verklaarden immers over bij [benadeelde partij 1] waargenomen emoties. Het problematische aan deze verklaringen is echter dat uit het dossier niet volgt hoeveel tijd er is verstreken tussen het ten laste gelegde en de door [naam] en moeder [benadeelde partij 3] waargenomen emoties. Dit tijdsverloop is immers van groot belang bij de bepaling van bewijskracht die aan een steunbewijsmiddel dient te worden toegekend. Hoe groter het tijdsverloop, hoe groter de behoedzaamheid die betracht moet worden bij de beoordeling van steunbewijs in de vorm van waargenomen emoties. De rechtbank kan het tijdsverloop in dit geval niet vaststellen. Daarnaast volgt uit de verklaring van [benadeelde partij 1] bij het studioverhoor dat de gesprekken met [naam] telefonisch via WhatsApp, zonder beeld, hebben plaatsgevonden. Hoe [naam] emoties bij [benadeelde partij 1] heeft waargenomen, is een vraag die onbeantwoord is gebleven. Ten slotte is het ook nog eens zo dat moeder [benadeelde partij 3] zeer beperkt heeft verklaard over de bij [benadeelde partij 1] waargenomen emoties: ze verklaart met name over veel stress bij [benadeelde partij 1] . Gelet op voorgaande vaststellingen is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [naam] en moeder [benadeelde partij 3] niet als steunbewijs kunnen dienen voor de verklaringen van [benadeelde partij 1] . De verklaring van [benadeelde partij 1] staat daarmee zozeer op zichzelf, dat het wettelijk bewijsminimum de rechtbank in dit geval verbiedt om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank zal de verdachte daarom tevens vrijspreken van hetgeen onder de feiten 2 en 6 ten laste is gelegd.

4.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

4.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 45.600,-, bestaande uit € 30.600,- aan materiële schade (bestaande uit studievertraging met betrekking tot het jaar 2021 ad € 14.900,- en studievertraging met betrekking tot het jaar 2023 ad €15.700,-) en € 15.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van de feiten 2 en 6.
Namens de benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft de wettelijk vertegenwoordiger, moeder [benadeelde partij 4] , een bedrag gevorderd van € 15.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van de feiten 1 en 4.
Namens de benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft de wettelijk vertegenwoordiger, moeder [benadeelde partij 4] , een bedrag gevorderd van € 15.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van de feiten 1 en 4.
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] , vordert een schadevergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van de feiten 1 tot en met 6.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de volledige toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] , te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De andere twee benadeelde partijen dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 1] aangevoerd dat de onderbouwing ten aanzien van de materiële schade onvoldoende is en heeft verzocht om de immateriële schade vast te stellen op een lager bedrag dan gevorderd, namelijk maximaal € 10.000,-, nu er hoogstens sprake is van categorie 4 zoals bedoeld in de Letselschadelijst. De verdediging heeft daarnaast verzocht om [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, danwel de vordering af te wijzen, nu de vordering geen rechtstreeks verband houdt met de feiten.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Nu aan de vorderingen van alle benadeelde partijen een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, zal de rechtbank de benadeelden niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt de verdachte vrijvan de ten laste gelegde feiten;
Benadeelde partijen
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feiten 2 en 6)
  • bepaalt dat de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2] (feiten 1 en 4)
  • bepaalt dat de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Benadeelde partij [benadeelde partij 3] (feiten 3 en 5)

  • bepaalt dat de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Benadeelde partij [benadeelde partij 4] (feiten 1 tot en met 6)

  • bepaalt dat de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. van de Pasch, voorzitter, mr. D. Osmić en
mr. S.L.M. van Venrooij, rechters, in tegenwoordigheid van S.P.C. Terpelle, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2025.
Buiten staat
Mr. Van Venrooij en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 10 oktober 2021 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, zijnde zijn, verdachtes, kind, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 2] , te weten het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde partij 2] ;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 10 oktober 2021 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, zijnde een kind dat hij, verdachte, verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of een minderjarige die aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd, (telkens) buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1] , te weten het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde partij 1] ;
Feit 3
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 10 oktober 2021 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, en/of in de gemeente Almere, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum 3] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, zijnde zijn, verdachtes, kind, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 3] , te weten het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde partij 3] ;
Feit 4
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 10 oktober 2021 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd
met zijn minderjarig kind, te weten [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum 1] , door (telkens)
- die [benadeelde partij 2] op de mond te kussen en/of
- met zijn, verdachtes, ontbloot (onder)lichaam op/tegen het ontbloot (onder)lichaam van die [benadeelde partij 2] te liggen en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [benadeelde partij 2] te houden en/of te duwen en/of te bewegen;
Feit 5
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 10 oktober 2021 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen en/of in de gemeente Almere, meermalen, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum 3] , door (telkens)
- die [benadeelde partij 3] met ontbloot (onder)lichaam op zijn, verdachtes, ontbloot (onder)lichaam te laten zitten en/of liggen en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [benadeelde partij 3] te houden en/of te duwen en/of te bewegen;
Feit 6
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 10 oktober 2021 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum 2] , door (telkens)
- de borsten en/of de billen van die [benadeelde partij 1] te betasten en/of aan te raken en/of
- met zijn, verdachtes, ontbloot (onder)lichaam op/tegen het ontbloot (onder)lichaam van die [benadeelde partij 1] te liggen en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [benadeelde partij 1] te houden en/of te duwen en/of langs de vagina van die [benadeelde partij 1] te schuren en/of te bewegen.