In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een betrokkene, geboren in 1989. De rechtbank heeft de zaak eerder aangehouden en op 28 april 2025 een tijdelijke machtiging verleend tot 25 maart 2025. De betrokkene verblijft sindsdien vrijwillig bij een zorginstelling, Stevig, en heeft aangegeven dat hij daar wil blijven totdat er een passende vervolgplek beschikbaar is. Tijdens de zitting op 26 mei 2025 is de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, gehoord, evenals zijn behandelaar. De behandelaar heeft verklaard dat er geen noodzaak meer is voor een rechterlijke machtiging, aangezien de betrokkene goed functioneert en er een vervolgplek beschikbaar is voor begeleid wonen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat niet voldaan is aan de voorwaarden voor het verlenen van een machtiging, omdat de betrokkene geen ernstig nadeel ondervindt en zijn verblijf op vrijwillige basis is. De rechtbank heeft het verzoek van het CIZ dan ook afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 4 juni 2025, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.