ECLI:NL:RBLIM:2025:5517

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
03.163055.24, 03.082009.23 (ttz. gev.) en 03.017036.21 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en ontuchtige handelingen met minderjarigen in Kerkrade

Op 6 juni 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en ontuchtige handelingen met minderjarigen. De zaak betreft meerdere parketnummers, waaronder 03.163055.24 en 03.082009.23. De verdachte, geboren in 2001, werd bijgestaan door mr. B.H.S. Brinkman. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 26 mei 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft alle tenlastegelegde feiten bewezen geacht, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4], als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en DNA-onderzoek. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verkrachting van [slachtoffer 1] en ontuchtige handelingen met [slachtoffer 4], maar sprak hem vrij van de beschuldigingen met betrekking tot [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] vanwege inconsistenties in hun verklaringen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, met een TBS-maatregel voor verpleging van overheidswege, en een schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn verstandelijke beperking en autismespectrumstoornis, in verminderde mate toerekeningsvatbaar was.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03.163055.24 en 03.082009.23 (ttz. gev.)
Parketnummer : 03.017036.21 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2001,
gedetineerd in [locatie PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.H.S. Brinkman, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 mei 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn op de zitting gehoord. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in de zaak met parketnummer 03.163055.24, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] heeft verkracht, subsidiair ontuchtige handelingen heeft gepleegd met haar terwijl zij nog geen 16 jaar oud was;
feit 2:[slachtoffer 3] heeft verkracht;
feit 3:[slachtoffer 2] heeft verkracht, subsidiair ontuchtige handelingen heeft gepleegd met haar terwijl zij nog geen 16 jaar oud was.
In de zaak met parketnummer 03.082009.23 wordt de verdachte, kort en feitelijk weergegeven, verweten dat hij:
ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 4] terwijl zij nog geen 16 jaar oud was.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten bewezen. De verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 1] en de uitkomsten van het DNA-onderzoek. Ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 3] vinden haar verklaringen steun in de chatberichten tussen haar en de verdachte. De verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] vinden steun in het bericht dat de verdachte haar een maand later stuurt, waarin hij zijn excuus aanbiedt, en de verklaring van [getuige 2] over de emotie bij aangeefster. Tot slot worden de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 4] ondersteund door [getuige 3] , [getuige 4] en de chats met [getuige 5] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
03.163055.24
De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair tenlastegelegde en zich gerefereerd ten aanzien van het onder dit feit subsidiair tenlastegelegde voor zover het vaginale geslachtsgemeenschap betreft.
Ten aanzien van feit 2 in deze zaak heeft de raadsman bepleit dat wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Voor feit 3 in deze zaak kan de verdachte, volgens de raadsman, evenmin worden veroordeeld nu aangeefster wisselend heeft verklaard over hetgeen haar zou zijn overkomen en haar verklaringen niet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
03.082009.23
In deze zaak dient de verdachte, aldus de raadsman, eveneens te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
03.163055.24, feit 1 [1]
[slachtoffer 1] is op 8 februari 2024 gehoord naar aanleiding van de aangifte van verkrachting die haar moeder namens haar heeft gedaan. Zij verklaart tijdens dit verhoor het volgende:
“De jongen over wie ik kom verklaren is [verdachte] en was 16 jaar oud. Dat zei hij. We spraken af dat we film gingen kijken. Hij zei alleen dat ik naar het station moest komen. Het was station Kerkrade, iets met Chèvremont. Tijdens eerder contact voorafgaand aan de afspraak vroeg hij of ik nog maagd was. Hij wilde naar zijn huis lopen. Daar ging meteen zijn kamer in, daarmee bedoel ik de slaapkamer en hij deed de gordijnen dicht. Volgens mij had hij de voordeur op slot gedaan. Toen vroeg hij of ik mijn broek uit wilde doen. Ik zei “nee, dat wil ik nog niet”. Maar hij luisterde niet en hij deed mijn knoop los. Toen draaide hij me op mijn zij. Hij had mijn broek uitgetrokken voordat hij de knoop los deed.
Daarna ging hij met zijn vinger in mijn bil. In het gaatje waar je mee kan poepen. Ik zei “stop”.
Hij stopte niet. Toen ging hij met zijn piemel in mijn bil. Ik zei “stop” en “nee”.
Hij ging nog een (1) keer en toen voelde ik allemaal spul. Ik bleef zeggen “stop” en toen zei hij “nog een (1) keer”. Toen dat spul kwam heeft hij hem eruit gehaald.
Hij heeft aan mij kunnen zien dat ik het niet fijn vond, want ik was aan het huilen.
Daarna zei ik: “ik moet naar huis”. Hij is toen mee gelopen naar het station.” [2]
In het proces-verbaal van het informatieve gesprek met de politie staat onder meer het volgende vermeld:
“Toen ging hij met een vinger in de bil en de piemel in de bil. Hij wilde naar voren gaan maar ik zei: ‘nee’ en toen is hij weer naar achteren gegaan. (…) Desgevraagd zei [slachtoffer 1] dat ze met ‘in de bil’ het gaatje bedoelt, het gaatje waar je mee kunt poepen. Met ‘naar voren’ bedoelde ze haar ‘privéplekje’, daar waar je mee kunt plassen. Daar is hij een beetje ingegaan en het voelde niet fijn. In de bil was hij verder ingegaan. De bil vond ze ook niet fijn want dat deed pijn.” [3]
De moeder van [slachtoffer 1] , genaamd [naam moeder slachtoffer 1] heeft, namens haar dochter, aangifte gedaan van deze verkrachting. Zij verklaart het volgende:
“Op 17 januari 2024 heeft [naam partner]
(de rechtbank begrijpt de partner van [naam moeder slachtoffer 1] )[slachtoffer 1] van het station gehaald en [slachtoffer 1] kwam helemaal hysterisch uit de trein. Zij was aan het huilen en schreeuwen en was bijna uit de rijdende auto gesprongen.” [4]
Getuige [getuige 6] , een vriendin van aangeefster, verklaart hierover.
“ [naam partner] was met [slachtoffer 1] onderweg naar huis. De moeder van [slachtoffer 1] , [naam moeder slachtoffer 1] , vertelde mij dat [slachtoffer 1] alleen met mij wilde praten. Toen ik bij [slachtoffer 1] aankwam, was zij heel erg aan het huilen en heel erg overstuur.” [5]
03.082009.23 [6]
[slachtoffer 4] doet op 21 januari 2022 aangifte van seksueel misbruik gepleegd op 21 oktober 2021. Zij verklaart hierover het volgende:
“Ik ben verkracht door een jongen van 20 terwijl hij zei tegen mij dat hij 15 was. Dit is gebeurd op 21 oktober in de woning aan de [adres] in Kerkrade. Ik heb hem, [verdachte] , leren kennen via Insta. Hij vroeg naar mijn leeftijd en ik zei 13. [verdachte] vroeg of we op bed gingen liggen. Ik zei dat dat goed was als er maar niets zou gebeuren. Toen voelde hij op vreemde plekken. Ik bedoel hiermee mijn borsten, mijn kut en mijn billen. Toen zei ik dat hij moest stoppen, omdat ik dat niet wilde. In eerste instantie stopte hij ook. Maar vijf minuten later deed hij het weer. Ik zei weer dat hij moest stoppen en ik ging op mijn buik liggen. Toen zat hij weer aan mijn billen en zei ik dat ik dat niet wilde en dat hij moest kappen. Uit het niets trok hij mijn broek uit. Ik zei dat ik dat niet wilde en vroeg: “wat doe je?”. Ik wilde mijn broek weer omhoog trekken, maar hij duwde hem weer omlaag. Uit het niets deed hij zijn broek omlaag en stopte zijn lul in mijn vagina. Ik zei “stop, ik wil dit niet”. Hij bleef maar doorgaan en doorgaan. Hij zei dat ik op mijn rug moest gaan liggen. Ik heb dat ook gedaan. Hij haalde zijn lul uit mijn vagina en draaide mij om op mijn rug. Toen stopte hij zijn piemel in mijn vagina. Toen haalde hij zijn piemel eruit en begon hij mij te vingeren en dat vond ik helemaal niet fijn. Hij ging door met vingeren. Eenmaal was hij gestopt en moest ik op mijn buik gaan liggen en deed hij mijn T-shirt omhoog. Hij deed zich toen zelf aftrekken en spoot hij zijn sperma op mijn rug.” [7]
[getuige 3] verklaart op 19 januari 2023 hierover het volgende:
“ [slachtoffer 4] heeft mij op 3 december 2021 via beeldbellen op Snapchat verteld wat er was gebeurd. Ik zag dat [slachtoffer 4] aan het huilen was en ze wilde niet gezien worden. Normaal gesproken is zij altijd heel blij, maar de laatste tijd was ze heel rustig en heel erg afwezig. Ik zie nu nog niet de oude [slachtoffer 4] , vanaf het moment dat dit gebeurd is met [verdachte] . Als iemand haar een knuffel zou willen geven, duikt ze weg.” [8]
Bewijsoverweging
Juridisch kader
Voor zedenzaken geldt in zijn algemeenheid dat uiterst zorgvuldig en behoedzaam dient te worden omgegaan met verklaringen van getuigen en (vermeende) slachtoffers. In dit soort zaken is er vaak geen directe getuige van de vermeende seksuele gedragingen, zoals ook in deze zaken.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat bij het beoordelen van de vraag of voldaan is aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv, het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Het is eveneens vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat steunbewijs onder meer kan bestaan uit een verklaring over de eigen waarneming van een getuige van de emotie van het (vermeende) slachtoffer niet lang na het tenlastegelegde feit. Zo’n verklaring kan steunbewijs opleveren als de emotionele toestand of eventuele gedragsverandering die de getuige bij het slachtoffer heeft waargenomen, niet anders kan worden opgevat dan als een bevestiging van de verklaringen van het slachtoffer. Het tijdsverloop tussen het ten laste gelegde feit en de waargenomen emoties is daarbij relevant.
[slachtoffer 1]
doet dezelfde dag melding bij de politie van verkrachting door [verdachte] uit Kerkrade. Hierin verklaart zij gedetailleerd en authentiek over de wijze waarop dat heeft plaatsgevonden. De aangifte die haar moeder vervolgens doet, gebaseerd op hetgeen zij van haar dochter heeft vernomen, is gelijkluidend. In haar nader verhoor op 8 februari 2024 en haar verhoor bij de rechter-commissaris op 13 december 2024 blijft zij bij haar eerder afgelegde verklaring. Haar verklaringen zijn dus consistent. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] gelet op het voorgaande als betrouwbaar hebben te gelden. Daar komt bij dat deze verklaringen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. De verklaringen van [slachtoffer 1] worden immers ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 6] . Zij verklaren dat [slachtoffer 1] kort na het gebeuren hysterisch was en helemaal overstuur. Nu de rechtbank geen reden ziet om te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer 1] en de steunverklaringen van [getuige 1] en [getuige 6] , is zij van oordeel dat dit aan de verdachte tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
[slachtoffer 4]
verklaart zowel in het informatief gesprek zeden op 5 december 2021 als in haar aangifte op 21 januari 2022 gedetailleerd en consistent over welke ontuchtige handelingen de verdachte bij haar heeft verricht. De rechtbank acht haar verklaringen om die reden betrouwbaar. De verklaringen van [slachtoffer 4] vinden steun in de verklaring van
[getuige 3] . Zij verklaart dat zij twee maanden na het gebeuren via videobellen contact heeft gehad met aangeefster. In dat gesprek huilt [slachtoffer 4] en vertelt zij dat zij is verkracht. Sinds het gebeuren ziet [getuige 3] een gedragsverandering bij [slachtoffer 4] , in die zin dat zij steeds wegduikt als iemand haar een knuffel wil geven. Nu de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 4] betrouwbaar acht, deze steun vinden in de verklaring van [getuige 3] -die de aan het delict gerelateerde emotie bij de aangeefster heeft waargenomen relatief kort na het incident- is zij van oordeel dat dit aan de verdachte tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak
[slachtoffer 2]
De rechtbank heeft twijfels bij de waarheidsgetrouwheid van de verklaringen die [slachtoffer 2] heeft afgelegd over hetgeen haar zou zijn overkomen. Zij verklaart namelijk op essentiële punten wisselend en tegenstrijdig. Zo verklaart zij in eerste instantie dat zij per toeval aanbelde bij de woning van de verdachte, omdat zij naar het toilet wilde. Zij zou daarna door de verdachte van het toilet zijn getrokken en vervolgens verkracht. Deze verklaring trekt zij later in om vervolgens te verklaren dat zij met hem had afgesproken. Ook stelt zij dat een getuige tijdens het vermeende seksuele misbruik de woning van de verdachte zou zijn binnengekomen, welke getuige dit bij navraag ontkent. De verklaringen van [slachtoffer 2] kunnen daarom, naar het oordeel van de rechtbank, niet als betrouwbaar worden aangemerkt. Derhalve kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte dit tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de rechtbank de verdachte van dit feit vrij.
[slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft ten aanzien van dit feit betoogd dat, middels schakelbewijs, kan worden bewezen dat de verdachte dit feit heeft gepleegd. Hij heeft daarbij gewezen op het feit dat de verdachte zich steeds jonger voor heeft gedaan dan hij werkelijk was en dat hij schermde met zijn geloof en respect voor de ander. Daarnaast heeft de verdachte, aldus de officier van justitie, zijn slachtoffers telkens teruggebracht naar het station en hun treinkaartje betaald.
Beoordeling schakelbewijs
Met de term schakelbewijs pleegt te worden aangeduid een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt.
De rechtbank is van oordeel dat in de verklaringen van de slachtoffers te weinig essentiële punten of kenmerkende gelijkenissen staan om te kunnen spreken van een herkenbaar en gelijksoortig patroon in het handelen van verdachte. Anders dan de officier van justitie heeft de rechtbank uit het dossier niet op kunnen maken dat de verdachte zich in alle gevallen jonger voor heeft gedaan dan hij was. Uit de berichten tussen [slachtoffer 3] en de verdachte blijkt zelfs dat [slachtoffer 3] op de hoogte was van het feit dat de verdachte 22 jaar was. Met [slachtoffer 3] heeft de verdachte in de WhatsAppberichten ook niet duidelijk over zijn geloof gesproken.
In de kern komen de overeenkomsten neer op: het afspreken via social media bij de verdachte thuis en het naar het station brengen van het slachtoffer door de verdachte.
De rechtbank acht de aard van deze handelingen en de omstandigheden waaronder deze zouden hebben plaatsgevonden niet zodanig kenmerkend dat gezegd kan worden dat de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] over en weer als steunbewijs kunnen dienen. Aan de vereisten voor toepassing van schakelbewijs is daarom niet voldaan.
Dit maakt dat de rechtbank voor de verklaringen van [slachtoffer 3] onvoldoende steun ziet in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal de verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
03.163055.24 feit 1 primair:
op 17 januari 2024 in de gemeente Kerkrade door geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het duwen van zijn, verdachtes, vinger in de anus en/of vagina van die [slachtoffer 1] en
- het (meerdere malen) duwen van zijn, verdachtes, penis in de anus en/of vagina van die [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 1] heeft meegenomen naar zijn slaapkamer, waarvan de deur op slot was gedaan,
- aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd of ze haar broek uit wilde doen, waarop zij “nee, dat wil ik nog niet” zei, waarop verdachte alsnog de knoop heeft losgemaakt en die [slachtoffer 1] op haar zij heeft gedraaid,
- die [slachtoffer 1] meerdere malen “stop” heeft gezegd waarbij verdachte voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van onwil bij die [slachtoffer 1] en
- een dreigende situatie heeft doen ontstaan voor die [slachtoffer 1] waardoor zij niet of onvoldoende in staat was zich te onttrekken aan, te verzetten tegen of weerstand te bieden aan de seksuele handelingen van verdachte;
03.082009.23 feit 1:
op 21 november 2021 in de gemeente Kerkrade, met [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4] , te weten
- het duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 4] ,
- het duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 4] en
- het aanraken van de vagina, borsten en billen van die [slachtoffer 4] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03.163055.24 feit 1 primair: verkrachting;
03.082009.23 feit 1: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psychiater professor doctor D.J. Vinkers en GZ-psycholoog M. de Klerk en GZ-psycholoog/rapporteur in opleiding L. Pommée, hebben over de geestvermogens van de verdachte op 12 november 2024 resp. 18 oktober 2024 een rapport uitgebracht. Deze rapporten hebben betrekking op de feiten in de zaak met parketnummer 03.163055.24.
In het rapport van de psychiater is het volgende te lezen:
“Bij de verdachte is sprake van een matige verstandelijke beperking en een autismespectrumstoornis. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. Deze beperking en stoornis beïnvloedden zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de tenlastegelegde feiten. De verdachte is door zijn autistiforme stoornis niet goed in staat om adequate sociale contacten aan te knopen of een baan te zoeken. Hij heeft geen ziekte-inzicht en hij houdt behandeling af of ontkent zijn problemen. Indien de tenlastegelegde feiten bewezen worden geacht, wordt geadviseerd om deze in (enigszins) verminderde mate toe te rekenen.”
Uit het rapport van de psychologen blijkt het volgende:
“Bij de verdachte is sprake van een matige verstandelijke beperking en een autismespectrumstoornis. Deze stoornissen zijn structureel van aard en aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde.
De verdachte weet dat het seks hebben met minderjarigen strafbaar is en hij liegt tegenover de meisjes over zijn leeftijd om te voorkomen dat hij afgewezen wordt. De verstandelijke beperking en de autismespectrumstoornis maken echter dat hij onvoldoende in staat is de schadelijkheid van (seksuele) relaties tussen minderjarigen en volwassenen volledig te begrijpen en om de gevolgen en impact van zijn handelen op de slachtoffers volledig te overzien of te kunnen vatten. Hij leert door deze beperking niet goed van zijn fouten en van de aangereikte hulp. De onmogelijkheid om tot een verdere precisering van wijze en mate van doorwerking te komen, maken dat deze deskundigen zich onthouden van een advies over de mate van toerekening.”
Ook in hun aanvullende rapportages, van 15 april 2025 respectievelijk 4 mei 2025, waarbij zij eveneens het feit in de zaak met parketnummer 03.082009.23 hebben meegenomen, zijn zij bij hun bevindingen en adviezen gebleven.
De rechtbank volgt de psychiater en de psychologen in hun bevindingen en de psychiater in zijn advies.
De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat de bewezenverklaarde feiten aan de verdachte in verminderde mate toe te rekenen zijn.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om het volwassenenstrafrecht toe te passen en aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en een ongemaximeerde TBS-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege. Daarnaast vordert de officier van justitie de oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr, om de verdachte ook na de gevangenisstraf en TBS-maatregel te kunnen monitoren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen en om aan de verdachte een (jeugd)detentie op te leggen die de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis niet overstijgt en voor het overige te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van en ontucht met een minderjarige. Hij heeft door zo te handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Hij was, zo blijkt ter terechtzitting, bewust op zoek naar minderjarige meisjes, naar eigen zeggen om vriendschap met hen te sluiten. Echter, uit zijn handelen blijkt dat hij enkel en alleen uit was op seksueel contact met hen en bevrediging van zijn eigen lustgevoelens.
De slachtoffers waren destijds 13 en 14 jaar oud. Zij waren nog kinderen. Via social media heeft de verdachte contact met hen gelegd en zich daarbij jonger voorgedaan dan dat hij werkelijk was. Zij hebben met hem afgesproken, maar waren niet en konden ook niet voorbereid zijn op de kwade intenties van de verdachte. [slachtoffer 1] had zelfs nog nooit eerder geslachtsgemeenschap gehad. Alleen al het grote leeftijdsverschil maakte dat de slachtoffers zich niet konden verweren tegen de handelingen van de verdachte. Bovendien bestond het risico dat de slachtoffers zwanger zouden raken van de verdachte nu hij geen voorbehoedsmiddel heeft gebruikt.
Gevolgen voor de slachtoffers
Een verkrachting, maar ook het plegen van ontuchtige handelingen, zijn zeer ingrijpende gebeurtenissen die vaak langdurige psychische en emotionele gevolgen hebben voor het slachtoffer. Dit blijkt uit het door de moeder van [slachtoffer 1] uitgeoefende spreekrecht. De verkrachting heeft een grote impact gehad op het dagelijks leven van [slachtoffer 1] . Zij is erg angstig, slaapt slecht en vertrouwt niemand meer. Haar onbezorgde jeugd is van haar afgenomen.
Strafblad
De verdachte is op 8 februari 2022 veroordeeld tot een deels voorwaardelijke taakstraf voor kinderpornografie. De proeftijd die aan het voorwaardelijk gedeelte van deze straf was verbonden liep tot 5 juni 2024. Derhalve heeft de verdachte de feiten in de zaak met parketnummer 03.163055.24 in deze proeftijd gepleegd. Kennelijk hebben deze voorwaardelijke straf en de daaraan verbonden voorwaarden hem er niet van weerhouden om opnieuw de fout in te gaan. Tegenover de jeugdreclassering heeft de verdachte in dat lopende toezicht verklaard dat hij ervoor zal zorgen dat hij niet nogmaals in de problemen zal komen. Toch pleegt de verdachte de twee bewezenverklaarde feiten.
Persoon van de verdachte, volwassenenstrafrecht / jeugdstrafrecht
Gezien de leeftijd van de verdachte, destijds 22 respectievelijk 20 jaar, hebben de deskundigen zich uitgelaten over de toepassing van het jeugd- of het volwassenenstrafrecht. De psychiater Vinkers en psychologen De Klerk en Pommée hebben hierover het volgende opgemerkt.
De verdachte is weliswaar 23 jaar oud, maar hij is door zijn matig verstandelijke beperking en autismespectrumstoornis beperkt in zijn handelingsvaardigheden. Een pedagogische aanpak is echter niet goed haalbaar, zo blijkt uit het beloop van de afgelopen jaren. De verdachte sluit zich af voor begeleiding of behandeling en is erg op zichzelf. De psychiater adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De verdachte functioneert op het niveau van een verstandelijke beperking, kan zijn eigen gedrag niet goed organiseren, de risico’s van eigen handelen verminderd goed inschatten en hij handelt zonder nadenken. Daarbij komt hij in het contact jonger over dan zijn kalenderleeftijd. Met betrekking tot de pedagogische beïnvloeding en mogelijkheden is echter niet een pedagogische aanpak geïndiceerd, omdat hij weliswaar erg op moeder leunt maar al sinds zijn achttiende niet meer in het gezin van oorsprong woont, hij langere tijd geen scholing meer volgt, daarin ook zeer beperkt leerbaar is en de problematiek maakt dat een groepsgericht leer- en leefklimaat niet geïndiceerd is. De psychologen adviseren eveneens om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank volgt de deskundigen in hun adviezen en zal derhalve het volwassenenstrafrecht toepassen.
Recidivegevaar
De deskundigen schatten het risico op recidive van een zedendelict in als hoog als de verdachte niet behandeld en begeleid wordt. De rechtbank ziet daarnaast dat de verdachte niet geleerd heeft van zijn eerdere veroordeling en tijdens de proeftijd opnieuw de fout in is gegaan door (eveneens) meerdere zedendelicten te plegen.
Redelijke termijn 03.082009.23
Waar de rechtbank in strafmatigende zin rekening mee zal houden, is de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. De Hoge Raad heeft in zijn uitleg van de redelijke termijn als uitgangspunt genomen dat de behandeling van een zaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen. In deze zaak is het verhoor van de verdachte op 20 maart 2023 de eerste formele daad van vervolging geweest waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat jegens hem strafvervolging zou worden ingesteld. De redelijke termijn is daarmee met ruim twee maanden overschreden.
Gezien deze beperkte overschrijding volstaat de rechtbank met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Nu de rechtbank minder feiten dan de officier van justitie bewezen acht, zal zij de officier van justitie niet volgen in zijn eis. De rechtbank zal aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Maatregel TBS en 38z Sr
De vraag is vervolgens of aan de verdachte, naast een gevangenisstraf, ook een maatregel dient te worden opgelegd.
Psychiater Vinkers schat het risico op recidive van een zedendelict als hoog in. De verdachte houdt behandeling af en geeft geen openheid over zijn seksualiteit. De psychiater adviseert daarom een TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Dit is de enige reële mogelijkheid om de verdachte te begeleiden en te behandelen en het risico op recidive te verminderen.
Psychologen De Klerk en Pommée relateren dat de verdachte, om tot een vermindering van het recidiverisico te komen, intensieve, langdurige en gespecialiseerde behandeling en begeleiding met een hoge mate van beveiliging nodig heeft, toegespitst op zijn verstandelijke beperking, ontwikkelingsstoornis en de nog resterende – destabiliserende – invloed van zijn diverse traumata. Zij achten het passend om de verdachte te laten behandelen vanuit de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Formele vereisten TBS-maatregel
De rechtbank stelt vast dat het door de verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren of meer is gesteld en dat bij de verdachte ten tijde van het gepleegde feit sprake was van een matige verstandelijke beperking en een autismespectrumstoornis. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, vereist gelet op de adviezen van de deskundigen de oplegging van deze maatregel. Het gaat bovendien om een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank volgt de adviezen van de deskundigen. Zij heeft er geen vertrouwen in dat het opleggen van een TBS met voorwaarden voldoende dwingend is om de verdachte te bewegen tot de noodzakelijke gedragsverandering. Gelet op de houding van de verdachte ten opzichte van begeleiding en behandeling in het verleden, zijn houding ter terechtzitting -zo vertelde de verdachte meermaals spijt te hebben maar kon, ondanks vele vragen van de rechtbank, op geen enkel moment aangeven waar hij nou exact spijt van had- en zijn strafblad, ziet de rechtbank geen ander alternatief om het reële risico op recidive van ernstige feiten in te perken dan met een TBS met dwangverpleging. De toezegging van de verdachte ter terechtzitting, dat hij een behandeling zal ondergaan als hem die zou worden opgelegd, acht de rechtbank onvoldoende waarborg om recidive te voorkomen. De verdachte dient niet eerder terug te keren in de maatschappij dan na een passende behandeling.
De rechtbank zal daarom, naast de hiervoor genoemde gevangenisstraf, tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opleggen.
De op te leggen maatregel kan een periode van vier jaren te boven gaan, omdat deze wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking
De deskundigen hebben tevens geadviseerd om een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen, teneinde toezicht op en begeleiding van de verdachte te verzekeren na beëindiging van de TBS-maatregel. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking is voldaan. De terbeschikkingstelling van de verdachte wordt gelast en naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen. De rechtbank zal daarom tevens de maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij vordert – na vermeerdering van eis – een schadevergoeding van
€ 10.657,56, bestaande uit € 657,56 materiële schade en € 10.000,- immateriële schade. De materiële schade bestaat uit de volgende posten: kleding (€ 100,-), reiskosten t.b.v. medische behandelingen (€ 11,88), OV-boetes (€ 71,80), kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid (€ 53,88) en ziekenhuis-daggeldvergoeding (€ 420,-).
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 30.883,53, bestaande uit
€ 22.030,53 materiële schade en € 8.853,- immateriële schade. De materiële schade bestaat uit de volgende posten: studievertraging (€ 21.600,-), verplaatste schade, reiskosten
(€ 60,13), reiskosten t.b.v. medische behandelingen (€ 270,40) en kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid (€ 100,-).
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van beide vorderingen tot schadevergoeding. De officier van justitie vordert tevens de toe te wijzen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] al sprake was van problematiek voorafgaand aan het tenlastegelegde feit en dat daarnaast geen sprake is geweest van anale seks. Derhalve dient de vordering tot een lager bedrag te worden toegewezen dan gevorderd.
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering of de vordering volledig af te wijzen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Materiële schade
Kleding
Nu de vordering met betrekking tot de post kleding op geen enkele wijze is onderbouwd, is deze niet voor toewijzing vatbaar en zal de rechtbank de vordering voor dat gedeelte afwijzen.
OV-boetes
Nu deze schade niet rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde, zal de rechtbank de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren voor dit gedeelte van de vordering.
Reiskosten t.b.v. medische behandelingen, kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en ziekenhuis-daggeldvergoeding
De vordering is ten aanzien van deze posten, naar het oordeel van de rechtbank, door de verdediging onvoldoende gemotiveerd weersproken. Nu de vordering op dit punt de rechtbank ook overigens niet onredelijk of ongegrond voorkomt, zal zij de vordering voor wat betreft deze posten geheel toewijzen.
Het totaal toe te wijzen bedrag materiële schade, € 485,76, zal de rechtbank vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag.
Immateriële schade
De benadeelde partij stelt dat er sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, nu het daarvoor vereiste geestelijk letsel blijkt uit de verklaringen van haar behandelaars. Mocht de rechtbank dit niet voldoende achten om te komen tot het bestaan van geestelijk letsel, heeft de advocaat van de benadeelde partij betoogd dat reeds op grond van de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer aantasting in de persoon op andere wijze aangenomen kan worden.
Artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding, indien zij ten gevolge van het strafbare feit op andere wijze in de persoon is aangetast. Een aantasting in de persoon kan worden aangenomen indien sprake is van objectief vastgesteld geestelijk letsel. Ook als geestelijk letsel niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij meebrengen dat van aantasting in de persoon sprake is.
Door de benadeelde partij zijn stukken overgelegd van haar behandelaars waaruit volgt dat de benadeelde partij reeds psychische hulp ontving, maar dat de klachten waar zij mee kampte erger zijn geworden sinds januari 2024. Deze klachten resulteerden uiteindelijk in twee opnames vanwege suïcidaliteit en forse automutilatie.
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat sprake is van geestelijk letsel bij de benadeelde partij als gevolg van de verkrachting op 17 januari 2024. Dat [slachtoffer 1] reeds bij hulpverlening bekend was in verband met stemmingsklachten, staat aan toewijzing van de vordering niet in de weg. De dader heeft het slachtoffer te nemen zoals deze is, inclusief diens zwakheden, kwetsbaarheden en andere bijzonderheden. Het slachtoffer heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag.
[slachtoffer 2]
Nu aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, zal de rechtbank de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank d.d. 8 februari 2022 voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 20 uren.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie tot afwijzing van de vordering gerekwireerd, nu de tenuitvoerlegging van deze taakstraf, na ommekomst van de gevangenisstraf en tbs-maatregel, geen enkel doel meer zou dienen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat in beginsel de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke straf op zijn plaats is. Toch zal de rechtbank de vordering afwijzen, nu zij de verdachte veroordeelt tot een jarenlange gevangenisstraf, gevolgd door een TBS-maatregel. Hierna zou pas de tenuitvoerlegging van de taakstraf kunnen plaatsvinden, welke dan niet meer opportuun is.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38z, 57, 63, 242 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de in de zaak met parketnummer 03.163055.24 onder 2 en 3, primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf van vier jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel terbeschikkingstelling
  • gelast dat de verdachte
  • beveelt dat de ter beschikking gestelde
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan de verdachte op de maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
03.163055.24 feit 1 primair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 10.485,76, bestaande uit € 485,76 materiële schade en € 10.000,- immateriële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 10.485,76. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 87 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit € 485,76 materiële schade en € 10.000,- immateriële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
- verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
03.1630553.24, feit 3, primair en subsidiair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
  • bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Vordering tot tenuitvoerlegging
- wijst af de vordering met parketnummer 03.017036.21 van de officier van justitie d.d. 14 april 2025.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.L.M. van Venrooij, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. D.A.G. van Toor, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juni 2025.
Buiten staat
Mr. D.A.G. van Toor is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 03.163055.24 ten laste gelegd dat
1. primair
hij op of omstreeks 17 januari 2024 in de gemeente Kerkrade door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de anus en/of vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het (meerdere malen) duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus en/of vagina van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hieruit dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 1] heeft meegenomen naar zijn slaapkamer, waarvan de deur op slot
was gedaan,
- aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd of ze haar broek uit wilde doen, waarop zij “nee, dat wil ik nog niet” zei, waarop verdachte alsnog de knoop heeft losgemaakt en die [slachtoffer 1] op haar zij heeft gedraaid,
- die [slachtoffer 1] meerdere malen "stop" heeft gezegd waarbij verdachte voorbij is
gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van onwil en/of verzet bij die [slachtoffer 1] en/of
- een dreigende situatie heeft doen ontstaan voor die [slachtoffer 1] waardoor zij niet of onvoldoende in staat was zich te onttrekken aan en/of te verzetten tegen en/of weerstand te bieden aan de seksuele handelingen van verdachte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 januari 2024 in de gemeente Kerkrade, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2010, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de anus en/of vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het (meerdere malen) duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus en/of vagina van die [slachtoffer 1] ;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 september 2023 tot en met 1 oktober 2023 in de gemeente Kerkrade, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , te weten het duwen/brengen van zijn, verdachtes penis, in de vagina van die [slachtoffer 3] en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hieruit dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 3] heeft meegenomen naar zijn slaapkamer,
- die [slachtoffer 3] heeft aangeraakt terwijl zij op de bank lag en meerdere malen aan heeft gegeven dat ze dit niet wilde,
- toen die [slachtoffer 3] bijna sliep, met zijn, verdachtes penis, in haar vagina heeft geduwd/gebracht, waarop die [slachtoffer 3] zei "what the fuck bent ge aan het doen",
- de volgende ochtend, toen er (in eerste instantie) gemeenschap plaatsvond met goedvinden van die [slachtoffer 3] , wederom niet is gestopt toen die [slachtoffer 3] hem vroeg te stoppen en verdachte hierop reageerde met 'nog effe',
- die [slachtoffer 3] heeft meerdere malen "stop gezegd", waarbij verdachte voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van onwil en/of verzet bij die [slachtoffer 3] en/of
- een dreigende situatie heeft doen ontstaan voor die [slachtoffer 3] waardoor zij niet of onvoldoende in staat was zich te onttrekken aan en/of te verzetten tegen en/of weerstand te bieden aan de seksuele handelingen van verdachte;
3
hij op of omstreeks 5 maart 2023 in de gemeente Kerkrade, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het betasten en/of aanraken van de vagina en/of de billen van die [slachtoffer 2] ;
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] ;
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid, hieruit dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 2] heeft meegenomen naar zijn slaapkamer,
- die [slachtoffer 2] heeft aangeraakt op haar bovenbenen, borsten, billen en vagina en haar heeft geprobeerd te zoenen,
- die [slachtoffer 2] verder heeft betast, haar broek heeft uitgedaan en haar voorover heeft gebukt, waarna hij zijn penis in haar vagina heeft geduwd/gebracht,
- die [slachtoffer 2] hem meerdere malen heeft gezegd "stop, dat wil ik niet", waarbij verdachte voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van onwil en/of verzet bij die [slachtoffer 2] en/of
- een dreigende situatie heeft doen ontstaan voor die [slachtoffer 2] waardoor zij niet of onvoldoende in staat was zich te onttrekken aan en/of te verzetten tegen en/of
weerstand te bieden aan de seksuele handelingen van verdachte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 maart 2023 in de gemeente Kerkrade, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 4] 2009, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het betasten en/of aanraken van de vagina en/of de billen van die [slachtoffer 2] ;
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] .
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 03.082009.23 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 21 november 2021 in de gemeente Kerkrade, met [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4] , te weten
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 4] en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 4] en/of
- het betasten en/of aanraken van de vagina en/of borsten en/of billen van die [slachtoffer 4] .

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024008931, gesloten d.d. 15 november 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 467.
2.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 8 februari 2024, pagina 102 tot en met 119.
3.Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 1 februari 2024, pagina 86.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [naam moeder slachtoffer 1] d.d. 1 februari 2024, pagina 95.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] d.d. 28 maart 2024, pagina 137.
6.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2021190935, gesloten d.d. 20 maart 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 68.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 21 januari 2022, pagina 10 tot en met 18.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 19 januari 2023, pagina 30 tot en met 33.