In deze zaak heeft verzoeker op 18 oktober 2024 een verzoekschrift ingediend tot vaststelling van een dwangakkoord op basis van artikel 287a van de Faillissementswet (Fw). Dit verzoek is behandeld op 8 januari 2025, waarbij verzoeker en zijn schuldhulpverleners aanwezig waren. De procedure was gericht tegen drie schuldeisers, waarvan er twee akkoord gingen met het aanbod in het minnelijk traject. Verweerder, Hoist Finance AB, verscheen echter niet ter zitting en weigerde in te stemmen met het aanbod van 0,00% van de totale schuldenlast van € 8.534,73, waarvan € 2.322,77 aan verweerder was verschuldigd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een minimaal inkomen heeft uit een WIA-uitkering en dat er geen reëel perspectief is op inkomensverhoging. De rechtbank oordeelde dat de weigerende schuldeiser, Hoist Finance AB, niet in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met het aanbod, gezien de omstandigheden van verzoeker en het feit dat alle andere schuldeisers akkoord waren gegaan. De rechtbank heeft het belang van verzoeker bij een schuldenvrije toekomst laten prevaleren boven het belang van verweerder.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het dwangakkoord toegewezen en verweerder bevolen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. De rechtbank heeft ook besloten dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond, aangezien er geen griffierecht verschuldigd was en verzoeker niet door een advocaat was bijgestaan.