Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.[eiser sub 1] ,2. [eiser sub 2] ,3. [eiser sub 3] ,
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord, tevens eis in voorwaardelijke reconventie
- de descente tevens mondelinge behandeling op 30 oktober 2024, waarvan door de griffier een proces-verbaal is opgemaakt
2.De feiten
- [vorige eigenaar 1] en [vorige eigenaar 2] en [vorige eigenaar 3] vanaf 30 augustus 2019 tot en met 17 maart 2020,
- [vorige eigenaar 4] en [vorige eigenaar 5] , eigenaren van de woning vanaf 29 december 1961 en eigenaren van de schuur en het bijgebouw vanaf 1982 tot aan 30 augustus 2019 (gekocht van [familie 1] ).
3.Het geschil
4.De beoordeling
- Verder werd/wordt de doorgang gebruikt door [café] , onder andere ter bevoorrading, als artiesteningang, de vuilcontainers, maar ook als toegangsroute voor de Brandweer in geval van calamiteiten.Deze erfdienstbaarheid is ook vastgelegd in een akte.
- (…)
- De [familie 2] heeft de doorgang altijd feitelijke gebruikt vanaf jaar van aankoop in 1961.
- De achterliggende schuur behorende bij nummer [adres 1] is slechts bereikbaar via deze doorgang.
“dat er geen achterom is, ook al doen de foto’s anders lijken”en
“er is geen achterom, deze is door afbraak van de schuur wel te realiseren middels de ingang via de inpandige berging aan de linkerzijde van de woning”. [eisers] is pas sinds 17 maart 2020 eigenaar, zodat sindsdien nog geen 20 jaren zijn verstreken en geen sprake kan zijn van het ontstaan van een erfdienstbaarheid door verjaring. Verder wijst [gedaagden] erop dat ook [eisers] zich aanvankelijk niet als bezitters van een erfdienstbaarheid hebben gedragen, waarvoor hij verwijst naar whatsappberichten van tussen partijen (productie 7 bij conclusie van antwoord), waarin [gedaagden] klaagt over het intensiever gebruik van het pad door huurders van [eisers] waarop [eisers] refereert aan een afspraak over het gebruik van het pad en waarin hij aangeeft dat hij zal melden als ze met de bouwwerkzaamheden starten of bouwvakkers komen.
- dat hij het pad altijd heeft onderhouden en de afgelopen 15 jaar de grind op het pad heeft moeten vervangen en meerdere verzakkingen heeft moeten laten herstellen, waarvan hij een factuur heeft overgelegd.
- dat zijn rechtsvoorgangers op enig moment het pand [adres 4] , [adres 2] en [adres 3] hebben samengevoegd tot een woning en dat door deze samenvoeging feitelijk de erfdienstbaarheden die er vanaf 1811 op lagen teniet zijn gedaan en dat huisnummers [adres 2] en [adres 3] overbleven. In dat kader wijst [gedaagden] op een erfdienstbaarheidsonderzoek “1991 – erfdienstbaarheid onderzoek 1840”.
- Dat zij in maart aan [eisers] een gebruikersovereenkomst hebben voorgelegd, omdat zij schriftelijke afspraken wilden maken over het gebruik van hun oprit gedurende de door [eisers] voorgenomen verbouwing.