ECLI:NL:RBLIM:2025:5929

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
11426311 \ CV EXPL 24-5975
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van koopprijs van Disneybeeld en verweer op grond van bevrijdende betaling aan ex-partner

In deze zaak vordert eiser, een bedrijf dat Disneyproducten verkoopt, betaling van € 325,00 van gedaagde, die een Disneybeeld heeft gekocht. Eiser stelt dat gedaagde toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de koopovereenkomst, omdat hij de factuur niet heeft betaald. Gedaagde voert aan dat hij de betaling contant heeft gedaan aan de ex-partner van eiser, die hem zou hebben verteld dat hij de betaling aan haar moest doen. Eiser betwist dit en stelt dat gedaagde geen betalingsverplichting had jegens zijn ex-partner, maar alleen jegens hemzelf.

De kantonrechter beoordeelt of gedaagde voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de betaling aan de ex-partner heeft plaatsgevonden en of deze ex-partner bevoegd was om de betaling te ontvangen. De rechter concludeert dat gedaagde bevrijdend heeft betaald aan de ex-partner van eiser, omdat hij op redelijke gronden mocht aannemen dat zij bevoegd was om de betaling te ontvangen. Hierdoor wordt de vordering van eiser afgewezen en wordt eiser in de proceskosten veroordeeld.

Het vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11426311 \ CV EXPL 24-5975
Vonnis van 18 juni 2025
in de zaak van
[eiser] h.o.d.n. [handelsnaam],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Juristu Incasso Juristen B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 8
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek met producties 1 tot en met 6
- de akte uitlating producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert een bedrijf in de im- en export van Disneyproducten. [eiser] verkoopt deze producten in een winkel en via een webshop.
2.2.
[gedaagde] heeft eind 2023 van [eiser] een Disneybeeld gekocht voor een bedrag van € 325,00. [gedaagde] heeft het beeld in ontvangst genomen. [eiser] heeft op 4 augustus 2024 een factuur gestuurd aan [gedaagde] ter hoogte van dit bedrag.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 325,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de koopovereenkomst op grond van artikel 6:74 BW.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] voert het volgende aan. [eiser] heeft aan [gedaagde] medegedeeld dat [gedaagde] de aankoop van het Disneybeeld met de voormalige partner van [eiser] (op het moment van aankoop was de relatie nog niet beëindigd) diende te regelen. [gedaagde] heeft vervolgens het aankoopbedrag contant betaald aan deze ex-partner van [eiser] . [gedaagde] heeft vaker aankopen gedaan bij [eiser] en hij betaalde altijd contant aangezien [eiser] dat graag wilde.
4.2.
Volgens [eiser] had [gedaagde] geen betalingsverplichting jegens zijn ex-partner, maar alleen jegens [eiser] . [eiser] stelt zich dan ook op het standpunt dat [gedaagde] zich niet kan beroepen op het gegeven dat hij de betaling heeft verricht aan zijn ex-partner.
4.3.
In beginsel moet een schuldenaar een verschuldigd bedrag voldoen aan zijn schuldeiser of aan een persoon die in plaats van de schuldeiser gerechtigd is om deze te ontvangen. In het verweer van [gedaagde] wordt gelezen dat [gedaagde] een beroep doet op bevrijdende betaling ex artikel 6:34 lid 1 BW. Dit artikel luidt als volgt: “De schuldenaar die heeft betaald aan iemand die niet bevoegd was de betaling te ontvangen, kan aan degene aan wie betaald moest worden, tegenwerpen dat hij bevrijdend heeft betaald, indien hij op redelijke gronden heeft aangenomen dat de ontvanger der betaling als schuldeiser tot de prestatie gerechtigd was of dat uit anderen hoofde aan hem moest worden betaald.”
4.4.
De stelplicht en bewijslast dat aan de voorwaarden van artikel 6:34 lid 1 BW is voldaan rust volgens artikel 150 Rv op de schuldenaar. Dit houdt in dat [gedaagde] feiten en omstandigheden moet stellen (en zo nodig bewijzen) waaruit volgt dat hij de ex-partner van [eiser] tot ontvangst van de betaling gerechtigd mocht achten of dat uit andere hoofde aan haar moest worden betaald.
4.5.
Allereerst dient beoordeeld te worden of [gedaagde] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de betaling heeft plaatsgevonden aangezien [gedaagde] stelt dat deze betaling contant heeft plaatsgevonden en er geen kwitantie is opgesteld. [eiser] stelt zich immers op het standpunt dat [gedaagde] niet heeft aangetoond dat het factuurbedrag daadwerkelijk contant is voldaan, door bijvoorbeeld een pintransactie ter hoogte van het aankoopbedrag in het geding te brengen. Volgens [eiser] is het wel mogelijk dat [gedaagde] het bedrag contant aan zijn ex-partner heeft gegeven en dat zijn ex-partner het geld heeft achtergehouden nu er aangifte tegen de ex-partner is gedaan wegens verduistering. [eiser] heeft de door [gedaagde] gestelde betaling aan de ex-partner op grond hiervan onvoldoende betwist en daarmee acht de kantonrechter het, mede in het licht van de overige feiten en omstandigheden, voldoende aannemelijk dat de contante betaling ter hoogte van het aankoopbedrag door [gedaagde] aan de voormalige partner van [eiser] heeft plaatsgevonden.
4.6.
Vervolgens is de vraag of de ex-partner bevoegd was om de betaling te ontvangen en of [gedaagde] door een verklaring of gedraging van [eiser] heeft aangenomen of onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat de ex-partner van [eiser] wel tot het in ontvangst nemen van de betaling bevoegd was. [eiser] heeft bij conclusie van repliek gesteld dat [gedaagde] de enige eigenaar van de winkel is. De kantonrechter stelt vast dat dit een kennelijke verschrijving is en begrijpt dat [eiser] bedoelt dat hijzelf de enige eigenaar is, zoals ook volgt uit het overgelegde KVK-uittreksel. De ex-partner van [eiser] was dus geen eigenaresse. [eiser] heeft als enig eigenaar van de eenmanszaak de koopovereenkomst gesloten met [gedaagde] en [gedaagde] was het aankoopbedrag dan ook verschuldigd aan [eiser] en niet aan zijn ex-partner. Dat [gedaagde] in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs wel mocht aannemen dat de ex-partner bevoegd was tot het aannemen van de betaling acht de kantonrechter niettemin voldoende aannemelijk. [eiser] heeft immers aan [gedaagde] gecommuniceerd dat hij de aankoop diende af te handelen met zijn ex-partner en zoals uit het overgelegde whatsappverkeer volgt gebeurde dat ook vaker. Daarnaast wordt in een online promotiebericht van de Disneywinkel, zoals overgelegd door [gedaagde] , de ex-partner van [eiser] aangemerkt als mede-eigenaresse. Zoals terecht aangevoerd door [eiser] is dit geen bewijs van juridisch eigenaarschap, maar dit draagt er wel aan bij dat [gedaagde] mocht aannemen dat de ex-partner van [eiser] bevoegd was tot het in ontvangst nemen van de betaling.
4.7.
Gelet op het voorgaande heeft [gedaagde] bevrijdend betaald aan de ex-partner van [eiser] in de zin van artikel 6:34 lid 1 BW. Dit betekent dat de vordering dient te worden afgewezen.
4.8.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025.
SH