In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagden] over een huurovereenkomst. [Eiseres] had een verzoekschrift ingediend voor terugbetaling van de waarborgsom en een verhuiskostenvergoeding, nadat [gedaagden] de huur had opgezegd. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging door [gedaagden] op 15 januari 2023 niet voldeed aan de wettelijke vereisten, waardoor deze nietig was. Dit betekende dat de huurovereenkomst doorliep. [Eiseres] heeft vervolgens op 20 december 2023 de huur opgezegd, wat door [gedaagden] werd geaccepteerd. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagden] geen recht hadden op de volledige waarborgsom, omdat zij niet konden aantonen dat de woning niet in de oorspronkelijke staat was opgeleverd. Uiteindelijk werd [gedaagden] veroordeeld tot terugbetaling van € 3.172,46 aan [eiseres] en moesten zij de proceskosten van € 1.468,97 betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.