De ouders zijn het erover eens dat [het kind] naar een Vrije School zal gaan. Volgens de vader zijn er in de regio Zuid-Limburg dan drie scholen waar [het kind] naartoe kan gaan, namelijk de [basisschool 2] te [plaatsnaam] (BE), de [basisschool 3] te [plaatsnaam] en de [basisschool 1] te [plaatsnaam] . In tegenstelling tot de moeder heeft de vader alle drie de scholen bezocht en heeft hij de voor- en nadelen voor zichzelf op een rijtje kunnen zetten.
De vader is het niet eens met de argumenten van de moeder. Inschrijving van [het kind] op de school in [plaatsnaam] betekent niet dat hij in zijn vertrouwde omgeving blijft. [het kind] zal nieuwe kinderen, juffen en meesters leren kennen. Verder ziet de vader niet in hoe [het kind] beperkt zou worden bij het afspreken met klasgenoten of bij het aangaan van een lidmaatschap van een sportclub, als hij naar een andere school dan die in [plaatsnaam] zou gaan. De moeder stelt dit, maar onderbouwt dit volgens hem niet. De moeder bekijkt de kwestie vooral vanuit haar perspectief en lijkt daarbij te vergeten dat [het kind] ook bij hem een sociaal leven zal opbouwen. Het argument van de reistijd gaat volgens de vader niet op. De vader woont in [plaatsnaam] en volgens de huidige zorg- en contactregeling verblijft [het kind] in een cyclus van veertien dagen op negen dagen geheel of gedeeltelijk - bijvoorbeeld een dagdeel – bij de vader. In deze cyclus verblijft [het kind] op zeven schooldagen geheel of gedeeltelijk bij de vader. Dat betekent dat [het kind] hoe dan ook met reistijd geconfronteerd zal worden, of hij nu in [plaatsnaam] , [plaatsnaam] of [plaatsnaam] naar school zal gaan. Wat de vader betreft kan het reistijdargument dan ook niet van doorslaggevend belang zijn.
Factoren waar de vader onder meer rekening mee heeft gehouden, zijn de schooltijden, de locatie, de buitenruimtes en de manier van het onderwijs.
De vader beschrijft [het kind] als een echt "buitenkind". [het kind] is graag in de natuur. Volgens de vader was het ook de bedoeling van ouders dat zij, toen ze nog samen waren, landelijk zouden gaan wonen en dat [het kind] in de natuur zou gaan opgroeien. Niet voor niets was het de bedoeling dat ouders in [plaatsnaam] (Limburg) zouden gaan wonen.
Over de [basisschool 2] te [plaatsnaam] merkt de vader op dat er veel Nederlandse kinderen op deze school zitten. De lestijden zijn er langer, want de dag start om 8.50 uur en eindigt om 15.10 uur, met uitzondering van de woensdag. Op woensdag start de schooldag om 8.45 uur en eindigt deze om 12.30 uur. De vader vindt de omgeving van de school prettig, omdat de school in een rustige omgeving ligt naast een bejaardenhuis. De buitenruimte van de school is groot en de school heeft bovendien een eigen bos/park, wat de vader een extra pluspunt vindt, gelet op het feit dat [het kind] graag buiten is. Verder zijn de klassen klein (tien tot vijftien kinderen per klas) en worden de ochtenden buiten doorgebracht. De school is zeer gericht op natuurlijk en ecologisch leven. Er is een buitenschoolse opvang (BSO) die slechts € 3,75 per uur kost.
Ook de [basisschool 3] te [plaatsnaam] beschikt over een ruime buitenruimte. De school ligt in een kindvriendelijke wijk. Er is een ruim en licht schoolgebouw met veel speelruimte buiten, wat de vader prettig vindt voor [het kind] . Hoewel de lestijden beperkter zijn dan die van de school in [plaatsnaam] , zijn deze volgens de vader nog steeds prima. Op maandag, dinsdag en donderdag duurt de schooldag van 8.45 uur tot 14.45 uur en op woensdag en vrijdag van 8.45 tot 12.45. Verder vindt de vader het positief dat deze school voor beide ouders op een redelijke reisafstand en reistijd ligt. Er is ook een BSO aanwezig, maar deze is wel duurder dan de BSO in [plaatsnaam] .
Tot slot is de vader ook nog bij de [basisschool 1] te [plaatsnaam] geweest. Over deze school merkt de vader op dat de lestijden beperkter zijn dan de lestijden van de scholen te [plaatsnaam] en [plaatsnaam] . De lestijden zijn elke schooldag van 8.30 uur tot 13.15 uur, wat volgens de vader betekent dat de ouders óf minder zullen moeten gaan werken, óf vaker een beroep op de BSO zullen moeten doen, die volgens de vader ook nog eens duurder is dan de BSO in [plaatsnaam] . De vader vindt de school klein, de buitenruimte van de school is beperkt, de school ligt tegen een andere school aan en de omgeving rondom de school is niet prettig: weinig natuur en de school ligt in de buurt van een drukke, doorgaande weg.
Volgens de vader is er geen aanleiding om hem in de proceskosten te veroordelen. De vader heeft nimmer toestemmingen geweigerd. Het is juist de moeder geweest die zonder enige vorm van overleg met de vader een procedure bij de rechtbank is gestart. Zoals reeds gebleken is, heeft de vader de toestemming voor de vakantie en het paspoort al lang en breed gegeven. De vader heeft daarnaast de afgelopen maanden, zowel vóór de start van de procedure als daarna, aangeboden aan de moeder om samen in gesprek te gaan over de schoolkeuze, maar de moeder weigert om met de vader om de tafel te gaan zitten. Hoewel de vader dit betreurt, kan er van een proceskostenveroordeling wat hem betreft geen sprake zijn.