ECLI:NL:RBLIM:2025:6008

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
03.081176.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van poging tot doodslag en medeplegen van vrijheidsberoving met gevangenisstraf van vijf jaren

Op 24 juni 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot doodslag en medeplegen van vrijheidsberoving. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 21 maart 2023, waarbij het slachtoffer, geboren in 1986, door de verdachte en anderen werd mishandeld en van zijn vrijheid beroofd. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. D. Gaasbeek. Tijdens de zitting op 10 juni 2025 zijn de feiten en de tenlastelegging besproken. De officier van justitie achtte de feiten bewezen op basis van getuigenverklaringen, aangifte van het slachtoffer en forensisch bewijs, waaronder bloedsporen. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer onbetrouwbaar waren en pleitte voor vrijspraak op basis van noodtoestand en psychische overmacht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen had gehandeld en dat er sprake was van opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van vijf jaren op, lager dan de eis van de officier van justitie, rekening houdend met de lange duur van het voorarrest en andere matigende factoren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.081176.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 24 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortejaar 1986] te [geboorteplaats verdachte] ,
wonende te [woonplaats verdachte] , [adres verdachte] 8,
thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, HvB te Ter Apel.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. D. Gaasbeek, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 juni 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 21 maart 2023 te [woonplaats verdachte] , samen met anderen of alleen:
Feit 1:geprobeerd heeft om [slachtoffer] te doden, hem zwaar heeft mishandeld, dan wel geprobeerd heeft hem zwaar te mishandelen, door [slachtoffer] gedurende langere tijd tegen het hoofd te slaan, te schoppen en te trappen;
Feit 2:[slachtoffer] van zijn vrijheid heeft beroofd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 primair en 2 bewezen, gelet op de aangifte en de latere verklaringen van het slachtoffer, het bij hem geconstateerde letsel, de bekennende verklaring die verdachte aanvankelijk heeft afgelegd, de drie getuigen die drie mannen geweld tegen het slachtoffer hebben zien plegen, de bloedsporen van het slachtoffer in de woning van verdachte, alsmede de om de polsen van aangever aangebrachte tie-wraps en de tape om diens nek en hals.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft als uitdrukkelijk onderbouwd standpunt naar voren gebracht dat de eerste verklaringen van verdachte en van het slachtoffer dienen te worden uitgesloten van de bewijsvoering, gelet op de onbetrouwbaarheid ervan, en op het feit dat nadien door beiden afwijkend is verklaard. Voorts is op verschillende gronden vrijspraak bepleit, en is ontslag van alle rechtsvervolging bepleit vanwege het bestaan van een noodtoestand of van psychische overmacht.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De bewijsmiddelen
De aangifte van [slachtoffer] [2] vermeldt onder meer het volgende:
V: Wat is er gisteren gebeurd? En waarom bent u naar de woning in [woonplaats verdachte] gegaan?
A: Ik ben in Nederland gekomen met mijn vrouw. Een bekende belde mij om koffie te komen drinken. Ze hebben me toen naar een kamer gebracht en geslagen.
V: Wie was die bekende?
A: [verdachte] . Roepnaam [verdachte] . Zijn achternaam weet ik niet.
V: Hoe laat was dat?
A: (…) Ergens tussen 18 uur en 20 uur.
V: Hoe gaat het als u de kamer binnen komt?
A:Zodra ik de kamer binnen kom slaat [verdachte] mij. Er zaten al 11 of 12 personen binnen. Die kwamen te voorschijn toen ik binnenkwam.
V: Merkte u iets aan [verdachte] dat er iets aan de hand was?
A: Nee, want de meesten van die anderen zijn vrienden of familie van mij. [verdachte] is een vriend van mij. Ik ben er als vriend naar toe gegaan. Er was geen ruzie. In de auto was er niets aan de hand.
V: En toen?
A: [verdachte] gaf mij de eerste klap. Daarna begonnen de anderen mij met handen te slaan en daarna hebben ze ook geschopt en met ijzer geslagen. Ze hebben mij 20 minuten geslagen. Ze hebben plakband op mijn mond geplakt en mijn handen vastgebonden.
V: Kon u de woning verlaten?
A: Nee, ze waren met 12 personen. En ze hebben met 2 wapens tegen mijn hoofd aan mij bedreigd. De wapens waren klaar gemaakt om te schieten.
V: Kunt u die vuurwapens beschrijven?
A: 2 pistolen. Ze zeiden dat er 17 kogels in zaten. Ik weet niet welke kleur ze waren. Ze hebben me geslagen (…)
V: Zijn er nog meer dingen gebeurt buiten het slaan, schoppen en bedreigen?
A: Ze hebben mij vast gebonden en gedreigd om met een tang mijn tanden er uit tetrekken. Ze pakte een tang maar hebben het niet gedaan.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] [3] vermeldt onder meer het volgende:
V: Hoelaat ben je opgehaald?
A: Ik kan het niet precies de tijd herinneren. [verdachte] heeft die locatie gestuurd (…)
V: Wie heeft de tie-wraps om uw polsen gedaan?
A: Eén van die personen.
V: Wie heeft de plakband bij u geplakt, op uw mond?
A: Dat heeft een andere persoon, samen met [verdachte] gedaan. (…) Ze hebben mij daarna van daar weggehaald en wilde mij in de auto stoppen.
Het proces-verbaal van bevindingen [4] vermeldt onder meer het volgende:
Onderzoek naar de uitgelezen data uit de Apple Iphone SE welke op 22 maart 2023 in beslag werd genomen bij het slachtoffer, [slachtoffer] geboren op [geboortejaar 1986] .
WhatsApp: name [WhatsAppaccount naam] telefoonnummer: [telefoonnummer slachtoffer]
Tussen het whats-app account [WhatsAppaccount naam] met telefoonnummer [telefoonnummer slachtoffer] en het account [naam account] met het telefoonnummer [telefoonnummer accountnaam] zijn diverse chatberichten. Deze chatberichten zijn verstuurd in de periode tussen 20-03-2023 10.37 uur en 21-03-2023. 19 35 uur Bij het account [naam account] staat als tweede naam " [verdachte] " in het telefoontoestel genoemd. Beide namen onder het telefoonnummer [telefoonnummer accountnaam] .
Datum 21-03-2023
15.49
uur [slachtoffer] :
U nisa un kur te mberrish me co ndonje adres
Ik begon wanneer je aankomt met elk adres
17.2
uur [verdachte] :
Pr Ore jam 1 shpi se cun nuk flas sa vet un shpi do tnis adres
Ik ben 1 persoon per uur omdat ik niet spreek, ik stuur het adres zelf
18 16 uur [verdachte] : Dropped pin: [adres verdachte]
Opmerking verbalisant:
Bovenstaande link verwijst vanuit google maps naar het adres: [adres verdachte] 13, 6321 GA [woonplaats verdachte] .
Telefoongesprekken
Ik, [verbalisant 1] bekeek de gevoerde telefoongesprekken. Ik zag hierbij dat er enkel WhatsApp-gesprekken waren met het contact [naam account] welke gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer accountnaam] Dit betreffen onderstaande gesprekken.
Datum 20-03-2023
22.14
uur, inkomend 7.18 minuten
Datum 21-03-2023
17 13 uur, uitgaand 0 seconden
18 48 uur. inkomend 53 seconden
19 36 uur. uitgaand 1.07 minuten
19.39
uur. inkomend 17 seconden
De Forensische medische letselrapportage [5] vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
[slachtoffer] , geboren op [geboortejaar 1986] , is op 22-03-2023 beoordeeld op de SEH vanwege een mishandeling.
Bij lichamelijk onderzoek viel op dat het gezicht en hoofd fors gestuwd was met verschillende bloeduitstortingen in het gezicht en op het hoofd. Bij een CT-scan werden er geen traumatische afwijkingen van het brein gezien, de onderzijde van de linker oogkas en het neusbot zijn gebroken. Betrokkene werd ter observatie opgenomen.
Betrokkene is van 22-03-2023 t/m 23-03-2023 opgenomen geweest op de chirurgie afdeling. Vanwege de botbreuken in het gezicht kreeg betrokkene een blaas en snuitverbod. Hij kreeg een poliklinische controle bij de MKA-arts en bij de KNO-arts.
De letsels beschreven onder punt 1, 4 en 12 betreffen bloeduitstortingen.
De letsels beschreven onder punt 2, 3, 5, 6, 7, 8, 10, 11 en 12 betreffen kneuzingen.
Het letsel beschreven onder punt 9 betreft krasletsel.
Het letsel beschreven onder punt 13 en 15 betreffen schaafverwondingen.
Uit de medische gegevens blijkt dat betrokkene een breuk heeft van de linker oogkas aan de onderzijde en van de het neusbeen.
Genezingsduur: enkele maanden
Conclusie: de aangetroffen letsels passen bij toegebracht letsel. De gemelde toedracht kan een passende verklaring vormen voor de aangetroffen letsels.
De getuige [getuige 1] verklaarde [6] onder meer het volgende:
Op 21 maart 2023, omstreeks 20:20 uur, bevond ik mij in mijn woning gelegen aan de [adres verdachte] 1 te [woonplaats verdachte] op mijn slaapkamer op de eerste verdieping. Deze slaapkamer is gelegen aan de voorzijde van de woning. Vanuit deze kamer heb ik zicht op de straatzijde, [adres verdachte] . Omstreeks 20:20 uur hoorde ik van buitenaf of iemand om hulp riep of praatte. Ik kon het niet goed verstaan. (...) Ik heb door een raam aan de voorzijde van mijn slaapkamer gekeken en zag tegenover ons huis op straat een aantal mannen bij elkaar staan. Ik zag dat dit ter hoogte van [adres verdachte] 10 was. (...) Ik zag dat één man op de grond lag op de stoep voor perceel nummer 10. Ik zag dat er drie andere mannen omheen stonden.
Ik zag dat één van die mannen tegen het hoofd van het slachtoffer aan het schoppen was met een voet.Ik zag dat het slachtoffer vervolgens door één van die mannen aan zijn hoofd omhoog getrokken werd.
De getuige [getuige 2] verklaarde [7] onder meer het volgende:
V: U geeft aan, dat u op dinsdag 21 maart 2023 getuige bent geweest van de mishandeling op de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] . Wat heeft u gezien?
A: Ik zat omstreeks 20:15 uur samen met mijn man op de bank in mijn woonkamer. De voorzijde van de woonkamer ligt aan de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] , gelijk aan het trottoir. We hoorden dat er buiten iets aan de hand was en ik zette het geluid van de televisie zachter. Ik hoorde geschreeuw buiten en op dat moment hoorde ik ook mijn dochter. Mijn dochter bevond zich op de bovenverdieping van onze woning in haar slaapkamer. Ik hoorde haar schreeuwen, ze was in paniek.
Samen met mijn man ben ik naar de voordeur gelopen en hebben we deze geopend.
Ik zag dat er aan de overkant van de straat iemand werd afgeranseld. Het slachtoffer lag in het steegje/paadje behorend bij de woning [adres verdachte] 8.
Ik zag dat er 3 mannen het slachtoffer mishandelden.
Hierop ben ik naar binnen gerend, omdat mijn gsm in de woonkamer lag en heb ik 112 gebeld.
Ik hoorde het slachtoffer om hulp roepen, hij riep in het Engels: "Help me, help me"
Ik zag dat de man naar de overkant van de straat liep naar een parkeervak. Ik zag dat de handen van de man waren vastgebonden met tie-wraps. Ik zag dat zijn gezicht behoorlijk was toegetakeld, zijn gezicht was opgezwollen en zat onder het bloed.
V: Wat deden de mannen afzonderlijk van elkaar bij het slachtoffer?
A: Ik heb alleen gezien dat het slachtoffer tegen het hoofd werd geschopt.(…)
De getuige [getuige 3] verklaarde op 21 maart 2023 [8] onder meer het volgende:
Op vraag van mij, verbalisant [verbalisant 2] , of hij iets had waargenomen van de eerder op
de avond gepleegde mishandeling verklaarde deze persoon:
- ik zag door de ruit op de eerste verdieping dat voor perceel 8 een persoon op de stoep lag;
- ik zag dat bij de persoon op de grond drie andere personen waren;
- ik zag dat één persoon op de persoon lag;
- ik zag dat de twee andere personen om deze twee personen heen stonden;
- ik zag dat alle drie de personen aan het slaan en trappen waren naar de op de grondliggende persoon;
(...)
- ik zag dat de persoon op de grond flinke klappen kreeg;
- ik heb vervolgens geroepen: "Politie, politie";
- ik zag dat de drie personen na mijn roepen van het slachtoffer wegliepen in de richting van het centrum van [woonplaats verdachte] ;
- ik zag toen dat het slachtoffer tie-wraps rond zijn polsen had.
De getuige [getuige 3] verklaarde op 23 maart 2023 [9] onder meer het volgende:
V: Kunt nogmaals verklaren wat u heeft gezien. die dinsdag 21 maart 2023?
A: (…) Ik zag dat het slachtoffer op zijn rug lag en dat een man op hem lag met de gezichten tegen elkaar. De man die op het slachtoffer lag, lag vol op hem, met zijn hele gewicht. Terwijl de man op het slachtoffer lag, was hij het slachtoffer aan het slaan. Ik zag dat het gezicht van het slachtoffer onder het bloed zat, maar hij bleef slaan. Hij was echt met hem bezig. (…)
Verbalisant [verbalisant 3] relateert over de in de woning gelegen aan [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] aangetroffen bloedsporen [10] - zakelijk weergegeven - onder meer als volgt:
Er zijn bloedsporen aangetroffen op de banken die in de woonkamer, op de radiator die achter de banken hing, op het raam (voorzien van lamellen) achter de banken, op de muur achter de banken, op de kabel van een telefoonoplader (die op de grond lag), op de stekkerdoos die op de leuning van de banken stond. Alle bloedsporen zijn fotografisch vastgelegd.
Op de jas van verdachte [verdachte] met SIN AAQG1652NL werd eveneens een bloedspoor met SIN AAQD8425NL aangetroffen [11] . Het TMFI heeft dit bloedspoor onderzocht en geconcludeerd dat [slachtoffer] de mogelijke donor van het celmateriaal in het aangetroffen bloedspoor op verdachtes jas is. [12]
Verbalisant [verbalisant 2] relateert onder meer als volgt [13] over de ter plaatse aangetroffen situatie:
Op dinsdag 21 maart 2023 om 20.19 uur kregen wij van de dienstdoende centralist van het Operationeel Centrum van politie Limburg-Zuid de opdracht om te rijden naar de [adres verdachte] 8 te [woonplaats verdachte] , gemeente Gulpen-Wittem. Samen met verbalisant [verbalisant 4] ging ik ter plaatse. Toen wij op 21 maart 2023, omstreeks 20.30 uur, ter plaatse aankwamen zag ik (…) dat op een muurtje nabij het appartementencomplex een persoon zat met een opgezwollen en bebloed gezicht. Ik zag dat deze persoon een band grijze tape om zijn nek had. (…) Ik zag dat de handen van deze persoon bij elkaar gebonden waren met diverse tie-wraps rond zijn polsen. (…) Om een nader onderzoek door de ambulancebroeders mogelijk te maken heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , samen met collega [verbalisant 4] , de tape rond de nek en de tie-wraps rond de polsen verwijderd. Zowel de verwijderde tape als de tie-wraps werden ter plaatse in beslag genomen en middels twee afzonderlijke DNA-kits voor nader onderzoek veiliggesteld.
De door de politie om [slachtoffer] nek aangetroffen tape met SIN AAPH7694NL [14] werd veiliggesteld (SIN AAQD8422NL) [15] en onderzocht door het TMFI. Het TMFI concludeert dat de verdachte mogelijke donor is van het op de buitenste laag van de tape aangetroffen celmateriaal met SIN AAQD8422NL [16] .
Bewijsoverwegingen
Op 21 maart 2023 is het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) door de politie gewond op de [adres verdachte] in [woonplaats verdachte] aangetroffen. Hij bleek behoorlijk toegetakeld te zijn, met bloedende verwondingen aan zijn hoofd. Zijn polsen waren aan elkaar vastgemaakt met tie-wraps, en om de hals en de nek zat duct-tape. Het op 22 maart 2023 verrichte forensische letselonderzoek wijst uit dat het gezicht en hoofd van [slachtoffer] fors gestuwd waren met bloeduitstortingen, dat de onderzijde van de oogkas en het neusbeen gebroken waren en dat er ook aan de ledematen verwondingen waren. [slachtoffer] is een dag in het ziekenhuis ter observatie opgenomen.
Drie getuigen hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat zij gezien hebben dat [slachtoffer] door drie mannen werd mishandeld, waarbij volgens twee van deze getuigen door iemand tegen het hoofd van [slachtoffer] werd geschopt. Ook werd gezien dat één van de andere mannen op [slachtoffer] lag en hem sloeg.
In de woning van de verdachte aan de [adres verdachte] bevonden zich veel bloedsporen waarin DNA-materiaal is aangetroffen dat een statistisch sterke matchkans (1 op meer dan 1 miljard) met het DNA van [slachtoffer] oplevert. Hetzelfde geldt voor het bloed/DNA dat op de jas van verdachte is aangetroffen. Op de tape die om de nek/hals van [slachtoffer] is aangetroffen, zat DNA dat zeer sterk in de richting van de verdachte als donor wijst.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer] en verdachte
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij door de verdachte was uitgenodigd om naar diens woning te komen en dat hij daar door diverse personen is mishandeld en van zijn vrijheid is beroofd.
De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] , in verband met een drugskwestie, heeft gelokt om naar zijn woning in [woonplaats verdachte] te komen, dat hij gezien heeft dat [slachtoffer] daar ‘in elkaar werd geslagen’ en dat hij op enig moment tape om de mond van [slachtoffer] heeft gedaan.
Met de verdediging heeft de rechtbank geconstateerd dat zowel de verdachte als [slachtoffer] uiteenlopend en niet consistent hebben verklaard. Het is daarom voor de rechtbank niet vast te stellen welke lezing de juiste is (als er al een juiste lezing door een van beiden is gegeven). De rechtbank gebruikt de verklaringen van de verdachte en [slachtoffer] daarom ook niet bij de bewijsvoering, behoudens voor zover deze worden gesteund door andere (objectieve) bewijsmiddelen. Op die punten heeft de rechtbank namelijk geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen. In zoverre wordt het verweer om de verklaringen van [slachtoffer] en de verdachte in het geheel niet te gebruiken, verworpen.
Opzet op de dood van [slachtoffer]
Uit het letsel van [slachtoffer] , het sporenbeeld in de woning van verdachte en de waarnemingen van de onafhankelijke getuigen volgt dat grof geweld op het hoofd van [slachtoffer] is uitgeoefend door diverse personen. Dit geweld bestond in ieder geval uit het slaan en trappen/schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer] . Waarschijnlijk reeds in de woning, maar zeker op straat is dit geweld gepleegd tegen een weerloos persoon, aangezien [slachtoffer] ’s handen waren vast-gebonden met tie-wraps. Onder die omstandigheden bestond naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] . In de aard van het uitgeoefende geweld en de wijze waarop dit is uitgeoefend, ligt besloten dat de verdachten deze kans ook bewust hebben aanvaard.
Rol van de verdachte
De verdachte heeft [slachtoffer] naar zijn woning gelokt, wetende dat daar verschillende personen op [slachtoffer] wachtten in verband met een drugskwestie. In die woning is [slachtoffer] ‘in elkaar geslagen’, zijn diens handen met tie-wraps vastgebonden en is zijn mond dichtgeplakt met duct-tape. De verdachte is daarbij niet alleen de hele tijd aanwezig geweest, maar heeft bovendien minst genomen de duct-tape op de mond van [slachtoffer] bevestigd. Buiten de woning is [slachtoffer] nog door drie personen van de groep tegen het hoofd geslagen en tegen het hoofd getrapt. Hoewel uit de bewijsmiddelen niet volgt dat de verdachte [slachtoffer] zelf heeft geslagen en/of geschopt, is zijn rol op verschillende momenten onmisbaar geweest: hij was het die [slachtoffer] naar zijn woning heeft gelokt, die aanwezig is geweest bij de gewelddadigheden én die heeft geholpen bij het tapen van de mond van [slachtoffer] . Aldus is de rechtbank van oordeel dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met de – tot op heden voor de rechtbank onbekende – medeverdachten heeft gehandeld.
Op grond hiervan acht de rechtbank de feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
Feit 1 primair
op 21 maart 2023 te [woonplaats verdachte] tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] gedurende langere tijd meermalen met kracht tegen/op diens hoofd heeft geslagen, geschopt en getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 21 maart 2023 te [woonplaats verdachte] in een pand gelegen aan de [adres verdachte] tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer] te beletten voornoemd pand te verlaten door de handen van [slachtoffer] vast te binden, de mond van [slachtoffer] met tape dicht te plakken en [slachtoffer] gedurende langere tijd meermalen met kracht tegen/op diens hoofd te slaan, te schoppen en te trappen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair
medeplegen van poging tot doodslag;
Feit 2
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Noodtoestand?
De raadsman heeft een beroep op noodtoestand gedaan, en betoogd dat verdachte, bij bewezenverklaring van de feiten, op die grond dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodtoestand sprake dient te zijn van gedragingen, zoals de bewezen verklaarde, die voortvloeien uit een actuele concrete nood, doorgaans bestaande uit een belangenconflict, en die geëigend zijn om aan die nood een einde te maken. Dát sprake was van een dergelijke actuele concrete nood is evenwel niet aannemelijk geworden. Enkel de verdachte heeft verklaard over door personen in het criminele milieu op hem uitgeoefende druk en waaruit deze zou hebben bestaan. Hij heeft daarbij geen enkel inhoudelijk aanknopingspunt gegeven om zijn verhaal te kunnen verifiëren (of falsificeren), nog afgezien van het gegeven dat hij deze lezing pas bij de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting, na twee jaren voorarrest en negen pro forma-zittingen, naar voren heeft gebracht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep op noodtoestand verwerpen.
Nu er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten, zijn deze strafbaar.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft voorts een beroep op psychische overmacht gedaan. De rechtbank zal, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het beroep op noodtoestand, ook dit verweer verwerpen, omdat het bestaan van een situatie van psychische overmacht niet aannemelijk is geworden.
Omdat ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten, is de verdachte strafbaar.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte zes jaar gevangenisstraf op te leggen. Zij acht de geweldpleging een koelbloedige terechtwijzing. Ook heeft zij gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, dit aangezien deze thans bestaat met als voorwaarde de betaling van een borgsom. Deze borgsom is tot nu toe nog niet betaald, zodat de schorsing niet geëffectueerd is. De officier van justitie acht het thans niet meer opportuun de optie van schorsing onder betaling van borg te laten bestaan.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder verwijzing naar rechtspraak geheel subsidiair ten opzichte van de overige verweren de oplegging van maximaal 36 maanden gevangenisstraf bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, waarbij het slachtoffer in de woning van verdachte én daarbuiten van zijn vrijheid werd beroofd, terwijl hij gedurende die vrijheidsberoving lichamelijk toegetakeld werd: zijn handen werden vastgebonden, zijn mond werd dicht getapet en hij werd in weerloze toestand geslagen en getrapt, onder meer tegen zijn hoofd. In doodsangst op weg naar mogelijk nog een ernstigere situatie, in elk geval in de beleving van het slachtoffer, heeft hij alarm weten te slaan, zijn mensen op het gebeuren afgekomen, en zijn andere daders dan verdachte gevlucht. Volkomen duidelijk is dat de poging tot doodslag bestaan heeft in heftig en mensonterend geweld, waarbij de term marteling geenszins misstaat. Een en ander lijkt tevoren te zijn gepland, wat de ernst van de feiten onderstreept.
De rechtbank is van oordeel dat dergelijk geweld, gelet op verdachtes eigen uitlatingen begaan binnen illegale sanctie-toepassing in misdadig verband, enkel met een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden bestraft. Alles overwegende, waarbij opgemerkt is dat formeel artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht nog van toepassing is op een strafbeschikking wegens een overtreding, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren opleggen.
Deze straf is lager dan de eis van de officier van justitie. De rechtbank slaat in ruimere mate dan de officier van justitie acht op het beeld dat is ontstaan dat de verdachte niet ‘het brein’ achter de bewezen feiten is geweest. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte in de lange duur van het voorarrest, waarin met name langdurig getracht is het slachtoffer als getuige te kunnen traceren ter fine van rechterlijk verhoor, steeds in een regime van voorlopige hechtenis heeft verbleven, wat hem de aanspraak op bepaalde vrijheden langere tijd onmogelijk heeft gemaakt; hieraan zal de rechtbank een licht strafmatigende werking toekennen.
Tenslotte geldt dat verdachte sedert zijn aanhouding direct na de komst van de politie in deze zaak in voorarrest heeft verbleven, wat een voorarrest van inmiddels royaal meer dan twee jaren betekent. De rechtbank zal hieraan eveneens een matigende werking toekennen, nu de redelijke termijn van berechting, waarop verdachte op grond van artikel 6 van het EVRM aanspraak maakt, en die bij gedetineerden in beginsel 16 maanden bedraagt, op de uitspraakdatum met 11 maanden overschreden is.
Zonder deze schending van de redelijke termijn en zonder de andere genoemde matigende factoren zou de rechtbank de eis van de officier van justitie hebben gevolgd; nu wordt in plaats van de gevorderde zes jaren de straf van vijf jaren opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De voorlopige hechtenis

Verdachte verblijft in voorlopige hechtenis uit hoofde van een tussentijds steeds gehandhaafd bevel gevangenhouding. Gelet op de lange duur van het voorarrest heeft de rechtbank in deze zaak schorsing toegestaan, echter onder voorwaarde van betaling van een borgsom. Deze borgsom is nog niet betaald.
Met de officier van justitie acht de rechtbank voortduren van de
schorsingniet langer opportuun gelet op de hierna op te leggen gevangenisstraf. Daarom zal het bevel tot
schorsingvan de voorlopige hechtenis worden opgeheven, waarmee het bevel gevangenhouding van kracht blijft.

8.Het beslag

Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben verzocht om de in beslag genomen mobiele telefoon (Omschrijving: [telefoon verdachte] ) te retourneren aan verdachte. De rechtbank ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen nu geen belang van strafvordering meer bestaat bij voortduren van het beslag en beslist daarom dat de mobiele telefoon retour aan verdachte dient te worden gegeven.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 57, 63, 282 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op de
schorsingvan de voorlopige hechtenis van de verdachte;

Beslag

- gelast de teruggave van de in beslag genomen mobiele telefoon (omschrijving: [telefoon verdachte] ), aan de beslagene: [verdachte] .
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. L.H.M. Geuns, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Lejeune, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2025.
Buiten staat
Mr. Quaedvlieg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1
Primair
hij op of omstreeks 21 maart 2023 te [woonplaats verdachte] , in elk geval in de gemeente Gulpen-Wittem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] gedurende langere tijd meermalen met kracht tegen/op diens hoofd heeft geslagen en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiairhij op of omstreeks 21 maart 2023 te [woonplaats verdachte] , in elk geval in de gemeente Gulpen-Wittem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door die [slachtoffer] gedurende langere tijd meermalen met kracht tegen/op diens hoofd te slaan en/of te schoppen en/of te trappen;
Meer subsidiairhij op of omstreeks 21 maart 2023 te [woonplaats verdachte] , in elk geval in de gemeente Gulpen-Wittem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] gedurende langere tijd meermalen met kracht tegen/op diens hoofd heeft geslagen en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op of omstreeks 21 maart 2023 te [woonplaats verdachte] , in elk geval in de gemeente Gulpen-Wittem, in een pand gelegen aan de [adres verdachte] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] te beletten voornoemd pand te verlaten door de handen van die [slachtoffer] vast te binden en de mond van die [slachtoffer] met tape dicht te plakken en die [slachtoffer] gedurende langere tijd meermalen met kracht tegen/op diens hoofd te slaan en/of te schoppen en/of te trappen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Districtsrecherche Zuid-West-Limburg, onderzoek Kruidnagel, proces-verbaalnummer PL2417-2023043800, gesloten op 14 juni 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 167, en het bijlage proces-verbaal van pagina 169 tot en met pagina 284 en nog een tweede bijlage proces-verbaal van 29 pagina’s.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] van 23 maart 2023, pg. 39 t/m 40.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] van 31 maart 2023, pg. 53 en 55.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pg. 80 t/m 82.
5.De Forensische medische letselrapportage zonder benoeming als gerechtelijk deskundige, pg. 253 t/m 257.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 21 maart 2023, pg. 61.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 22 maart 2023, pg. 66.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 21 maart 2023, p. 67.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 21 maart 2023, p. 70.
10.Proces-verbaal van bevindingen pg. 25.
11.Proces-verbaal vooronderzoek lab pg. 92
12.Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van 3 april 2023, pg. 94.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pg. 23.
14.Kennisgeving van inbeslagneming, pg. 102
15.Proces-verbaal vooronderzoek lab, pg. 273.
16.Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van 3 april 2023, pg. 278.