Op 24 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, bewoners van een pand in Bocholtz, een voorlopige voorziening hebben gevraagd tegen een sluitingsbevel van de burgemeester van Simpelveld. Dit sluitingsbevel was opgelegd naar aanleiding van een dodelijk schietincident dat op 29 mei 2025 voor het pand had plaatsgevonden. De burgemeester vreesde dat de openbare orde verder verstoord zou worden en besloot de woningen van verzoeker 1 voor een maand te sluiten. Verzoekers waren het niet eens met dit bevel en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen, omdat de burgemeester de noodzaak van het sluitingsbevel niet voldoende had onderbouwd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van verzoekers zwaarder wogen dan de belangen van de burgemeester bij het handhaven van het sluitingsbevel. De voorzieningenrechter wees erop dat de burgemeester niet had aangetoond dat er een verdere dreiging bestond die de sluiting rechtvaardigde, vooral omdat er inmiddels verdachten waren aangehouden en de politie het pand had vrijgegeven. De voorzieningenrechter schorste het sluitingsbevel met ingang van 25 juni 2025 en bepaalde dat de burgemeester de proceskosten van verzoekers moest vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing van bestuursbevelen en de bescherming van de woonrechten van burgers, vooral in situaties waarin de openbare orde in het geding is. De voorzieningenrechter heeft de burgemeester de mogelijkheid gegeven om, indien er nieuwe informatie beschikbaar komt die de dreiging onderbouwt, om opheffing van de voorlopige voorziening te vragen.