ECLI:NL:RBLIM:2025:6227

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
11505431 CV EXPL 25-547
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontbinding koopovereenkomst en schadevergoeding na ontdekking ongevallenschade aan voertuig

In deze zaak heeft eiser, een consument, een Porsche gekocht van gedaagde, een particulier, naar aanleiding van een advertentie op Marktplaats. De koopovereenkomst vermeldde een prijs van € 8.000,00 en gedaagde garandeerde dat de auto geen ongevallenschade had. Na de aankoop ontdekte eiser dat de auto wel degelijk ongevallenschade had, wat leidde tot een deskundigenonderzoek dat bevestigde dat de auto niet verkeersveilig was. Eiser vorderde de ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopprijs, evenals schadevergoeding voor expertisekosten en andere kosten. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst ontbonden moest worden omdat de auto niet voldeed aan de verwachtingen die eiser op basis van de overeenkomst mocht hebben. Gedaagde werd veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs en de kosten van de deskundige, evenals de proceskosten. De rechter oordeelde dat gedaagde niet had voldaan aan zijn mededelingsplicht en dat eiser niet had hoeven twijfelen aan de staat van de auto. De vordering tot ontbinding en schadevergoeding werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11505431 CV EXPL 25-547
Vonnis van 25 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. P.D. Bosma,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte vermeerdering van eis
- het bericht van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 26 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Aanwezig waren de heer en mevrouw [eiser] , de heer R.B. Schmidt (tolk in de Duitse taal) en mr. Bosma.
- de eisvermindering van [eiser] op de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 7 december 2023 heeft [eiser] van [gedaagde] , naar aanleiding van een Marktplaatsadvertentie, een personenauto van het merk Porsche, bouwjaar 1981 (hierna: de auto), gekocht. De kleur van de lak is zwart.
2.2.
Op de door beide partijen getekende schriftelijke koopovereenkomst staat een koopprijs van € 8.000,00 vermeld en – onder andere –:
“Garantiezusagen des Verkäufers:
Der Verkäufer garantiert, dass das Fahrzeug sein uneingeschranktes Eigentum und frei von Rechten Dritter ist sowie in der Zeit, in der es sein Eigentum war und, soweit ihm bekannt - auch früher - nicht gewerblich genutzt wurde, unfallfrei war, keinen sonstigen Schaden,
nur folgende Unfall- oder sonstige erhebliche Schaden (Zahi, Art, Umfang) erlitten hat:
---"
2.3.
[eiser] en zijn huidige echtgenote hebben de auto vóór het tekenen van de koopovereenkomst in bijzijn van [gedaagde] bezichtigd. [eiser] heeft expliciet aangegeven dat hij geen auto wilde kopen die een schadeverleden had, meer specifiek schade aan de carrosserie had opgelopen.
2.4.
[gedaagde] verzekerde [eiser] dat de auto geen ongevallenschade had.
2.5.
Toen [gedaagde] in de kofferbak keek, zag hij laksporen over een waarschijnlijk oorspronkelijk blauwe carrosserie. [eiser] wees [gedaagde] hierop en deelde mee te overwegen van de koop af te zien. [gedaagde] deelde hierop mee dat de auto oorspronkelijk blauw was geweest en vanwege de slechte toestand van de lak opnieuw was gelakt. [eiser] heeft de auto vervolgens toch gekocht en is daarmee naar zijn woonplaats in Duitsland gereden.
2.6.
Op 27 februari 2024 heeft [eiser] ontdekt dat de auto in het verleden vermoedelijk wel ongevallenschade had opgelopen. Op die datum ontdekte hij een lasnaad over de gehele breedte van de auto. Hij heeft dit twee dagen later aan [gedaagde] gemeld en verzocht om mee te werken aan de ongedaanmaking van de koopovereenkomst. Nadat [gedaagde] dit (ondanks herhaalde pogingen van [eiser] en zijn advocaat) weigerde, heeft [eiser] een deskundigenonderzoek laten verrichten door [naam] van TÜV Nord. In de daarvan opgemaakte rapportage van 31 mei 2024 is met name neergelegd dat de auto een ernstige ongevallenschade moet hebben gehad nu de carrosserie uit twee verschillende bouwdelen bestaat. Een oorspronkelijk blauwe achterzijde is aan een oorspronkelijk rode voorzijde vastgemaakt. De carrosserieschade is niet deskundig hersteld en de auto is niet verkeersveilig.
Een afschrift van dit rapport is op 19 juni 2024 aan [gedaagde] gestuurd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vorderde in de dagvaarding en na vermeerdering van eis - samengevat - primair voor recht te verklaren dat de overeenkomst is vernietigd subsidiair de overeenkomst te vernietigen, meer subsidiair voor recht te verklaren dat de overeenkomst is ontbonden en nog meer subsidiair de overeenkomst te ontbinden. Daarnaast vordert [eiser] de veroordeling van [gedaagde]
  • om te betalen € 7.500,00, met rente, € 485,19 aan expertisekosten en € 772,92 aan vergoeding van buitengerechtelijke kosten,
  • om medewerking te verlenen aan het (terug)leveren van de auto, door de auto op te (doen) halen, onder verbeurte van een dwangsom,
  • tot betaling van de transportkosten van € 1.200,00, ingeval [eiser] wordt veroordeeld de auto te brengen,
  • in de proceskosten, met rente, en € 600,00 kosten tolk.
3.2.
[eiser] legde daaraan ten grondslag dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling (artikel 6:228 BW; vernietiging) en dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt (artikel 7:17 BW; ontbinding van de koop).
3.3.
Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] zijn eis gewijzigd/verminderd in de zin dat hij niet langer de vernietiging van de overeenkomst vordert en het beroep op dwaling dus niet handhaaft. Onder 4.4. wordt over de eiswijzigingen beslist.
3.4.
[gedaagde] voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

bevoegdheid en Nederlands recht
4.1.
Omdat één van partijen in het buitenland is gevestigd, zal ambtshalve worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht op het voorliggende geschil van toepassing is. [gedaagde] heeft zijn woonplaats in Nederland. Op grond van de herschikte EEX Verordening (EU) Nr. 1215/2012 wordt de gedaagde partij in een burgerlijke zaak opgeroepen voor een gerecht van de lidstaat waarin hij woont. Dat betekent dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Gelet op de woonplaats van [gedaagde] , is de onderhavige kantonrechter bevoegd van de vordering kennis te nemen. Nederlands recht is van toepassing omdat [gedaagde] als verkoper in Nederland woont (artikel 4 lid 1 aanhef en onder a Rome I-Verordening).
ten aanzien van partijen
4.2.
Er is sprake van een koopovereenkomst tussen twee particulieren. Het betreft dan ook een “gewone” koopovereenkomst en de bepalingen met betrekking tot consumentenkoop zijn niet van toepassing.
ten aanzien van de mondelinge behandeling
4.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden zonder aanwezigheid van [gedaagde] . [gedaagde] heeft daags voor de mondelinge behandeling, op zondag 25 mei 2025, per e-mail verzocht om de mondelinge behandeling uit te stellen wegens ziekte. De griffie heeft op maandagochtend bij emailbericht aan [gedaagde] laten weten dat de mondelinge behandeling doorgaat omdat het verzoek te laat is ingediend, niet is afgestemd met [eiser] en niet is onderbouwd. [eiser] heeft op de mondelinge behandeling beaamd niet van het verzoek op de hoogte te zijn. [eiser] heeft desgevraagd aangegeven van zijn kant de behandeling niet te willen aanhouden, gezien de aanzienlijke reis die hij en zijn echtgenote die ochtend al hebben gemaakt. De kantonrechter heeft hierop haar beslissing om de behandeling te laten doorgaan, gehandhaafd.
Na de sluiting van het onderzoek heeft de griffie nog een bericht van [gedaagde] ontvangen dat “de onderbouwing door ziekte” is - dit wederom zonder bijlagen. De kantonrechter merkt ter toelichting aan [gedaagde] op, dat met onderbouwing is bedoeld het inbrengen van objectieve medische bescheiden waaruit blijkt dat hij niet in staat is om de zitting bij te wonen. Indien dit [gedaagde] niet duidelijk was, had het op zijn weg gelegen om meteen de griffie te contacteren. [gedaagde] had ook iemand kunnen machtigen om voor hem het woord te voeren. De kantonrechter begrijpt overigens dat [eiser] , indien [gedaagde] het hem zondag had laten weten, geen moeite had gehad met het instemmen van een kort uitstel. De gevolgen van het feit dat de zitting is doorgegaan (en dat de verklaringen van [eiser] daarmee onweersproken zijn gebleven), komen voor risico van [gedaagde] .
eisvermindering en -vermeerdering
4.4.
[eiser] heeft op de mondelinge behandeling zijn eis verminderd in de zin dat al hetgeen in het kader van de vernietiging is gevorderd, thans niet meer wordt gehandhaafd en dat de vordering
primairis gestoeld op de tekortkoming en ontbinding. Deze eenvoudige eisvermindering op de mondelinge behandeling is zonder meer toegestaan. De tijdig vóór de mondelinge behandeling ingediende akte vermeerdering eis (betreffende de kosten van de tolk) wordt eveneens toegestaan, mede omdat daartegen geen verweer is gevoerd. De kantonrechter is van oordeel dat de vorderingen op deze wijze toewijsbaar zijn. Hiertoe is het volgende overwogen.
klachtplicht 7:23 BW
4.5.
[eiser] heeft binnen bekwame tijd na ontdekking van de lasnaad daarvan kennis gegeven, zodat de enkele stelling van [gedaagde] dat [eiser] eerst maanden na de koop heeft gereageerd niet maakt dat [eiser] zijn rechten heeft verspeeld.
conformiteit
4.6.
In artikel 7:17 BW is bepaald dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden en dat dat niet het geval is als de zaak, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag in ieder geval verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Wat een koper mag verwachten en in hoeverre van hem verlangd kan worden dat hij zelf onderzoek doet naar de vraag of die verwachting gerechtvaardigd is, hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals onder meer de koopprijs, de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, het soort zaak waar de auto wordt verkocht en de hoedanigheid van partijen bij de koopovereenkomst. Waar de koper twijfelt of moet twijfelen, dient hij de verkoper vragen te stellen of zelf onderzoek te verrichten. Daar staat tegenover dat als de verkoper een mededelingsplicht heeft geschonden in het algemeen niet aan de koper zal kunnen worden tegengeworpen dat hij te weinig onderzoek heeft gedaan. Uit vaste jurisprudentie vloeit voorts voort dat indien een (tweedehands) auto wordt gekocht om daarmee, naar de verkoper bekend is, aan het verkeer deel te nemen, de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst indien als gevolg van een eraan klevend gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld, zodanig gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren.
4.7.
De bevindingen van de deskundige in de rapportage van 31 mei 2024 [1] worden hier als vaststaand aangenomen, omdat deze niet gemotiveerd zijn betwist. De stelling dat de foto’s in deze rapportage betrekking hebben op een andere auto, wordt zonder toelichting (die niet is gegeven) niet gevolgd. Zoals op de mondelinge behandeling aan de orde is gesteld, vermeldt de rapportage hetzelfde “Fahrzeug-Indent-Nr” als op de koopovereenkomst. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat de door de deskundige onderzochte auto dezelfde auto is als door [eiser] van [gedaagde] is gekocht.
Voor zover al moet worden aangenomen dat, zoals [gedaagde] stelt en [eiser] niet betwist, de auto nog APK gekeurd is, en door de RDW middels een steekproef is herkeurd, verandert dit niet de uitkomst van dit (zeer grondige) expertiseonderzoek. Het blijft nog altijd een auto met ongevallenschade.
4.8.
Gezien het vorenstaande beantwoordt de Porsche (duidelijk) niet aan de tussen partijen gesloten koopovereenkomst, omdat [eiser] niet hoefde te verwachten dat hij een schadeauto had gekocht - en al zeker niet een auto die uit twee verschillende bouwdelen bestaat - en dat aan hem wel een schadeauto is geleverd. [gedaagde] heeft immers zowel mondeling als schriftelijk expliciet gegarandeerd dat de auto geen carrosserieschade heeft gehad, terwijl hij wist dat dit essentieel was voor [eiser] . [eiser] mocht, ook zonder onderzoek, verwachten dat de auto geen ongevallenschade had (en de oorspronkelijke carrosserie had). De stelling van [gedaagde] dat de schade bij de bezichtiging door [eiser] is opgemerkt, is niet onderbouwd, anders dan dat kennelijk gedoeld is op de blauwe laksporen in de kofferbak die [eiser] bij de bezichtiging van de auto heeft gezien.
Nu [gedaagde] niet betwist dat [eiser] daar vragen over heeft gesteld en dat hij toen gezegd heeft dat de auto opnieuw was gelakt, kan hem dit verweer niet baten.
4.9.
De lasnaad daarentegen kon niet op eenvoudige wijze worden ontdekt. Dit gebeurde immers eerst nadat door [eiser] , enige tijd na de levering van de auto, de stoelen eruit zijn gehaald. Dat [eiser] nog met de auto heeft gereden, doet aan de non-conformiteit niet af. Ook de RDW-keuring verandert niet dat het gaat om een non-conforme auto. [eiser] mocht immers op grond van de mededelingen van [gedaagde] verwachten dat de auto geen schadeverleden had en de auto heeft dat wel.
4.10.
Er is dus sprake van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] . Vaststaat dat herstel of vervanging onmogelijk is. [eiser] was zodoende bevoegd de koopovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden, zoals is gebeurd bij brief van 1 mei 2024. De vordering om voor recht te verklaren dat de overeenkomst (buitengerechtelijk) is ontbonden, ligt voor toewijzing gereed.
4.11.
Als gevolg van de ontbinding van de koopovereenkomst, ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties. Dat betekent dat [gedaagde] gehouden is de koopprijs terug te betalen en dat de auto terug moet naar [gedaagde] . Gelet op de conclusie van antwoord, wil [gedaagde] ook dat de auto retour komt en is hij bereid de koopprijs terug te betalen. Die koopprijs is volgens [gedaagde] evenwel € 5.000,00, maar hierin volgt de kantonrechter hem niet.
koopprijs is € 7.500,00
4.12.
Partijen verschillen aldus met name over de vraag welke prijs is betaald. De stelplicht en bewijslast rust hier op de koper. In de koopovereenkomst staat een bedrag van € 8.000,00 ingevuld, maar partijen zijn het erover eens dat dit bedrag niet de daadwerkelijk koopprijs is geweest. [eiser] heeft op de mondelinge behandeling verwezen naar de ingebrachte whatsappcorrespondentie, waaruit is op te maken dat partijen het op
1 december 2023 aanvankelijk eens waren over een prijs van € 9.000,00 (de daar eveneens genoemde aanbetaling van € 500,00 heeft volgens [eiser] niet plaatsgevonden). Hij heeft daarbij verklaard dat partijen vervolgens hebben gesproken over een prijs van € 8.000,00 en, omdat [eiser] vanwege de laksporen in de kofferbak zijn interesse had verloren, [gedaagde] de prijs heeft verlaagd naar € 7.500,00 en dat [eiser] dit bedrag contant heeft betaald. [eiser] wijst er verder op dat [gedaagde] in zijn emailbericht van 25 juni 2024 aangeeft “uit coulance” bereid te zijn de auto terug te nemen voor een bedrag van € 5.000,00 en dat een koopprijs van € 5.000,00 strijdig is met een schikkingsvoorstel van eveneens € 5.000,00. [eiser] heeft kortom voldoende gesteld en onderbouwd dat € 7.500,00 is betaald, en dit is onvoldoende betwist. Door [gedaagde] is immers slechts bloot gesteld dat € 5000,00 is betaald, zonder toelichting of onderbouwing. Daarmee wordt als vaststaand aangenomen dat [eiser] € 7.500,00 heeft betaald als koopprijs.
4.13.
De vordering om [gedaagde] te veroordelen om € 7.500,00 (terug) te betalen, ligt voor toewijzing gereed. De vordering om deze som te vermeerderen met de wettelijke rente
primairvanaf 3 mei 2024 is niet betwist en ligt voor toewijzing gereed nu hij te laat is met betalen. Het verzuim is ingetreden op 3 mei 2024 door de mededeling van [gedaagde] op die datum waaruit is op te maken dat hij niet ging betalen [2] .
[gedaagde] moet medewerking verlenen aan het terug leveren van de auto, met dwangsom
4.14.
Nu gezien de rapportage niet van [eiser] kan worden verwacht dat hij om veiligheidsredenen nog met de auto rijdt, wat van de RDW-keuring ook zij, en hij onbetwist heeft gesteld dat hij transportkosten van € 1.200,00 zou moeten maken om de auto terug te leveren, zal de vordering van [eiser] om [gedaagde] te veroordelen de auto op te (doen) halen, worden toegewezen. Op dit punt is ook geen verweer gevoerd.
4.14.1.
De kantonrechter ziet ook voldoende aanleiding om de in dit verband gevorderde, en niet bestreden, dwangsom toe te wijzen, als prikkel voor [gedaagde] om deze veroordeling na te komen. [gedaagde] heeft immers tot nu toe geen medewerking willen verlenen aan ongedaanmaking van de koopovereenkomst. De kantonrechter zal wel de hoogte van de dwangsom beperken tot de betaalde koopsom van € 7.500,00. Er is immers niet toegelicht waarom een hoger bedrag van € 8.000,00 is gevorderd.
expertisekosten
4.15.
De gevorderde kosten van de deskundige ad € 485,19 zijn toewijsbaar op grond van 6:96 lid 2 onder b BW. [eiser] heeft hiervan een rekening overgelegd. Omdat [gedaagde] niet in de ontbinding berustte, zijn deze kosten in redelijkheid gemaakt ter verdere onderbouwing van de aansprakelijkheid van [gedaagde] en de door [eiser] geleden schade. [gedaagde] moet deze kosten vergoeden.
4.16.
De totaal aan toe te wijzen som bedraagt € (7.500,00 + 485,19 =) 7.985,19.
overig
4.17.
[gedaagde] stelt nog dat [eiser] zich niet aan de afspraak heeft gehouden om de auto af te melden, hetgeen [eiser] op de mondelinge behandeling heeft betwist. Een afmelding is nu hoe ook niet meer aan de orde. [gedaagde] stelt verder nog dat er kosten zijn gemaakt, maar die zijn niet onderbouwd en er is ook geen rechtsgevolg aan verbonden. Hij heeft ook geen vordering in reconventie ingesteld.
geen buitengerechtelijke incassokosten
4.18.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten is van toepassing. Omdat [gedaagde] een natuurlijk persoon is, die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf, moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten (artikel 6:96 leden 5 en 6 BW). Er is aan [gedaagde] geen aanmaning verstuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW, zoals de vermelding van het toepasselijke wettelijke tarief en een betalingstermijn van veertien dagen. De gevorderde vergoeding zal daarom worden afgewezen.
proceskosten, waaronder kosten tolk
4.19.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Bij akte heeft [eiser] een bedrag van € 600,00 gevorderd ter vergoeding van de kosten van bijstand tolk bij de mondelinge behandeling. De kosten van de tolk kunnen bij een proceskostenveroordeling tot de verschotten worden gerekend. De kantonrechter acht de hoogte van de kosten, die door [gedaagde] ook niet zijn weersproken, redelijk, zodat het bedrag zal worden toegewezen. De proceskosten van [eiser] worden daarmee begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,38
- griffierecht
257,00
- kosten tolk
600,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.807,38
4.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen partijen is ontbonden,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 7.985,19, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 7.500,00, met ingang van 3 mei 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om medewerking te verlenen aan het uit te [woonplaats 1] (terug)leveren van de auto aan [gedaagde] , door de auto aldaar binnen 14 dagen na betekening van het vonnis op kosten van [gedaagde] te (doen) ophalen, op een ten minste vijf dagen van te voren door [gedaagde] bij [eiser] aan te kondigen datum en tijdstip, gelegen tussen 8:00 uur en 20:00 uur,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 200,00 voor iedere dag dat hij niet aan de veroordeling onder 5.3 voldoet, tot een maximum van € 7.500,00 is bereikt,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.807,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025.
NIv

Voetnoten

1.Zie onder 2.6
2.Productie 8 bij dagvaarding