ECLI:NL:RBLIM:2025:6301

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
03.207510.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor mishandeling ex-partner en vernieling van haar spullen

Op 1 juli 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn ex-partner en het vernielen van haar spullen. De verdachte, geboren in Polen in 1986, werd bijgestaan door advocaat mr. L.M. van den Dungen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 juni 2025, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, met de mogelijkheid van tbs, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie. De verdachte werd vrijgesproken van de meest ernstige beschuldigingen, waaronder poging tot doodslag en zware mishandeling van een politieambtenaar. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze feiten. Wel werd bewezen dat de verdachte zijn ex-partner had mishandeld door haar bij de haren vast te pakken en haar hoofd tegen harde oppervlakken te slaan, wat leidde tot letsel. Ook werd vastgesteld dat hij goederen van haar had beschadigd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 2 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was vanwege psychische stoornissen, maar dat er geen tbs-maatregel kon worden opgelegd omdat niet aan de wettelijke vereisten werd voldaan. De benadeelde partij, de verbalisant, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet was veroordeeld voor de feiten die aan de vordering ten grondslag lagen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.207510.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 juli 2025 (bij vervroeging)
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag 1] 1986,
thans gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.M. van den Dungen, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 juni 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Verbalisant [nummer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mevrouw [naam 1] (casemanager Geweld Tegen Politie Ambtenaren). De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:op 26 juni 2024 heeft geprobeerd verbalisant [nummer] te doden, dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel heeft bedreigd;
feit 2:op 25 juni 2024 heeft geprobeerd zijn levensgezel [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel heeft mishandeld;
feit 3:op 25 juni 2024 goederen van [slachtoffer] heeft vernield.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring dient te volgen voor het onder 1 meer subsidiair, 2 primair en 3 ten laste gelegde (deur, televisie en telefoon).
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair kan op basis van de inhoud van het dossier niet worden vastgesteld dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet had de verbalisant te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Wel levert zijn handelen een bedreiging op.
Het ten laste gelegde onder 2 primair kan bewezen worden verklaard op grond van de aangifte, de verklaring van getuige [naam 3] en het bij aangeefster geconstateerde letsel. De verdachte heeft de haren van aangeefster vastgepakt en vervolgens meerdere malen met kracht haar hoofd tegen een hard oppervlak geslagen. Het hoofd is een kwetsbaar lichaamsdeel en dergelijke klappen kunnen ernstig letsel veroorzaken. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de verdachte het voorwaardelijk opzet had op het zwaar mishandelen van aangeefster.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 3 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard ten aanzien van de deur en telefoon en zij heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 1 en 2.
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair is geen sprake van het vereiste (voorwaardelijk) opzet op het doden dan wel zwaar verwonden van de verbalisant. Er is geen bewijs dat de verdachte met een mes in de bovenzijde van de rug van de verbalisant heeft gestoken. Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair kan in het licht van de context - een arrestatiesituatie waarin de verdachte een mes weggooide - niet worden vastgesteld dat de verdachte met deze gedraging de bedoeling had angst aan te jagen.
Ten aanzien van feit 2 ontkent de verdachte dat hij aangeefster heeft mishandeld en bestaan er verschillende verklaringen rondom de toedracht. Dit in combinatie met het bij aangeefster geconstateerde beperkte letsel, maakt dat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte bewust de kans heeft aanvaard dat hij zwaar lichamelijk letsel zou veroorzaken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen voor de feiten 1 meer subsidiair (op basis van de verklaring van de verbalisant) en 2 subsidiair (met als bewijsmiddelen de aangifte van [slachtoffer] , de verklaring van getuige [naam 3] en het geconstateerde letsel).
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijsmateriaal voorhanden is om te komen tot het bewijs dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd, zodat hij moet
worden vrijgesproken.
De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat de verdachte met een mes in de bovenzijde van de rug van de verbalisant heeft gestoken en dat daarmee sprake is van een -voor een strafbare poging vereist- begin van uitvoering van doodslag dan wel zware mishandeling. De verbalisant heeft verklaard dat hij twee tikken voelde op zijn rug en dat hij na het zien van het mes dacht dat die tikken waarschijnlijk steken met dit mes waren. Dit is een eigen invulling van de gebeurtenissen. Daadwerkelijk steken met een mes door de verdachte heeft de verbalisant niet zelf waargenomen en ook zijn er geen getuigen die hebben gezien wat er is gebeurd. Bovendien blijkt uit het vezel- en textielonderzoek (pagina 98) dat de beschadigingen aan de jas van de verbalisant microscopisch waren en dat er geen vezels op het aangetroffen mes zijn gevonden die overeenkomen met vezels zoals verwerkt in de jas van de verbalisant. Volgens de rapporterende deskundige zou deze overdracht wel worden verwacht als het mes is gebruikt bij het beschadigen van de jas.
De rechtbank zal de verdachte ook vrijspreken van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij de verbalisant heeft bedreigd door met een mes stekende bewegingen in diens richting te maken. Overeenkomstig hetgeen hiervoor is overwogen kunnen steken en ook stekende bewegingen met een mes niet bewezen worden verklaard. Op grond van de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank wel worden vastgesteld dat de verdachte de verbalisant heeft bedreigd door middel van het tonen van een mes. Dit laatste is echter niet ten laste gelegd. Nu de rechtbank alleen feiten bewezen kan verklaren die in de tenlastelegging genoemd staan, zal zij de verdachte vrijspreken.
Feiten 2 en 3
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijsmateriaal voorhanden is om te komen tot het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde onder 2 primair heeft gepleegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Het staat voor de rechtbank vast dat de verdachte de haren van aangeefster heeft vastgepakt en vervolgens haar met haar hoofd ergens tegenaan heeft geslagen. Dit laatste zou kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Uit de inhoud van het dossier blijkt alleen niet met welke kracht dit is gebeurd. De rechtbank kan hierdoor niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat sprake was van een zodanige kracht dat dit zou kunnen hebben geleid tot zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht op grond van de onderstaande bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van aangeefster (feit 2 subsidiair) en ook dat de verdachte goederen van haar heeft beschadigd (feit 3). De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de strafverhogende omstandigheid dat de mishandeling gepleegd werd tegen zijn levensgezel, nu de relatie tussen aangeefster en de verdachte al jarenlang verbroken was.
[slachtoffer] op 25 juni 2024 aangifte en verklaarde onder meer als volgt: [2]
Op 25 juni 2024 was ik in mijn woning aan de [adres] te Venlo. Ik woon hier samen met mijn huisgenoot [naam 3] en [verdachte] . [...] vanaf het moment dat ik thuis kwam pakte [verdachte] mij vast en vroeg mij om geld. Hij bleef herhaaldelijk schreeuwen om geld. [verdachte] wilde ook mijn mobiele telefoon hebben. Ik wilde deze niet geven. Ik wilde vluchtte en rende naar boven naar de badkamer en besloot de badkamer deur af te sluiten. Ik hoorde dat [verdachte] met kracht tegen de badkamer deur sloeg of schopte. Dit ging zo hard en met zoveel geweld dat ik bang was dat [verdachte] de deur open zou breken. Om erger te voorkomen en te voorkomen dat de deur helemaal vernield werd heb ik de badkamerdeur open gemaakt. Op dat moment zag ik dat [verdachte] de badkamer in stapte. Ik zag en voelde dat hij mij direct aan mijn haren vastpakte en met mijn hoofd met kracht tegen de deurstijl van de douchecabine en de tegels werd aangeslagen. Dit deed hij meerdere keren. Dit deed hevige pijn. [...] Ik voelde en zag dat hij mij bij mijn haren vastpakte en mijn hoofd met kracht op de tegelvloer van de badkamer sloeg. Dit deed hij meerdere keren met kracht. Ik zag dat de medebewoner [naam 3] de badkamer deur opende en begon te schreeuwen tegen [verdachte] dat hij moest stoppen. [naam 3] zag en hoorde dat ik door [verdachte] werd mishandeld. Omdat [verdachte] hierdoor werd afgeleid en zich omdraaide kon ik loskomen en wegvluchten.
Uit het letselrapport van 26 juni 2024 blijkt onder andere van het volgende letsel bij
[slachtoffer] : [3]
Datum letselonderzoek: 26-06-2024
HoofdBeschrijving: hematomen op het behaarde hoofd, diffuus gebloed bij de haarwortels
Soort: kneuzing
Gemelde toedracht: aan de haren met het hoofd tegen harde ondergronden geslagen: deurstijlen tegels
Toedracht past bij letsel: goed
[slachtoffer] verklaarde op 12 maart 2025 bij de rechter-commissaris onder meer als volgt: [4]
Toen begon hij de deur te forceren naar de badkamer. Ik heb de deur opengemaakt, hij heeft mijn telefoon afgepakt. Toen heeft hij de telefoon op de grond gegooid.
De politie constateerde ook dat de achterkant van uw telefoon kapot was. Hoe kwam het dat de achterkant van uw mobiele telefoon kapotging?
Omdat hij met de telefoon gegooid heeft.
Op foto 5 in de bij de aangifte behorende fotomap kan de beschadigde mobiele telefoon van aangeefster worden waargenomen, met meerdere breuken aan de achterzijde. [5]
L.J. [naam 3] verklaarde op 25 juni 2024 onder meer als volgt: [6]
Ik verblijf bij [verdachte] en [slachtoffer] aan de [adres] te Venlo. Vandaag op
25 juni 2024 was ik in de woning. Ik zag dat [verdachte] boven op de gang stond. Ik zag dat [slachtoffer] naar beneden liep en een telefoon pakte om vervolgens weer naar boven te gaan. Inmiddels was [verdachte] aan het schreeuwen. Dit was omdat hij geen geld kreeg van zowel [slachtoffer] als van mij. Ik zag dat ze zichzelf opsloot in de badkamer. Ik liep ondertussen naar de begane grond. Ik hoorde alles wat er werd geroepen boven. Ik hoorde dat [verdachte] op de deur aan het slaan was. Ik hoorde dat [slachtoffer] mijn naam schreeuwde. Ze riep om hulp. Ik liep de trap omhoog. Ik zag dat de badkamer nog steeds op slot zat en dat [verdachte] nog steeds aan het schreeuwen en slaan was. Ik zag dat de badkamerdeur open ging. Ik zag dat [verdachte] met beiden handen de schouders van [slachtoffer] beetpakte. Ik zag dat [verdachte] met zijn hand het hoofdhaar vastgreep van [slachtoffer] en dat hij haar hoofd tegen de muur
duwde. Dit deed hij zo'n 2 tot 3 keer. [verdachte] pakte de telefoon van [slachtoffer] af [...].
De verdachte heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
Ik heb op 25 juni 2024 een kopstoot tegen de badkamerdeur gegeven en daarmee een gat in de deur veroorzaakt.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
2.
op 25 juni 2024 te Venlo, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] bij haar haren te pakken en vervolgens haar met het hoofd tegen de tegelvloer, muur en/of een deurstijl te slaan;
3.
op 25 juni 2024 te Venlo opzettelijk en wederrechtelijk een deur en een telefoon, die geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorden heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 2 subsidiair:mishandeling;
feit 3:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring van feiten 1 meer subsidiair en 2 subsidiair een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden passend is. Indien bij een volledige bewezenverklaring een tbs-maatregel wordt overwogen dan dient deze onder voorwaarden opgelegd te worden. Ten aanzien van feit 3 dient te worden volstaan met een straf gelijk aan of korter dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van het bewezenverklaarde
De verdachte heeft zijn ex-partner mishandeld en goederen van haar kapotgemaakt. Door zijn gedrag heeft de verdachte pijn, angst en schade veroorzaakt. Bovendien heeft het geweld in de huiselijke omgeving plaatsgevonden, een omgeving waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 mei 2025. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Gedragsdeskundige adviezen
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportages van W.H. Braam, psychiater, van
29 januari 2025 en van J.C.L.M. Duijkers, klinisch psycholoog, van 30 januari 2025. De rapporteurs concluderen dat bij de verdachte sprake is van een psychotische stoornis,
een antisociale persoonlijkheidsstoornis met enige mate van psychopathie, een zwakbegaafd intellectueel niveau van functioneren, een beperkte neurocognitieve stoornis en (ernstige) stoornissen in het gebruik van middelen. Ten tijde van het ten laste gelegde waren deze stoornissen allen aanwezig. De rapporteurs concluderen dat de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar was. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog en om dit te verminderen is behandeling noodzakelijk. Behandeling op vrijwillige basis en in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf wordt niet haalbaar geacht wegens de aanwezige psychopathologie en het volledig ontbreken van ziektebesef en -inzicht en motivatie bij de verdachte. Gelet op de problematiek en het recidiverisico is een setting met een passend beveiligingsniveau noodzakelijk. De rapporteurs adviseren daarom tot oplegging van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege.
De rechtbank stelt op basis van deze rapporten vast dat bij de verdachte sprake is van diverse stoornissen en rekent het bewezenverklaarde hem in verminderde mate toe.
Straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die zien op mishandeling en waarbij er bij letsel uitgegaan wordt van een geldboete van 750,- euro tot een taakstraf van 120 uur. Het uitgangspunt bij huiselijk geweld is dat geen geldboete wordt opgelegd. Gelet op het strafblad van de verdachte en de ernst van het huiselijk geweld, acht de rechtbank echter een gevangenisstraf op zijn plaats. Daarnaast moet er straf worden bepaald voor de vernieling.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden dient te worden opgelegd, met aftrek van de door de verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd.
Deze straf is veel lager dan de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. Gelet op voornoemde adviezen en de duur van het reeds ondergane voorarrest ziet de rechtbank geen mogelijkheid een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, zoals door de raadsvrouw bepleit.
Tbs-maatregel
De officier van justitie heeft oplegging van de tbs-maatregel geëist. Omdat de verdachte integraal is vrijgesproken van feit 1 en voor de feiten 2 en 3 een maximale gevangenisstraf van respectievelijk 3 en 2 jaren kan worden opgelegd, wordt overeenkomstig artikel 37a, eerste lid, sub 2 Wetboek van Strafrecht niet voldaan aan een van de vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij verbalisant [nummer] vordert schadevergoeding tot een bedrag van 1.255,- euro (feit 1). Deze vordering bestaat uit immateriële schade.
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de schadevordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de schadevordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de vordering gematigd te worden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Nu aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor de verdachte niet zal worden veroordeeld, zal de rechtbank de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de
vordering.

8.Het beslag

De rechtbank zal het in beslag genomen mes (goednummer G1716968) onttrekken aan het verkeer, gelet op de omstandigheden waaronder dit voorwerp is aangetroffen.
Daarnaast behoort dit voorwerp aan de verdachte toe en is dit van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 57, 300 en 350 van het Wetboek van
Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder
1 primair,
1 subsidiair,
1 meer subsidiairen
2 primairten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in
mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken het volgende in beslag genomen voorwerp: mes, goednummer G1716968 (feit 1);
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B.A. Ferwerda, voorzitter, mr. L. Bastiaans en
mr. M. Landsman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Geene, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juli 2025 (bij vervroeging).
Buiten staat
Mr. M. Landsman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 juni 2024 te Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een politieambtenaar, bekend onder nummer [nummer] , opzettelijk
van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een mes in de bovenzijde van de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juni 2024 te Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een politieambtenaar, bekend onder nummer [nummer] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, met een mes in de bovenzijde van de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juni 2024 te Venlo een politieambtenaar, bekend onder nummer [nummer] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een mes stekende bewegingen te maken in de richting van die
politieambtenaar;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 25 juni 2024 te Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] aan de haren heeft vastgepakt en/of (vervolgens) haar met het hoofd
tegen de tegelvloer, muur en/of een deurstijl heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juni 2024 te Venlo zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] bij haar haren te pakken en/of (vervolgens) haar met het hoofd tegen de tegelvloer, muur en/of een deurstijl te slaan;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 25 juni 2024 te Venlo opzettelijk en wederrechtelijk een deur, huisraad en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, eenheid Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer LB1R024061-5, gesloten d.d. 17 oktober 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 170.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juni 2024, pagina 11 en 12 en als bijlage daarbij opgenomen foto’s op pagina 15-18, 21 en 23.
3.Letselrapport d.d. 26 juni 2024, behorende bij het onder 1 genoemde proces-verbaal.
4.Proces-verbaal van verhoor rechter-commissaris d.d. 12 maart 2025.
5.Foto 5, pagina 23, behorende bij het onder 2 genoemde proces-verbaal.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 juni 2024, pagina 24 en 25.