ECLI:NL:RBLIM:2025:6372

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
ROE 24/3640
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag door het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg wegens niet voldoen aan omzetverliesdrempel

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedaan op 4 juli 2025, wordt de afwijzing van een subsidieaanvraag door eiseres, een slagersbedrijf in Valkenburg aan de Geul, behandeld. Eiseres had een aanvraag ingediend op basis van de Nadere subsidieregels omzetderving door overstromingen in juli 2021. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde van minimaal 50% omzetverlies in de relevante referentieperiodes. Eiseres had een omzetverlies van 5,9% in het derde kwartaal van 2021, 10,9% in het vierde kwartaal van 2021 en 16,8% in het eerste kwartaal van 2022. Eiseres doet een beroep op de hardheidsclausule, maar de rechtbank oordeelt dat dit beroep niet slaagt. De rechtbank stelt vast dat de afwijzing van de subsidieaanvraag door het college terecht is, omdat eiseres niet kan aantonen dat de toepassing van de 50% norm in haar geval tot een kennelijke onbillijkheid leidt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/3640

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 04 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg, het college

(gemachtigden: B.K.N. de Vreede en F. van der Zee).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de subsidieaanvraag van eiseres in het kader van de Nadere subsidieregels omzetderving door overstromingen door zoet of afstromend water in juli 2021 in Limburg en Noord-Brabant, tweede tranche (hierna: de Nadere subsidieregels). Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde voor toekenning dat zij minimaal 50% omzetverlies heeft in het derde kwartaal van 2021 en/of het vierde kwartaal van 2021 en/of het eerste kwartaal van 2022 ten opzichte van referentieperiodes. Een beroep op de hardheidsclausule slaagt niet. Van schending van het evenredigheidsbeginsel is geen sprake. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres exploiteert een slagersbedrijf in het centrum van Valkenburg aan de Geul. Op 14 en 15 juli 2021 overstroomde de Geul als gevolg van hevige regenval. Het bedrijf van eiseres werd hierdoor getroffen. Het bedrijfspand liep vol water en eiseres leed daardoor niet alleen materiële schade, maar ook omzetverlies in de periode na de ramp.
2.1.
Het college heeft de Nadere subsidieregels vastgesteld met als doel om ondernemingen, zoals die van eiseres, tegemoet te komen in het omzetverlies vanwege een vermindering in bedrijvigheid als gevolg van de overstromingen in juli 2021 in het schadegebied.
2.2.
Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van deze Nadere subsidieregels. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 1 februari 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 juni 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 28 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens eiseres [belanghebbende 1] (eigenaar/enig aandeelhouder van eiseres) en zijn echtgenote [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3] , alsmede de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Relevant beoordelingskader
3. De regelgeving die van belang is voor deze zaak, staat in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
4. Het college heeft de subsidieaanvraag van eiseres afgewezen, omdat niet wordt voldaan aan het vereiste van ten minste 50% omzetverlies in enig kwartaal van de referentieperiodes (artikel 4, eerste lid, aanhef en onder c) .
4.1.
Niet in geschil is dat het omzetverlies van eiseres voor het derde kwartaal 2021 5,9 % bedraagt, voor het vierde kwartaal 2021 10,9 % en voor het eerste kwartaal 2022 16,8 %. Dit betekent dat het college de aanvraag in beginsel terecht heeft afgewezen..
4.2.
Eiseres doet een beroep op de hardheidsclausule van artikel 13, tweede lid, van de Nadere subsidieregels. Zij heeft de winkel na korte tijd en na overleg met de burgemeester weer in bedrijf gebracht om mensen van de eerste levensbehoeften te kunnen voorzien. Als zij de winkel gesloten had gehouden, had zij wel ten minste 50 % omzetverlies geleden, aldus eiseres.
4.3.
Het college kan op grond van de hardheidsclausule van een bepaling in de Nadere subsidieregels afwijken als toepassing van het bepaalde in deze regeling naar het oordeel van het college tot kennelijke onbillijkheden leidt. [1] Het college vindt dat daarvan in het geval van eiseres geen sprake is. Eerder (zowel bij de eerste tranche van de Nadere subsidieregels als bij de huidige tweede tranche) is slechts overgegaan tot toepassing van de hardheidsclausule als de omzetderving slechts fractioneel (minder dan 1 %) lager was dan de vereiste 50 % of als op andere dan de voorgeschreven wijze kon worden aangetoond dat er sprake was van omzetderving in de orde van grootte die noodzakelijk is voor de toekenning op basis van de regeling. Deze situaties doen zich volgens het college hier niet voor. Het feit dat eiseres schadebeperkende maatregelen heeft getroffen leidt het college niet tot een ander oordeel, omdat in dit soort gevallen van iedereen verwacht wordt dergelijke maatregelen te nemen. De stelling dat eiseres voldoende omzetschade had geleden als de winkel dicht was gebleven is niet toetsbaar. Verder heeft eiseres volgens het college een tamelijk normale omzet gedraaid in het kwartaal dat de noodverordening gold.
4.4.
De rechtbank kan het college volgen in dit standpunt. Degene die een beroep doet op de hardheidsclausule moet in ieder geval inzichtelijk maken waar de kennelijke onbillijkheid van de toepassing van de betreffende bepaling - in dit geval de 50 % norm - in zijn of haar situatie uit bestaat. Eiseres is daarin in het beroepschrift niet geslaagd. Ook ter zitting kon zij desgevraagd niet alsnog aangeven tot welke kennelijke onbillijkheid de toepassing van de 50 % norm juist en specifiek voor haar onderneming leidt. Het beroep op de hardheidsclausule slaagt dus niet.
4.5.
Voor zover eiseres ter zitting ook heeft betoogd dat de toepassing van de in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder c, neergelegde eis van meer dan 50 % omzetverlies zozeer in strijd komt met het evenredigheidsbeginsel dat deze in haar geval achterwege behoort te blijven, overweegt de rechtbank als volgt.
4.6.
Bij een gebonden bevoegdheid als hier aan de orde heeft op het niveau van het algemeen verbindende voorschrift al een belangenafweging in algemene zin plaatsgevonden. De uitkomst daarvan is neergelegd in de wettelijke voorwaarden voor de uitoefening van die bevoegdheid. Daarmee is in beginsel ook de evenredigheid van het besluit gegeven. Het te nemen besluit volgt immers uit het wel of niet vervuld zijn van de toepassingsvoorwaarden en het bestuursorgaan hoeft geen belangenafweging te maken. Niettemin kunnen er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat in het voorliggende geval toepassing van het algemeen verbindende voorschrift voor een of meer belanghebbenden zozeer in strijd komt met het evenredigheidsbeginsel dat die toepassing achterwege moet blijven. Dit betekent dat uiteindelijk nog wel moet worden beoordeeld of er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat toepassing van het algemeen verbindende voorschrift in het voorliggende geval tot een onevenredige uitkomst zou leiden. Het gaat dan om de evenwichtigheid (de evenredigheid “stricto sensu”).
4.7.
Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Immers, eiseres heeft verzuimd aan te geven wat maakt dat de uitkomst van het besluit voor haar onredelijk bezwarend is. Het enkel stellen dat de Nadere subsidieregels te beperkt zijn opgezet is daartoe onvoldoende. De rechtbank vindt in dit geval de afwijzing van de subsidieaanvraag, omdat de omzetverliesdrempel niet gehaald wordt, dan ook evenwichtig.
4.8.
De rechtbank is – gelet op het voorgaande – van oordeel dat het college de subsidieaanvraag terecht heeft afgewezen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 04 juli 2025.
de griffier is verhinderd te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 04 juli 2025.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke regelgeving

Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2023 e.v.
Artikel 5 Grondslag subsidieverstrekking
1. Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie verstrekken voor activiteiten die passen binnen het vigerende coalitieakkoord dan wel collegeprogramma en de ter uitvoering daarvan vastgestelde programma’s, kaders en dergelijke.
2. Gedeputeerde Staten stellen, indien zij van de bevoegdheid genoemd in het eerste lid gebruik willen maken, per beleidsterrein, onderdelen van beleidsterreinen of voor een programma of project nadere regels vast. Hierbij zullen Gedeputeerde Staten aandacht hebben voor de verhouding tussen de aard van de nadere regels en de zwaarte van de administratieve lasten voor de subsidieaanvrager/-ontvanger. In de nadere regels wordt ten minste gepreciseerd:
a. welke activiteiten op basis van welke criteria voor subsidie in aanmerking komen;
b. de hoogte en/of eventuele wijze van berekening van de subsidie.
3. Van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid kan door Gedeputeerde Staten slechts gebruik worden gemaakt voor zover zij nadere regels hebben vastgesteld zoals bedoeld in het tweede lid, dan wel indien toepassing wordt gegeven aan één van de uitzonderingen als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Nadere subsidieregels omzetderving door overstromingen door zoet en afstromend water in juli 2021 in Limburg en Noord-Brabant, tweede tranche (de Nadere subsidieregels)
Artikel 4 Subsidiecriteria
1. Om voor een subsidie op grond van deze Nadere subsidieregels in aanmerking te komen, dient aan de volgende criteria te zijn voldaan:
a. aanvrager en de getroffen vestiging of vestigingen stonden op 13 juli 2021 ingeschreven in het handelsregister; en
b. aanvrager heeft als gevolg van de overstromingen door zoet water en het afstromend water, bij één of meerdere vestigingen materiële schade aan vaste of vlottende activa geleden ter hoogte van ten minste:
1° € 5.000 per vestiging, of
2° 20% van de omzet van die vestiging of vestigingen in de referentieperiode als bedoeld in artikel 7 voor het derde kalenderkwartaal van 2021; en
c. aanvrager heeft in het derde en/of het vierde kalenderkwartaal van 2021 en/of het eerste kwartaal van 2022 een omzetverlies als bedoeld in artikel 7 geleden van ten minste 50% in enig kwartaal.
2. Ingeval aanvrager geen materiële schade als bedoeld in het eerste lid, sub b, heeft geleden, maar als gevolg van de overstromingen door zoet water en het afstromend water dermate is gehinderd in zijn bedrijfsvoering dat er sprake is van een omzetverlies als bedoeld in artikel 7 van 65% of meer in het derde kalenderkwartaal van 2021, kan een aanvrager uitsluitend voor het derde kalenderkwartaal 2021 toch voor subsidie in aanmerking komen, indien hij wel voldoet aan de overige gestelde eisen van deze Nadere subsidieregels.
Artikel 5 Afwijzingsgronden
In aanvulling op artikel 17 van de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2023 e.v., wordt de subsidieaanvraag afgewezen, indien sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden:
a. de aanvraag voldoet niet aan alle in deze Nadere subsidieregels gestelde eisen;
(…)
Artikel 7 Omzetverlies en referentieperiodes
1. Het omzetverlies als bedoeld in deze Nadere subsidieregels is het verschil tussen de omzet van de getroffen vestiging of vestigingen in het betreffende kalenderkwartaal en de bijbehorende referentieperiode als bedoeld in dit artikel.
2. Voor de toepassing van deze Nadere subsidieregels is de referentieperiode voor het derde kalenderkwartaal van 2021 voor een onderneming die vóór 1 juli 2020 de eerste maal is ingeschreven in het handelsregister: het derde kalenderkwartaal van 2019 of 2020, naar keuze van de aanvrager.
3. Voor de toepassing van deze Nadere subsidieregels is de referentieperiode voor het vierde kalenderkwartaal van 2021 voor een onderneming die vóór 1 juli 2020 de eerste maal is ingeschreven in het handelsregister: het vierde kalenderkwartaal van 2019 of 2020, naar keuze van de aanvrager, tenzij aanvrager krachtens het tweede lid van dit artikel voor een kalenderjaar kiest, dan geldt het vierde kalenderkwartaal van dat gekozen kalenderjaar.
4. Voor de toepassing van deze Nadere subsidieregels is de referentieperiode voor het eerste kalenderkwartaal van 2022 voor een onderneming die vóór 1 juli 2020 de eerste maal is ingeschreven in het handelsregister: het eerste kalenderkwartaal van 2020 of 2021, naar keuze van de aanvrager, tenzij aanvrager krachtens het tweede en/of derde lid van dit artikel voor een kalenderjaar kiest, dan geldt het eerste kalenderkwartaal van het jaar dat volgt op het eerder gekozen kalenderjaar.
(…)
Artikel 13 Hardheidsclausule
1. In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, maar de aanvraag toch volledig past binnen de doelstelling van deze Nadere subsidieregels, beslissen Gedeputeerde Staten.
2. Indien toepassing van het bepaalde in deze regeling, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, tot kennelijke onbillijkheden leidt, dan kunnen Gedeputeerde Staten van enige bepaling afwijken.

Voetnoten

1.Dit is bepaald in artikel 13, tweede lid, van de Nadere subsidieregels.