ECLI:NL:RBLIM:2025:6437

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
11439201 \ CV EXPL 24-6143
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrechtelijke geschil over het plaatsen van een tuinhuis en exploitatie van een hondentrimsalon

In deze zaak vordert de Stichting Wonen Zuid, als verhuurder, dat de gedaagde, een huurder, het tuinhuis in de achtertuin van de gehuurde woning afbreekt en de exploitatie van een hondentrimsalon beëindigt. De huurovereenkomst bepaalt dat het gehuurde uitsluitend bestemd is voor woonruimte en dat bedrijfsmatige activiteiten niet zijn toegestaan. De gedaagde heeft zonder toestemming van Wonen Zuid een tuinhuis geplaatst en een hondentrimsalon gestart. Wonen Zuid heeft de gedaagde herhaaldelijk gewezen op de overtreding van de huurovereenkomst en haar verzocht de activiteiten te staken. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde in strijd handelt met de huurovereenkomst en wijst de vorderingen van Wonen Zuid toe. De gedaagde wordt veroordeeld om het tuinhuis af te breken en de hondentrimsalon te sluiten, met dwangsommen voor het geval zij hieraan niet voldoet. De proceskosten worden ook aan de gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11439201 \ CV EXPL 24-6143
Vonnis van 2 juli 2025
in de zaak van
STICHTING WONEN ZUID,
te Roermond,
eisende partij,
gemachtigde: mr. P.L.T. Roks,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. B. Queis.
Partijen worden hierna Wonen Zuid en, gedaagden gezamenlijk in vrouwelijk enkelvoud, [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 2 december 2024 met producties 1 tot en met 26;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 7;
- de akte van [gedaagde] van 26 februari 2025 met aanvullende productie 8;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- het bericht van [gedaagde] van 25 april 2025 met aanvullende productie 9;
- het bericht van Wonen Zuid van 29 april 2025 met aanvullende producties 27 tot en met 30;
- het bericht van Wonen Zuid van 6 mei 2025 met aanvullende productie 31;
- de mondelinge behandeling van 7 mei 2025, waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Wonen Zuid verhuurt met ingang van 25 april 2024 aan [gedaagde] de woning met onroerende aanhorigheden aan het adres [adres] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde). Het gehuurde betreft een tussenwoning in een direct aaneengesloten rij van zeven woningen in een woonwijk.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden (hierna: AHV) van toepassing.
2.3.
In artikel 2 van de huurovereenkomst is opgenomen dat het gehuurde uitsluitend is bestemd om voor huurder en de leden van zijn huishouden als woonruimte te dienen.
2.4.
In artikel 6.4 van de AHV is opgenomen:

6.4 Huurder zal het gehuurde, waaronder begrepen alle aanhorigheden en de eventuele gemeenschappelijke verkeersruimten, overeenkomstig de bestemming gebruiken en deze bestemming niet wijzigen. Het is huurder niet toegestaan bedrijfsmatige activiteiten in het gehuurde, delen van het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten te ontplooien.(…)”.
2.5.
In artikel 9 van de AHV is onder andere het volgende bepaald:

Artikel 9 Het aanbrengen van veranderingen en toevoegingen door huurder
9.1
Voor het aanbrengen van veranderingen en toevoegingen aan het gehuurde heeft huurder vooraf schriftelijke toestemming van de verhuurder nodig. Voorafgaande toestemming is niet nodig als het gaat om kleine veranderingen en toevoegingen aan de binnenzijde van het gehuurde die zonder noemenswaardige kosten weer ongedaan kunnen worden gemaakt, tenzij die veranderingen of toevoegingen gevaar, overlast of hinder voor verhuurder of derden kunnen opleveren. Artikel 7:215 leden 1, 2, 4 en 5 BW zijn niet van toepassing indien het gaat om veranderingen aan de buitenzijde van het gehuurde (zie het geldende ZAV-beleid; een verkorte versie staat in de ZAV-brochure).(…)
9.3
Alle veranderingen die zonder de vereiste toestemming of in strijd met de voorwaarden van verhuurder zijn aangebracht zullen op eerste aanzegging van verhuurder ongedaan worden gemaakt door huurder.(…).
2.6.
In het ZAV-beleid van Wonen Zuid is onder andere opgenomen:
“(…)
Grote klus? Dan heb je vaak toestemming nodig
Voor grotere veranderingen moet je wel schriftelijk toestemming aan ons vragen.(…)Veranderingen waarvoor je toestemming nodig hebt
- Alle veranderingen aan de buitenkant van je woning (denk bijvoorbeeld aan een zonnescherm, rolluiken, schotelantenne, of een aanbouw).(…)
Eerst toestemming aanvragen
Toestemming vragen voor een verandering in je woning is makkelijk. Vul het aanvraagformulier bij deze folder in en stuur het naar ons op. Je krijgt dan binnen 4 weken antwoord van ons.”.
2.7.
Op 17 mei 2024 heeft [gedaagde] aan Wonen Zuid toestemming gevraagd voor het plaatsen van een tuinhuis/chalet in de achtertuin van het gehuurde, de aanleg van twee extra elektra groepen en een wateraansluiting van de woning naar het tuinhuis. In de aanvraag is vermeld:

(…)Eigenschappen: 255 x 7436 cm (ca 225 cm hoog) (…) Gebruik: opslag, hobby en hondentrimsalon (mijn beroep). Bezoekers voor de salon zullen alleen overdag komen, in de avond is deze gesloten. (...) Ook zal er rekening mee worden gehouden om deze geluidswerend te maken voor de buren. Dit omdat ik in een gedeelte ervan een hondensalon zal hebben. De ingang zal vanuit achter zijn, om zoveel mogelijk overlast van bezoek te voorkomen.(…).
2.8.
Per brief van 28 mei 2024 heeft Wonen Zuid aan [gedaagde] laten weten:
“(…)
U mag de tuinhuis helaas niet plaatsen
Wij hebben van u gegevens gekregen. Uit die gegevens blijkt dat het gebruik van een tuinhuis voor een hondentrimsalon niet is toegestaan. Huurders mogen geen bedrijfsvoering hebben in een huurwoning. Daarnaast zorgen de plannen voor de tuin ervoor dat deze te veel bestraat wordt, wat ongewenst is voor de natuurlijke waterafvoer. Daarom geven wij u geen toestemming om de tuinhuis te plaatsen.(…)
2.9.
[gedaagde] heeft op 3 juni 2024 tegen deze beslissing bezwaar ingediend.
2.10.
In reactie op het bezwaarschrift heeft Wonen Zuid per e-mail van 4 juni 2024 aan [gedaagde] meegedeeld dat zij, gelet op de omvang van het bouwwerk, eerst een omgevingsvergunning via de gemeente moest aanvraag en dat Wonen Zuid, na ontvangst van de vergunning, de aanvraag verder zou beoordelen.
2.11.
Per e-mail van 5 juni 2024 heeft [gedaagde] aan Wonen Zuid meegedeeld dat zij een vergunningcheck had gedaan en dat daaruit was gebleken dat geen omgevingsvergunning nodig was voor het bouwen van het tuinhuis.
2.12.
Per e-mail van 21 juni 2024 heeft Wonen Zuid bij [gedaagde] aanvullende informatie opgevraagd over de omvang van de activiteiten die zij wilde gaan ontplooien. Per e-mail van 26 juni 2024 heeft [gedaagde] de gevraagde informatie aan Wonen Zuid verstrekt.
2.13.
Per brief van 12 juli 2024 heeft Wonen Zuid aan [gedaagde] meegedeeld dat zij niet akkoord gaat met de aanvraag voor het starten van een hondentrimsalon aan huis.
2.14.
[gedaagde] heeft vervolgens het tuinhuis geplaatst in de achtertuin van het gehuurde en op 20 augustus 2024 is in een Facebookbericht van [gedaagde] te lezen dat de hondentrimsalon in gebruik is genomen.
2.15.
Op 18 augustus 2024 heeft Wonen Zuid een klacht ontvangen van de heer [naam] , de buurman van [gedaagde] , over de plaatsing van het tuinhuis en de zorgen die hij had over de exploitatie van de hondentrimsalon.
2.16.
Wonen Zuid heeft [gedaagde] per brief van 29 augustus 2024 er nogmaals op gewezen dat zij geen toestemming verleende voor het exploiteren van een hondentrimsalon vanuit het gehuurde.
2.17.
De gemachtigde van Wonen Zuid heeft [gedaagde] per brief van 11 oktober 2024 gesommeerd om het tuinhuis af te breken. en de bedrijfsmatige activiteiten te staken.
2.18.
[gedaagde] heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven, ook niet na correspondentie tussen haar gemachtigde en de gemachtigde van Wonen Zuid.

3.Het geschil

3.1.
Wonen Zuid vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om ervoor zorg te dragen dat het tuinhuis in de tuin van het gehuurde binnen één maand na betekening van dit vonnis volledig is afgebroken en dat de achtertuin in oorspronkelijke toestand is teruggebracht, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 15.000,00;
II.
In het geval [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet en de dwangsommen tot het maximum zijn verbeurd:
a) Wonen Zuid te machtigen om voor rekening van [gedaagde] het tuinhuis in de tuin van het gehuurde af te (doen) breken en af te (doen) voeren, en de achtertuin van het gehuurde in oorspronkelijke toestand terug te brengen;
b) [gedaagde] te veroordelen om aan Wonen Zuid en/of door haar ingeschakelde derde(n) gelegenheid te geven voor de uitvoering van alle werkzaamheden die nodig zijn voor de afbraak en afvoer van het tuinhuis, inclusief de voorbereidende werkzaamheden daartoe, en in dit kader [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde tijdelijk en gedeeltelijk te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden;
c) [gedaagde] te veroordelen om de kosten, die verbonden zijn aan de hierboven bedoelde werkzaamheden, binnen twee weken na overlegging van de daarop betrekking hebbende facturen, aan Wonen Zuid te voldoen;
III. [gedaagde] te veroordelen om het exploiteren van de hondentrimsalon en andere bedrijfsmatige activiteiten binnen twee weken na betekening van dit vonnis te beëindigen en beëindigd te houden in, op of rondom het gehuurde, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 15.000,00;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
Wonen Zuid legt, kort gezegd, aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst nu zij zonder toestemming een tuinhuis in de tuin van het gehuurde heeft geplaatst en vanuit dat tuinhuis een hondentrimsalon exploiteert terwijl het gehuurde uitsluitend bestemd is om als woonruimte te dienen voor [gedaagde] en de leden van haar huishouden.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Wonen Zuid, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Wonen Zuid in de kosten van deze procedure. [gedaagde] erkent dat zij het tuinhuis zonder toestemming van Wonen Zuid heeft geplaatst en daarin een hondentrimsalon exploiteert. Zij voert aan dat zij weliswaar om een vervangende machtiging zoals bedoeld in artikel 7:215 lid 3 BW had moeten verzoeken voor wat betreft het plaatsen van het tuinhuis maar dat ook nu, na de plaatsing van het tuinhuis, alsnog een belangenafweging in haar voordeel dient te worden gemaakt, hetgeen moet leiden tot de afwijzing van de vorderingen van Wonen Zuid. Voor wat betreft de exploitatie van de hondentrimsalon voert zij aan dat zij geen overlast veroorzaakt, een omgevingsvergunning van de gemeente heeft verkregen en haar financiële belang bij behoud van de salon zwaarder dient te wegen dan de belangen van Wonen Zuid.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Exploitatie hondentrimsalon vanuit het gehuurde
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat in artikel 7:214 BW is bepaald dat de huurder slechts bevoegd is tot het gebruik van de zaak dat is overeengekomen. In artikel 1.1 van de huurovereenkomst is opgenomen dat het gehuurde niet alleen bestaat uit de woning aan de [adres] in [woonplaats] maar dat de onroerende aanhorigheden, zoals de achtertuin, ook tot het gehuurde behoren. Vervolgens is in artikel 2 van de huurovereenkomst en in artikel 6.4 van de AHV opgenomen dat het gehuurde, waaronder alle aanhorigheden begrepen, uitsluitend bestemd is om voor [gedaagde] en de leden van haar huishouden als woonruimte te dienen, dat deze bestemming niet gewijzigd mag worden en dat het niet toegestaan is om in het gehuurde of delen daarvan bedrijfsmatige activiteiten te ontplooien. De kantonrechter merkt op dat in de huurovereenkomst of AHV ook niet de mogelijkheid aan huurders is geboden om, middels het vragen van toestemming aan Wonen Zuid, af te wijken van voornoemde bepalingen met betrekking tot de contractuele bestemming van het gehuurde.
4.2.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] sinds 20 augustus 2024 een hondentrimsalon uitbaat vanuit het door haar geplaatste tuinhuis in de achtertuin van het gehuurde. Wonen Zuid heeft [gedaagde] erop gewezen dat dit, gelet op de bepalingen in de huurovereenkomst en de AHV, niet overeenstemt met de aan het gehuurde gegeven woonbestemming en heeft haar verzocht om deze exploitatie te staken. Nu [gedaagde] hier geen gevolg aan heeft gegeven, handelt zij naar het oordeel van de kantonrechter in strijd met de tussen partijen gesloten huurovereenkomst en zal zij de exploitatie om die reden moeten beëindigen.
De stelling van [gedaagde] dat Wonen Zuid een belangenafweging (in haar voordeel) had moeten maken omdat slechts sprake is van een kleinschalige exploitatie gedurende enkele uren per dag op drie dagen per week leidt niet tot een ander oordeel. Op grond van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst was Wonen Zuid immers niet verplicht om die belangenafweging te maken. Hoewel daartoe dus niet verplicht, heeft Wonen Zuid wel een inschatting gemaakt van de omvang van de bedrijfsmatige activiteiten en de mogelijke overlast die deze met zich mee zouden kunnen brengen en op grond daarvan heeft Wonen Zuid duidelijk aan [gedaagde] meegedeeld dat zij geen toestemming had om de hondentrimsalon uit te baten. [gedaagde] heeft die beslissing vervolgens gewoon naast zich neergelegd en is toch gestart met de exploitatie van de hondentrimsalon. De kantonrechter is van oordeel dat Wonen Zuid deze tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst niet hoeft te accepteren. Tot slot heeft [gedaagde] zelf verklaard dat het doel van de exploitatie van de hondentrimsalon is om uiteindelijk een zelfstandig inkomen te genereren en niet meer afhankelijk te zijn van een uitkering. Dit duidt eens te meer op een – nog verder uit te breiden – bedrijfsmatige exploitatie vanuit het gehuurde die contractueel niet is toegestaan.
4.3.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de vordering van Wonen Zuid ten aanzien van het beëindigen van de exploitatie van de hondentrimsalon, en de daaraan verbonden dwangsommen, toewijzen. Wonen Zuid vordert tevens dat [gedaagde] wordt veroordeeld om andere bedrijfsmatige activiteiten te beëindigen. Hoewel niet gesteld of gebleken is dat sprake is van mogelijke andere bedrijfsmatige activiteiten vanuit het gehuurde merkt de kantonrechter op dat de huurovereenkomst en de AHV geen enkele ruimte bieden om vanuit het gehuurde bedrijfsmatige activiteiten uit te voeren en dat het uitoefenen daarvan dus steeds in strijd zal zijn met de uitdrukkelijke contractuele bestemming van het gehuurde. Ook dit onderdeel van de vordering van Wonen Zuid zal daarom worden toegewezen.
4.4.
De kantonrechter merkt nog op dat het feit dat een omgevingsvergunning door de gemeente Heerlen is verleend niet doorwerkt in de privaatrechtelijke verhouding tussen huurder en verhuurder.
Verwijderen tuinhuis
4.5.
Artikel 7:215 lid 1 BW bepaalt dat de huurder niet bevoegd is de inrichting of gedaante van het gehuurde geheel of gedeeltelijk te veranderen dan na schriftelijke toestemming van de verhuurder, tenzij het gaat om veranderingen en toevoegingen die bij het einde van de huur zonder noemenswaardige kosten ongedaan kunnen worden gemaakt en verwijderd.
4.6.
Op grond van artikel 7:215 lid 6 BW kan van deze regeling niet ten nadele van de huurder worden afgeweken, tenzij het de 'buitenzijde van gehuurde woonruimte' betreft. Dit laatste heeft tot gevolg dat partijen kunnen overeenkomen dat voor aan de buitenzijde van het gehuurde aan te brengen veranderingen en toevoegingen voorafgaande schriftelijke toestemming van de verhuurder is vereist, ook indien het gaat om veranderingen en toevoegingen die bij het einde van de huur zonder noemenswaardige kosten ongedaan kunnen worden gemaakt en verwijderd.
4.7.
Van die contractuele afwijkingsmogelijkheid heeft Wonen Zuid gebruik gemaakt in artikel 9 van de AHV, zij heeft daarin de leden 1, 2, 4 en 5 van artikel 7:215 BW buiten toepassing verklaard. Ook in haar ZAV-beleid heeft Wonen Zuid opgenomen dat altijd haar toestemming nodig is voor het aanbrengen van veranderingen aan de buitenzijde van het gehuurde. In de ZAV-Brochure van Wonen Zuid is bovendien een lijst opgenomen met vaak aangebrachte ZAV’s waarvoor haar toestemming vereist is. Hierin staat het plaatsen van een tuinhuis expliciet vermeld. De stelling van [gedaagde] dat het plaatsen van een tuinhuis in de tuin van het gehuurde geen verandering is aan de buitenzijde van de gehuurde woonruimte volgt de kantonrechter niet aangezien onder de buitenzijde van de woonruimte niet alleen de buitenmuur valt maar ook de bij de woning behorende tuin en andere aanhorigheden.
4.8.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] twee keer toestemming aan Wonen Zuid heeft gevraagd, dat Wonen Zuid deze toestemming tot twee keer toe heeft geweigerd en dat [gedaagde] toch tot het plaatsen van het tuinhuis is overgegaan. [gedaagde] heeft erkend dat zij in dit geval eigenlijk de weg van artikel 7:215 lid 3 BW had moeten volgen en een vervangende rechterlijke machtiging had moeten aanvragen maar dat zij dit niet heeft gedaan omdat zij er steeds vanuit is gegaan dat de toestemming uiteindelijk wel zou worden verleend door Wonen Zuid. De kantonrechter is echter van oordeel dat [gedaagde] hier niet zomaar vanuit mocht gaan, zeker niet nadat de toestemming voor de eerste keer was geweigerd. Uit de uitingen en vragen van Wonen Zuid die daarna volgden kon [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter niet afleiden dat zij op enig moment die toestemming wel zou gaan krijgen. [gedaagde] heeft zelf verklaard dat na de eerste afwijzing enkele medewerkers van Wonen Zuid bij haar aan de deur zijn geweest naar aanleiding van het reclamebord dat zij al in haar tuin had staan om reclame te maken voor haar hondentrimsalon. Ook die medewerkers van Wonen Zuid hebben [gedaagde] erop gewezen dat dit niet was toegestaan. Dat [gedaagde] er daarna nog steeds van uitging dat zij de toestemming wel zou verkrijgen is een redenering die de kantonrechter niet kan volgen. Hierop gelet lijkt het er eerder op dat [gedaagde] de vereiste toestemming enkel voor de vorm heeft aangevraagd en het tuinhuis toch wel zou plaatsen.
4.9.
Hoewel [gedaagde] de in artikel 7:215 lid 3 bedoelde machtiging niet heeft aangevraagd, voert zij aan dat er alsnog een belangenafweging zoals bedoeld in artikel 7:215 lid 4 BW, in haar voordeel, gemaakt dient te worden. De kantonrechter volgt [gedaagde] hierin niet. Een belangenafweging moet enkel gemaakt worden bij de aanvraag van de rechterlijke machtiging. Volgens vaste rechtspraak moet de rechterlijke machtiging vóór het aanbrengen van de wijzigingen worden gevorderd en zijn verkregen en kan deze niet achteraf worden verleend. Nu het tuinhuis al door [gedaagde] is geplaatst, bestaat er geen ruimte meer voor het maken van een belangenafweging.
4.10.
Gelet op al het voorgaande zal de kantonrechter de vorderingen van Wonen Zuid met betrekking tot het verwijderen van het tuinhuis toewijzen zoals hierna in de beslissing vermeld.
4.11.
De vorderingen van Wonen Zuid die betrekking hebben op het terugbrengen van de achtertuin van het gehuurde in de oorspronkelijke toestand zullen ook worden toegewezen. Zoals hiervoor overwogen heeft [gedaagde] immers voor geen enkele verandering toestemming verkregen, zodat elke verandering ongedaan zal moeten worden gemaakt.
Proces- en nakosten
4.12.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten). Bij de kosten van de dagvaarding zullen de kosten voor de raadpleging van de BRP worden gemaximeerd tot twee raadplegingen nu niet is gebleken waarom bij slechts twee gedaagden nog een derde raadpleging noodzakelijk was.
De proceskosten van Wonen Zuid worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,47
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
777,47
4.13.
De proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om het exploiteren van de hondentrimsalon en andere bedrijfsmatige activiteiten binnen twee weken na betekening van dit vonnis te beëindigen en beëindigd te houden in, op of rondom de woning aan het adres [adres] te [woonplaats] , op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 15.000,00,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om ervoor zorg te dragen dat het in de dagvaarding beschreven tuinhuis in de tuin van de woning aan het adres [adres] te [woonplaats] , binnen één maand na betekening van dit vonnis volledig is afgebroken en dat de achtertuin van deze woning in oorspronkelijke staat is teruggebracht, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 15.000,00,
In het geval [gedaagde] niet aan de onder 5.2 genoemde veroordeling voldoet én de daarin genoemde dwangsommen tot het maximum zijn verbeurd:
5.3.
machtigt Wonen Zuid om voor rekening van [gedaagde] het tuinhuis in de tuin van de woning aan het adres [adres] te [woonplaats] af te (doen) breken en af te (doen) voeren en de achtertuin van deze woning in oorspronkelijke toestand terug te brengen,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan Wonen Zuid en/of door haar ingeschakelde derde(n) gelegenheid te geven voor de uitvoering van alle werkzaamheden die nodig zijn voor de afbraak en afvoer van voornoemd tuinhuis, inclusief de voorbereidende werkzaamheden daartoe, en in dit kader [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde tijdelijk en gedeeltelijk te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken,
enkel voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van voornoemde werkzaamheden,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om de kosten, die verbonden zijn aan de in 5.3 en 5.4 bedoelde werkzaamheden, binnen twee weken na overlegging van de daarop betrekking hebbende facturen, aan Wonen Zuid te voldoen,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk in de proceskosten van € 777,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.
LC