ECLI:NL:RBLIM:2025:6450

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
ROE 23/3357
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor hulp bij het huishouden en vervoersvoorziening op grond van de Wmo 2015

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg op 4 juli 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor hulp bij het huishouden en een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) gegrond verklaard. Eiseres, die niet in staat is om gebruik te maken van het openbaar vervoer en zware huishoudelijke taken niet kan uitvoeren, had haar aanvraag ingediend na een verhuizing naar [woonplaats]. De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen, onder verwijzing naar GGD-adviezen die onvoldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft een deskundige ingeschakeld, die heeft vastgesteld dat eiseres niet in staat is om zelfstandig alle huishoudelijke taken te verrichten en dat zij een verhoogd valrisico heeft. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij aan eiseres hulp bij het huishouden en een vervoersvoorziening wordt toegekend. Tevens moet het college het griffierecht en proceskosten aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/3357

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 04 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F.Y. Gans),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, het college
(gemachtigde: mr. V. van den Heuvel).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor hulp bij het huishouden en een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Het college had de aanvraag niet mogen afwijzen onder verwijzing naar de GGD-adviezen. De door de rechtbank ingeschakelde deskundige heeft na zorgvuldig onderzoek overtuigend gemotiveerd dat eiseres niet kan reizen met het openbaar vervoer en dat zij de zware huishoudelijke taken en de lichte huishoudelijke taken op laagte en hoogte niet kan uitvoeren. Nu de echtgenoot van eiseres die huishoudelijke taken ook niet kan uitvoeren, komt eiseres in aanmerking voor hulp bij het huishouden. Eiseres komt daarnaast in aanmerking voor een vervoersvoorziening. Eiseres krijgt dus gelijk en het beroep is dus gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor hulp bij het huishouden en een vervoersvoorziening op grond van de Wmo 2015. Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 29 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar echtgenoot, de gemachtigde van eiseres, de ergotherapeut van eiseres en de gemachtigde van het college.
2.4.
De rechtbank heeft het onderzoek op zitting geschorst.
2.5.
Bij brief van 4 oktober 2024 heeft de rechtbank partijen bericht dat zij zal overgaan tot het benoemen van een deskundige. Op 14 oktober 2024 is arts M.C. Heus, werkzaam bij Trompetter en Partners als deskundige benoemd (hierna: de deskundige). Hij heeft op 24 januari 2025 gerapporteerd. Beide partijen hebben op de rapportage gereageerd.
2.6.
Nadat geen van beide partijen heeft aangegeven (nader) mondeling op zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank op 6 mei 2025 het onderzoek gesloten en meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Tot 17 juni 2021 woonden eiseres en haar echtgenoot in Maastricht. In Maastricht had de echtgenoot van eiseres hulp bij het huishouden (3 uur en 10 minuten per week) en eiseres een vervoersvoorziening, namelijk Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) op grond van de Wmo 2015.
4. Op 17 juni 2021 zijn eiseres en haar echtgenoot verhuisd naar [woonplaats] . Op 27 augustus 2021 heeft eiseres een melding gedaan voor CVV op grond van de Wmo 2015. Tijdens het huisbezoek van 26 oktober 2021 heeft eiseres aangegeven ook behoefte te hebben aan hulp bij het huishouden.
5. Op aanraden van GGD-arts Pelzer heeft een extern GGD-onderzoek plaats-gevonden door GGD-arts Corsius. Laatstgenoemde heeft advies uitgebracht op 18 mei 2022.
6. Bij het primaire besluit van 29 september 2022 is de aanvraag van eiseres voor CVV en hulp bij het huishouden afgewezen. Onder verwijzing naar het GGD-advies zijn de voorzieningen die eiseres heeft aangevraagd volgens het college niet medisch noodzakelijk. Op 10 november 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ontvangen.
7. In bezwaar zijn nadere adviezen uitgebracht door GGD-arts Corsius. In het advies van 20 april 2023 komt de arts tot de conclusie dat de echtgenoot van eiseres de volgende huishoudelijke taken niet kan uitvoeren: zware huishoudelijke taken en lichte huishoudelijke taken op hoogte en laagte. In het advies van 5 september 2023 komt de arts tot de conclusie dat eiseres (verspreid over de week en met gebruik van hulpmiddelen) alle huishoudelijke taken kan uitvoeren en dat zij kan reizen met het openbaar vervoer.
8. Bij het bestreden besluit van 3 oktober 2023 is het college, onder verwijzing naar de GGD-adviezen, bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.

Toetsingskader

9. De (wettelijke) regels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Meeverhuizen van voorzieningen
10. Eiseres stelt zich in beroep op het standpunt dat haar aanvraag ten onrechte niet is aangemerkt als een “aanvraag bij verhuizing” en ten onrechte niet is getoetst aan het verhuisconvenant, op grond waarvan de voorzieningen hadden kunnen meeverhuizen naar [woonplaats] . Volgens eiseres ontbreekt een motivering waarom het college de aanvragen afwijst, terwijl de gemeente Maastricht die voorzieningen wel heeft toegekend en de medische situatie van eiseres juist is verslechterd.
11. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet weet of het convenant door het college is ondertekend, maar zelfs als dat zo zou zijn dan zouden de gevraagde voorzieningen op grond daarvan niet kunnen meeverhuizen. Het convenant ziet namelijk niet op CVV en hulp bij het huishouden, maar op mobiliteitsvoorzieningen zoals een rolstoel. Er is geen sprake van een (verzwaarde) motiveringsplicht waarom het college tot een andere oordeel komt dan Maastricht. De actuele situatie van eiseres en haar echtgenoot is onderzocht. Dat er sprake zou zijn van een verslechtering van de medische situatie van eiseres ten opzichte van toen zij in Maastricht woonde, kan daarom niet tot een andere uitkomst leiden.
12. De rechtbank is met het college van oordeel dat het college niet verplicht is de hulp bij het huishouden en het CVV die door de gemeente Maastricht aan eiseres en haar echtgenoot zijn toegekend over te nemen. Zij licht dat oordeel hierna toe.
13. Eiseres heeft niet weersproken dat het convenant niet ziet op CVV en hulp bij het huishouden. Zij heeft het convenant ook niet in het geding gebracht. [1] De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het college op basis van het convenant niet gehouden was de in de gemeente Maastricht aan eiseres toegekende voorzieningen over te nemen. [2]
14. Met het college is de rechtbank van oordeel dat het college een zelfstandige beoordeling mag maken naar aanleiding van de melding van eiseres. Het college is daarbij niet gehouden te motiveren wat er is gewijzigd in de situatie van eiseres en haar echtgenoot ten opzichte van de situatie bij toekenning van de voorzieningen in Maastricht, waardoor het college de aangevraagde voorzieningen weigert. Een rechtsgrond daarvoor ontbreekt en is door eiseres ook niet genoemd. Het college moet wel zorgvuldig onderzoek doen naar de (actuele) relevante feiten en omstandigheden en zijn besluit goed motiveren. Daarover gaan de andere beroepsgronden van eiseres. De rechtbank gaat daar hierna op in.
15. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Was het onderzoek door de GGD onzorgvuldig?
16. De GGD-adviezen zijn volgens eiseres onzorgvuldig, omdat haar beperkingen zijn onderschat (heupen, knieën, krachtverlies in benen, valrisico en verminderde stabiliteit) en deels niet in de advisering zijn betrokken (visusbeperkingen). Medische informatie, waaronder die van de ergotherapeut, is onvoldoende in de beoordeling betrokken.
17. Volgens het college zijn de GGD-adviezen zorgvuldig tot stand gekomen en zijn er geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de adviezen onjuist zijn.
18. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat het college het bestreden besluit niet op de GGD-adviezen van 18 mei 2022 en 5 september 2023 [3] had mogen baseren. Het advies van 18 mei 2022 is daarvoor te summier gemotiveerd ten aanzien van de heup- en knieproblemen en gaat in het geheel niet in op de visusproblemen van eiseres en het valrisico. De rechtbank acht daarnaast onnavolgbaar waarom de gestelde behandeldoelen na een kniebreuk, [4] die niet geheel zijn behaald, redengevend zijn voor de conclusie dat eiseres geen ernstige beperkingen ondervindt bij het gebruik van het openbaar vervoer. Die behandeldoelen zien op 1) volledig herstel op activiteit wandelen, 2) verbetering van de spierkracht van de benen en 3) verbetering van valtechniek en leren opkomen vanuit een val. Welke doelen wel en welke niet zijn behaald, blijkt niet uit het advies van 18 mei 2022. In het advies van 5 september 2023 staat dat het doel 2) verbetering spierkracht is behaald. Pijnklachten zijn gebleven en ook de patiënt specifieke klachten (PSK) zijn niet verbeterd. Dat de doelen 1) en 3) zijn behaald, staat niet in dit advies. Dat laat naar het oordeel van de rechtbank ruimte voor de conclusie dat de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De rechtbank kan de GGD-arts wel volgen waar hij stelt dat niet verklaarbaar is waarom eiseres tijdens het lopen de benen wel voldoende kan optillen, maar bij staan niet. De conclusie dat eiseres daarom ook in staat wordt geacht trap te lopen (door het linkerbeen bij te trekken wanneer ze met het rechterbeen op een hogere trede staat), acht de rechtbank echter onvoldoende gemotiveerd. De GGD-arts betrekt bij deze conclusie namelijk niet de spierkracht van eiseres in de benen. In het advies staat dat eiseres heeft verteld dat ze juist is verhuisd, omdat het traplopen in de woning in Maastricht niet meer ging. Ook is voor de rechtbank niet overtuigend gemotiveerd dat eiseres de bushalte (op een afstand van 650 meter van de woning) kan bereiken. De GGD-arts stelt namelijk slechts vast dat er geen medische verklaring is voor het vaststellen van de loopafstand op minder dan 100 meter en dat eiseres tijdens het spreekuur 40 meter heeft gelopen. Daaruit volgt niet dat eiseres 650 meter kan lopen. Bovendien is er sprake van een helling, zodat eiseres die afstand heen of terug bergopwaarts moet afleggen. Dat is door de GGD-arts niet in zijn advies betrokken. Verder stelt de GGD-arts vast dat eiseres de afstand tussen de stoep en de toegang tot de bus niet zal kunnen overbruggen wanneer de bus te ver van de stoeprand stopt. Dat dit voor iedereen geldt, zoals de GGD-arts vermeldt, betekent niet dat dit voor eiseres met haar beperkingen geen beletsel kan zijn om het openbaar vervoer te gebruiken. Tot slot is het visusprobleem van eiseres de GGD-arts wel bekend, want hij maakt er melding van, maar hij betrekt dit op geen enkele manier in zijn advies.
19. Deze beroepsgrond slaagt.
Deskundige benoemd door de rechtbank
20. Verweerder heeft aangegeven verbaasd te zijn dat de rechtbank een deskundige heeft benoemd, zonder te motiveren waarom de GGD-adviezen niet zorgvuldig tot stand zouden zijn gekomen dan wel niet concludent zouden zijn en waarom dus niet van de adviezen zou kunnen worden uitgegaan. Daarnaast benoemt verweerder dat eiseres een nader advies van de GGD heeft geblokkeerd. Het betreft het advies dat verweerder op
10 juli 2024 heeft gevraagd naar aanleiding van de na de zitting door eiseres in het geding gebrachte medische stukken. Volgens verweerder wordt de weigerachtigheid van eiseres beloond met het benoemen van een deskundige.
21. De rechtbank heeft aanleiding gezien een deskundige te benoemen omdat zij twijfelde aan de conclusie van het GGD-advies over (het ontbreken van) de medische noodzaak van (met name) CVV en hulp bij het huishouden. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen is zij van oordeel dat het college het bestreden besluit niet op de adviezen van 18 mei 2022 en 5 september 2023 had mogen baseren. Met het nader advies van 24 april 2024 zijn de aarzelingen van de rechtbank niet weggenomen. De rechtbank zal hierna in overwegingen 22 tot en met 24 motiveren waarom dat het geval is.
22. In het advies van 24 april 2024 is de GGD-arts ingegaan op de visusproblemen van eiseres. Doordat zij een oog mist, ziet eiseres geen diepte. Dat is volgens de GGD-arts op zichzelf bezien geen reden om eiseres beperkt te achten in het kunnen bereiken van het openbaar vervoer of het verrichten van huishoudelijke taken. In algemene zin is dat navolgbaar. Relevant is echter wat de gevolgen van het gebrek aan dieptezicht voor eiseres zijn voor het gebruik van het openbaar vervoer en het doen van het huishouden (in combinatie met haar overige klachten). Met name het valrisico zal inzichtelijk moeten zijn. De motivering dat als de visusproblemen ernstig waren eiseres ook de lichte huishoudelijke taken niet zou kunnen doen, acht de rechtbank ontoereikend.
23. In het advies van 24 april 2024 vermeldt de GGD-arts dat er geen belangrijke beperkingen geobjectiveerd konden worden van de heup- en kniefunctie. De arts heeft zelf geen afwijkend looppatroon waargenomen en met de bewegingsmogelijkheden van de knieën (“120/5/0”) is het lopen niet beperkt. Dat acht de rechtbank navolgbaar. Echter, hierbij wordt niet betrokken dat bewegen volgens eiseres pijn doet. De GGD-arts beschrijft dat bij eiseres sprake is van bewegingsangst. Dat houdt volgens de GGD-arts in dat beweging van een pijnlijk lichaamsdeel wordt vermeden. Wat de gevolgen daarvan zijn voor de bewegingsmogelijkheden van eiseres en het valrisico blijft onduidelijk.
24. In algemene zin is de rechtbank van oordeel dat met de verschillende adviezen van de GGD-arts onvoldoende een totaalbeeld van de mogelijkheden van eiseres kan worden gevormd, waarin de klachten van het bewegingsapparaat en de visusbeperkingen van eiseres met elkaar in verband zijn gebracht en waarbij ook is betrokken hoe eiseres reageert op de pijn die zij ervaart. De rechtbank achtte een deskundigenadvies daarover temeer noodzakelijk nu eiseres stelt dat ze in de praktijk regelmatig valt en niet meer zelfstandig kan opstaan. De rechtbank acht dat plausibel. Al in het eerste GGD-advies wordt melding gemaakt van een val. De kniebreuk is volgens de fysiotherapeut eveneens het gevolg van een val. Uit het dossier blijkt verder dat eiseres verschillende fracturen heeft gehad en een van de behandeldoelen bij de fysiotherapeut was verbetering van de valtechniek en leren opkomen uit een val. Daarom heeft de rechtbank aanleiding gezien een deskundige te benoemen.
De conclusies van de deskundige
25. De door de rechtbank ingeschakelde deskundige komt tot de volgende conclusies:
  • Eiseres kan geen diepte zien doordat zij een oog mist. Dat maakt dat de kans op vallen bij het overbruggen van een niveauverschillen (licht) verhoogd is;
  • Eiseres heeft een voorgeschiedenis van enkele breuken en gebruikt medicatie ter versterking van de botten. In deze situatie is een verhoogde kans op breuken bij vallen aanwezig;
  • Eiseres heeft artrose, die leidde tot een heupvervangende ingreep (links). Aannemelijk is dat eiseres artrose in meerdere gewrichten heeft, wat leidt tot pijnklachten;
  • De heupvervangende ingreep is medisch technisch goed verlopen, maar er zijn door deze problematiek pijnklachten van de heup, die onder andere het zitten, staan, lopen en bukken beperken;
  • Eiseres is hersteld van een toestand na een conservatief behandelde kniebreuk. Dat betekent niet dat er geen klachten meer zijn;
  • De inzet van fysiotherapie heeft de kracht van eiseres iets doen herstellen, maar niet volledig. Ook in 2023 zijn er klachten aanwezig, zowel in een verminderde kracht als in blijvende pijnklachten. Die klachten zijn vanuit de medische situatie te verklaren en leiden in het functioneren tot consistente belemmeringen;
  • Eiseres is bij het opstaan (na een val) aangewezen op steun. Ze mist kracht om alleen op beenkracht op te staan;
  • Er is geen sprake van als pathologisch aan te duiden bewegingsangst. Dat eiseres bang is om te vallen is in haar medische situatie voorstelbaar;
  • Gebruik van een loophulpmiddel door eiseres is passend;
  • Eiseres ondervindt als gevolg van blijvende medische problematiek blijvende beperking in onder ander het zitten, staan, lopen, bukken, tillen, maken van een in- en uitstap, plaatsnemen in het openbaar vervoer en zien. Deze belemmeringen leiden tot problemen op het terrein van het zich verplaatsen en het voeren van een huishouden;
  • Zowel het in- en uitstappen als lopen in het openbaar vervoer is medisch risicovol voor eiseres. Bij het instappen in collectief (Wmo-)vervoer speelt tijdsdruk geen rol, anders dan bij het gebruik van openbaar vervoer;
  • Eiseres kan redelijkerwijs ongeveer 500 meter lopen. Als ze grotere afstanden loopt, dan zijn de gevolgen voor het verdere dagelijks functioneren relatief groot;
  • De visusaandoening van eiseres maakt het gebruik van een trapje of opstapje in het huishouden minder goed mogelijk;
  • Eiseres zal doordat ze geen diepte ziet en door haar bewegingsapparaatproblemen steun zoeken (met één hand), wat haar handelingsmogelijkheden beperkt.
  • Voor het uitvoeren van de zware huishoudelijke taken moet regelmatig in een ongunstige lichaamshouding gewerkt worden. Daarbij treedt een combinatie op van bukken en kracht zetten. Eiseres ondervindt belemmeringen in het herhaald bukken en kracht zetten;
  • Lichte taken op hoogte en laagte zijn, door het feit dat er herhaald reiken of herhaald bukken nodig is, niet door eiseres uit te voeren. Ze mist voor het uitvoeren van activiteiten één hand, omdat ze die gebruikt om te steunen;
  • Overname van de zware huishoudelijke taken en de lichte huishoudelijke taken op hoogte en laagte zijn objectief medisch gezien noodzakelijk.
Hulp bij het huishouden
26. Volgens eiseres is in het GGD-advies van 20 april 2023 over de echtgenoot van eiseres sprake van toekenning van hulp bij het huishouden. Het bezwaar had daarom gegrond verklaard moeten worden.
27. Verweerder heeft weersproken dat er sprake is van een toekenning van hulp bij het huishouden. De echtgenoot van eiseres kan volgens de GGD-arts weliswaar niet alle huishoudelijke taken uitvoeren (alleen de lichte huishoudelijke taken op werkhoogte), maar eiseres kan dat wel.
28. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat er sprake zou zijn van een toekenning van hulp bij het huishouden. De GGD-arts komt weliswaar tot de conclusie dat de echtgenoot van eiseres alleen de lichte huishoudelijke taken op werkhoogte kan uitvoeren, maar dat betekent niet dat er hulp bij het huishouden wordt toegekend of moet worden toegekend voor de overige huishoudelijke taken. Het college stelt zich immers op het standpunt dat eiseres alle huishoudelijke taken kan verrichten (verspreid over de week en eventueel met gebruik van hulpmiddelen). Deze beroepsgrond faalt daarom.
29. Volgens eiseres kan zij de huishoudelijke werkzaamheden niet verrichten. Nu haar echtgenoot dit ook niet kan doen, had verweerder daarom hulp bij het huishouden moeten toekennen. Ze is het eens met de conclusies van de deskundige.
30. Verweerder heeft zich onder verwijzing naar de GGD-adviezen op het standpunt gesteld dat eiseres in staat is zelfstandig alle huishoudelijke taken te verrichten, verdeeld over de week met gebruikmaking van hulpmiddelen. De conclusies van de deskundige onderschrijft verweerder niet, omdat die zijn gebaseerd op subjectieve meningen en opvattingen, aannames als feiten worden gepresenteerd en er conclusies worden getrokken op basis van niet geobjectiveerde stellingen.
31. De rechtbank volgt eiseres in haar standpunt dat eiseres niet alle huishoudelijke taken kan verrichten. De door de rechtbank ingeschakelde deskundige komt namelijk tot de conclusie dat eiseres de zware huishoudelijke taken en de lichte huishoudelijke taken op hoogte en laagte niet kan uitvoeren. De rechtbank verwijst naar wat daarover in overweging 25 is vermeld. Wat verweerder in reactie op het deskundigenrapport heeft aangevoerd over de artrose, waarvan de deskundige aannemelijk acht dat eiseres die in meerdere gewrichten heeft, overtuigt de rechtbank niet. Eiseres maakt melding van pijnklachten in heup en knieën. Zoals de deskundige aangeeft, kan pijn niet (objectief) gemeten worden. Wel kan beoordeeld worden of de pijn die wordt gemeld, kan passen bij wat wel objectief kan worden vastgesteld, in dit geval (onder meer [5] ) artrose. De deskundige licht ook toe dat artrose niet geïsoleerd in een enkel gewricht optreedt. Het is een aan veroudering gerelateerd proces dat meerdere gewrichten aantast. Dat acht de rechtbank navolgbaar. De rechtbank acht ook van belang dat de (pijn)klachten van eiseres in de linker heup en linker knie, welke klachten op de voorgrond staan in het deskundigenrapport en in het relaas van eiseres, volgens de deskundige het gevolg zijn van het plaatsen van de heupprothese links en een kniebreuk links. De conclusie van de deskundige dat eiseres belemmeringen ondervindt in het zitten, staan, lopen, bukken, knielen en tillen – en daardoor in het gebruik van het openbaar vervoer en het doen van huishoudelijk werk – is dus niet in overwegende mate gebaseerd op de gemotiveerde vooronderstelling dat eiseres ook in andere gewrichten pijn zal hebben ten gevolge van artrose.
32. Nu tussen partijen niet ter discussie staat dat de echtgenoot van eiseres de zware huishoudelijke taken en de hoge en lage huishoudelijke taken evenmin kan uitvoeren, komt eiseres naar het oordeel van de rechtbank in aanmerking voor hulp bij het huishouden, namelijk voor de zware huishoudelijke taken en voor de lichte huishoudelijke taken op hoogte en laagte.
33. Deze beroepsgrond slaagt.
34. De rechtbank zal het college daarom opdragen een nieuw besluit te nemen met in achtneming van het in overweging 31 en 32 geformuleerde uitgangspunt. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien, omdat de omvang van de indicatie (het aantal minuten) niet door de rechtbank kan worden vastgesteld. De rechtbank kan daarvoor niet aanknopen bij de indicatie die eiseres in Maastricht had, omdat daarin ook een indicatie was opgenomen voor wasverzorging en sociale signalering. Bovendien kunnen de door verweerder gehanteerde normtijden afwijken van die van de gemeente Maastricht. De rechtbank zal het college opdragen dat besluit binnen 6 weken te nemen.
CVV
35. Volgens eiseres is zij niet in staat het openbaar vervoer te gebruiken. De bushalte bij de woning van eiseres ligt veel verder weg dan in Maastricht. Bovendien moet ze dan bergopwaarts lopen. Ze kan de instap in de bus niet goed maken. Ze is al vaker gevallen en kan dan niet zelfstandig opstaan. Eiseres maakt daarom alleen nog de noodzakelijke reizen met het openbaar vervoer, ze gebruikt daarbij een rollator en neemt rustmomenten. Naar het ziekenhuis neemt ze een taxi of ze laat zich vervoeren door derden. Eiseres kan zich vinden in de conclusies van de deskundige.
36. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres in staat is het openbaar vervoer te gebruiken en verwijst naar de GGD-adviezen. Het deskundigenadvies is volgens verweerder onzorgvuldig, omdat de deskundige daarbij het GGD-advies van 24 april 2024 niet heeft betrokken. De conclusies van de deskundige onderschrijft verweerder niet, omdat die zijn gebaseerd op subjectieve meningen en opvattingen, aannames als feiten worden gepresenteerd en er conclusies worden getrokken op basis van niet geobjectiveerde stellingen.
37. De rechtbank volgt eiseres in haar standpunt dat zij niet in staat is gebruik te maken van het openbaar vervoer. De deskundige heeft uitvoerig en overtuigend gemotiveerd dat eiseres een (licht) verhoogd valrisico heeft bij het overbruggen van niveauverschillen, een verhoogde kans op breuken bij vallen, dat ze niet zonder steun kan opstaan na een val, dat eiseres verminderde kracht heeft in de benen en pijnklachten aan heup en knieën en dat ze daardoor blijvende beperking heeft in onder ander het zitten, staan, lopen, bukken, tillen, maken van een in- en uitstap, plaatsnemen in het openbaar vervoer en zien. Volgens de deskundige kan eiseres door haar beperkingen redelijkerwijs ongeveer 500 meter lopen. Als ze grotere afstanden loopt, dan zijn de gevolgen voor het verdere dagelijks functioneren relatief groot. Dat de deskundige niet de beschikking had over het GGD-advies van 24 april 2024, doet aan de zorgvuldigheid van zijn onderzoek en navolgbaarheid van de conclusies niets af. De deskundige heeft dit immers vastgesteld op basis van zijn eigen onderzoek van onderliggende medische gegevens en een huisbezoek aan eiseres. De stelling van verweerder dat de meeste bussen van Arriva een verlaagde instap hebben, overtuigt de rechtbank niet. Relevant is immers of de bussen op de trajecten die eiseres gebruikt een verlaagde instap hebben. Als ze dat niet hebben en eiseres enkele treden moet beklimmen om de bus in te kunnen, dan is dat voor haar problematisch en kan ze vallen, waarbij ze het risico loopt iets te breken en ze bovendien niet zelfstandig kan opstaan. Ook het bereiken van de bushalte is voor eiseres problematisch. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat alle door eiseres genoemde bestemmingen met het openbaar vervoer voor eiseres te bereiken zijn, nu bij die bestemmingen een bushalte dicht in de buurt is. Ten eerste blijkt uit het dossier [6] dat eiseres heeft aangegeven ook een vriendin in Beek te willen bezoeken. Naar het oordeel van de rechtbank gaat dat een aanvaardbare mate van participatie niet te boven. Ten tweede laat verweerder buiten beschouwing dat eiseres ook de afstand tussen de bushalte bij haar woning en haar woning moet kunnen overbruggen. Tussen partijen is niet in geschil dat deze afstand ongeveer 650 meter is en dat eiseres deze afstand heen of terug bergopwaarts moet belopen. Gelet op het advies van de deskundige is alleen de afstand naar de bushalte al meer dan eiseres redelijkerwijs lopend kan overbruggen.
38. Deze beroepsgrond slaagt.
39. De rechtbank zal het college daarom opdragen een nieuw besluit te nemen met in achtneming van het in overweging 37 geformuleerde uitgangspunt. De rechtbank zal niet zelf in de zaak voorzien, omdat bij het toekennen van CVV ook de tarieven moeten worden vastgesteld, waarover de rechtbank geen informatie heeft. Bovendien moet verweerder sowieso een nieuw besluit nemen over de hulp bij het huishouden. De rechtbank zal het college opdragen ook het besluit over het CVV binnen 6 weken te nemen.

Conclusie en gevolgen

40. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank draagt verweerder op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij aan eiseres hulp bij het huishouden en CVV wordt toegekend, met inachtneming van deze uitspraak.
41. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten in beroep. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend (1 punt), aan de zitting van de rechtbank deelgenomen (1 punt) en een schriftelijke zienswijze gegeven na het deskundigenadvies (0,5 punt). Aan proceskosten in beroep is het college dan ook een bedrag verschuldigd van € 2.267,50. Daarnaast is verzocht om een vergoeding van de reiskosten van € 92,16. Dit verzoek wordt, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht en het Besluit tarieven in strafzaken 2003, toegewezen tot een bedrag van
€ 20,61 (€ 0,28 per kilometer , 73,6 km retour). Het verzoek om vergoeding van de (verlet)kosten van de ergotherapeute van eiseres in verband met het bijwonen van de zitting wijst de rechtbank af, omdat de ergotherapeute niet behoort tot de in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht genoemde personen. De vergoeding van de proceskosten die het college moet betalen bedraagt daarom in totaal € 2.288,11.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 3 oktober 2023;
- bepaalt dat het college een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.288,11 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, rechter, in aanwezigheid van B.A.E.I. van Hooff, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 04 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 04 juli 2025.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 7:12, eerste lid
De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. […]
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015)
Artikel 1.2.1
Een ingezetene van Nederland komt overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit:
a. door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie,
[…]
Artikel 2.3.2, eerste lid
Indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.
Artikel 2.3.5, derde lid
Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening maatschappelijke ondersteuning Heerlen 2022
Artikel 4 Criteria voor maatwerkvoorzieningen
1. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
a. in de vorm van ondersteuning indien hij in verband met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen naar het oordeel van het college niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid of participatie:
i.
op eigen kracht;
ii.
met gebruikelijke hulp;
iii.
met mantelzorg;
iv.
met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;
v.
met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of
vi.
met gebruikmaking van algemene voorzieningen.
De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
[…]
Artikel 5 Weigeringsgronden
1. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening:
[…]
voor zover uit het onderzoek blijkt dat de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;
voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;
indien de gewenste voorziening als algemeen gebruikelijk aan te merken is;
[…]
[…]
[…]

Voetnoten

1.In de beroepsgronden van 18 december 2023 wordt wel verwezen naar een (ongenummerde) productie, maar die is niet bijgevoegd.
2.Overigens heeft eiseres ook niet gesteld of onderbouwd dat het college überhaupt aan het convenant gebonden is. De rechtbank laat dit in het midden, omdat het voor de beoordeling van deze beroepsgrond niet uitmaakt.
3.Het advies van 20 april 2023, over de echtgenoot van eiseres, laat de rechtbank hier buiten beschouwing, omdat het gaat om de mogelijkheden van eiseres om gebruik te maken van het openbaar vervoer en om huishoudelijke taken te verrichten. Over de mogelijkheden van de echtgenoot van eiseres bestaat geen geschil.
4.Volgens de GGD-arts is de kniebreuk een anamnestisch gegeven. Hij acht het zeer twijfelachtig of het anamnestische gegeven van een fractuur van de knie correct is, omdat het niet logisch zou zijn om dan intensieve bewegingstherapie te starten, terwijl de knie nog gezwollen is en er bloeduitstortingen op zitten en voordat de fractuur geconsolideerd is. De deskundige gaat wel uit van een kniebreuk (links). Of hij dat alleen baseert op anamnese of (ook) op objectieve informatie is niet geheel duidelijk. Hij schrijft in het advies “
5.De pijn aan de heup en knie kan naar het oordeel van de deskundige namelijk worden verklaard door de vervanging van de linker heup en een kniebreuk links.
6.Het eerste document van de door verweerder toegezonden dossierstukken, het “meldingsonderzoek”, p 6/8.