Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 mei 2025 alsmede de spreekaantekeningen van partijen.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Inleiding
de rechtsverhouding tussen partijen met betrekking tot [paard 1]
het twistpunt of [paard 1] wel of niet in leven is
eendood paard en
eenpaspoort hebben opgehaald bij [stalhouder] (zie dagvaarding, 36). Volgens [eiser] blijkt niet dat [transportbedrijf] de identiteit van [paard 1] heeft vastgesteld en dat zij de chip heeft uitgelezen. Deze stelling mist naar het oordeel van de rechtbank feitelijke grondslag. Zowel uit de door [transportbedrijf] verzonden factuur als uit het uittreksel uit het Knackery Intake Register d.d. 2 februari 2023 volgt dat volgens [transportbedrijf] de identiteit van [paard 1] door hen wel is vastgesteld en dat zij de chip hebben uitgelezen. Uit de verklaring van [managing director] volgt dat het paspoort van [paard 1] is teruggezonden naar het Department of Agriculture, Food and Marine. Indien [eiser] van oordeel is dat hetgeen [transportbedrijf] in de betreffende administratieve bescheiden hebben opgenomen en verklaard in strijd is met de waarheid, dan had van haar mogen worden verwacht dat zij dit concreet had gesteld en zoveel mogelijk had onderbouwd met feiten die (indien de feiten zouden komen vast te staan) de betreffende stellingen zouden ondersteunen. De enkele, blote, stelling dat niet is gebleken dat de identiteit van [paard 1] bij het afhalen van het kadaver daadwerkelijk is vastgesteld en dat de chip daadwerkelijk is uitgelezen, terwijl deze gevevens wel in het uittreksel en op de factuur worden vermeld, is in het licht van de overgelegde producties onvoldoende.
de vordering tot schadevergoeding wegens niet terug geven van [paard 1]
concretefeiten gesteld waaruit volgt (indien die feiten zouden komen vast te staan) dat de dood van [paard 1] het gevolg is van een specifieke oorzaak, die zich ook had voorgedaan bij een adequate verzorging dan wel wanneer [paard 1] niet bij [stalhouder] was gestald en dat om die reden het overlijden niet aan [gedaagde] kan worden toegerekend. Dat er na het overlijden van [paard 1] geen autopsie is uitgevoerd en dat om die reden thans de doodsoorzaak niet meer kan worden vastgesteld, is een omstandigheid die tot de risicosfeer van [gedaagde] behoort.
de vordering tot schadevergoeding wegens de proceshouding van [gedaagde]
voorafgaand aande procedures gerechtvaardigde redenen had om de juistheid van de mededeling van [gedaagde] omtrent het overlijden van [paard 1] te betwijfelen en dus ook gerechtvaardigde redenen had om een procedure tot afgifte te starten (terwijl dit achteraf nutteloos blijkt), kunnen de mededelingen van [gedaagde]
inde procedure daaraan niet hebben bijgedragen.
schade door conservatoir beslag
de vordering tot betaling van € 815,00
de vordering van € 1.058,75 wegens gemaakte transportkosten