ECLI:NL:RBLIM:2025:6670

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
03.291470.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meervoudige verkrachting van een minderjarige en onttrekking aan het ouderlijk gezag

Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 34-jarige verdachte, die werd beschuldigd van het meermalen verkrachten van een 16-jarig meisje en het onttrekken van dit meisje aan het ouderlijk gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 8 tot en met 10 september 2024, terwijl het slachtoffer zich in een kwetsbare positie bevond, seksuele handelingen met haar heeft verricht. De verdachte heeft het meisje onderdak geboden, maar heeft ook misbruik gemaakt van zijn fysieke en volwassen overwicht. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de gekwalificeerde delictsvorm dwang, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de verkrachting en de onttrekking aan het wettig gezag. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, en een contactverbod met minderjarigen. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard en een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.291470.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1990,
wonende te [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in [PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.L.P. Biesmans, advocaat te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 juni 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] en haar raadsman mr. F. Teerling zijn ter terechtzitting aanwezig.

2.De tenlastelegging

De op een eerdere zitting gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1
in de periode van 8 september 2024 tot en met 10 september 2024 de 16-jarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) meermalen heeft verkracht, welke verkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang;
feit 2
in de periode van 8 september 2024 tot en met 10 september 2024 opzettelijk de minderjarige [slachtoffer] aan het wettig gezag heeft onttrokken (primair) dan wel deze [slachtoffer] , die zich onttrokken had aan het wettig gezag, heeft verborgen en aan de nasporing van justitie of politie heeft onttrokken (subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 met dien verstande dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het opgesloten achterlaten in de woning. De officier van justitie acht gekwalificeerde verkrachting bewezen, gelet op het aandringen van de verdachte, het feit dat [slachtoffer] geen andere slaapplek had, er onverhoeds seksspeeltjes werden gebruikt en gelet op het fysieke en volwassen overwicht dat de verdachte heeft gebruikt om de seksuele handelingen af te dwingen. Dat bracht mee dat aangeefster in een positie werd gebracht waaruit ze zich niet kon onttrekken. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 2 subsidiair. Aangeefster heeft zichzelf onttrokken aan het gezag en het is de verdachte geweest die haar later verborgen heeft gehouden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 en onder 2 subsidiair tenlastegelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Partiële vrijspraakoverweging
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er sprake is geweest van de gekwalificeerde delictsvorm dwang. Voor de strafverzwarende omstandigheid dwang dient er sprake te zijn geweest van een zodanige pressie die door de dader op het slachtoffer is uitgeoefend dat het slachtoffer door die dwang niet of in verminderde mate de mogelijkheid heeft gehad een vrije keuze te maken.
Dat [slachtoffer] zich mogelijk gedwongen voelde tot het ondergaan van de seksuele handelingen omdat zij geen andere slaapplek had, brengt niet tegelijk mee dat de verdachte [slachtoffer] in juridische zin heeft gedwongen. [slachtoffer] heeft verklaard dat ze op een gegeven moment heeft gezegd dat ze geen zin had, maar dat ze niet tegen de verdachte heeft gezegd dat ze niet wilde. Ook heeft de verdachte in het begin geaccepteerd dat [slachtoffer] geen seks wilde. De rechtbank heeft niet de overtuiging bekomen dat de verdachte de intentie heeft gehad om seksuele handelingen af te dwingen. De rechtbank acht derhalve dwang in de zin van artikel 246 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) niet wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 8 september 2024 tot en met 10 september 2024 de toen 16-jarige [slachtoffer] meermalen heeft verkracht en haar in deze periode opzettelijk heeft onttrokken aan het wettig gezag. De rechtbank zal gelet op de onderlinge samenhang de tenlastegelegde feiten onder 1 en onder 2 samen bespreken.
Bewijsmiddelenoverzicht
Het proces verbaal van bevindingen van 11 september 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [2]
Op dinsdag 10 september 2024 waren wij, verbalisanten, doende met de vermissingszaak van [slachtoffer] . Wij werden geïnformeerd over de melding van een bewoonster van de [adres 2] te Heerlen. De meldster zou een jong meisje op haar Ring deurbel hebben gezien die bij de buurman op huisnummer [huisnummer] naar binnen was gegaan. Het meisje leek op de vermiste [slachtoffer] en is op zondag 8 september 2024 de woning binnengegaan. Op enig moment zien wij een man vanuit de woning aan de [adres 1] te Heerlen naar buiten komen. Wij zagen dat hij aan het einde van de straat een aldaar gelegen kapperszaak inliep waarop wij de man aanspraken. Hij deelde ons mede dat hij was genaamd [verdachte] . Wij vroegen aan [verdachte] of hij enig idee had waarom wij hem controleerde. Hierop antwoorde hij dat hij dacht dat dit te maken had met het vermiste meisje. Wij vroegen hem om welk vermist meisje hij het had. Hij antwoorde hierop met: “Ja, [slachtoffer] noemt ze zich”. Wij vroegen waar [slachtoffer] nu was, waarop [verdachte] antwoorde: “Die is bij mij thuis”. In de woonkamer aangekomen zag ik, [naam] , dat er een openstaande deur was, wat de wc bleek te zijn. Ik zag dat er op de wc een meisje zat die ik direct herkende als het vermiste meisje [slachtoffer] .
Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 11 september 2024, voor zover van belang: [3]
De jongen waar ze in de woning is aangetroffen, vroeg op het station aan [slachtoffer] om vloeitjes. [slachtoffer] gaf bij hem aan dat ze een slaapplek zocht. Ze vroeg aan deze jongen of ze bij hem mocht slapen. Dit was prima. [verdachte] vroeg aan [slachtoffer] of zij seks met hem wilde hebben. [slachtoffer] gaf aan dat ze geen zin had, maar ze kreeg het gevoel dat dat ze seks met hem moest hebben, omdat ze dacht dat ze anders op straat gezet zou worden. [slachtoffer] heeft meerdere keren seks met [verdachte] gehad. Seksuele handelingen die tussen [verdachte] en [slachtoffer] hebben plaatsgevonden zijn:
pijpen
aftrekken
beffen
vingeren
piemel in de vagina.
Met [verdachte] heeft ze seks gehad vanaf zondag 23.00 uur tot dinsdag 15.30 uur, zeker
meer dan 5 keer geeft ze aan. Bij [verdachte] heeft ze aangegeven dat ze geen zin had in seks. Hij heeft ook voor haar gezorgd en onderdak gegeven. Ze geeft aan dat als ze het niet zou doen ze bang was dat ze weer op straat stond. Ze dacht op een gegeven moment "als je zo blijft aandringen, ja dan doen we het wel". Ze wilde niet naar huis omdat ze zich thuis niet veilig voelde en omdat haar moeder en stiefvader niet alles weten.
Het proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [4]
Zondag ben ik dus meegegaan met [verdachte] . Ik vroeg aan [verdachte] of ik niet met hem mee kon. Dat vroeg ik omdat ik in paniek was. Hij zei dat dat wel kon. Onderweg heb ik hem uitgelegd wat er aan de hand was en dat ik werd gezocht. Ik vertelde dat ik was weggelopen en dat ik geen spullen bij mij had. Met hem heb ik wel seksueel contact gehad. Maar hij heeft ook goed voor mij gezorgd. Het is niet dat ik dat seksuele contact wilde, maar meer het gevoel had dat hij me anders weg zou sturen. De dagen dat ik bij hem was, hebben we alle dagen seksueel contact gehad. Dag en nacht. Ik heb op een gegeven moment gezegd dat ik geen zin had. Maar ik heb niet gezegd dat ik niet wilde.
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 1 oktober 2024, voor zover inhoudende: [5]
V: Vertel me eens alles over de seks die hij met jou gehad heeft?
A: Hij ging mij zoenen.
V: Hij zoent jou?
A: Toen deed hij mijn kleren uit en zijn kleren uit. We waren toen op de bank. Toen
ging hij met zijn mond op mijn geslachtsdeel en ging hij mij likken. Hij likt me op
mijn geslachtsdeel.
V: En dan?
A: Dan komt hij met zijn gezicht naar mijn gezicht en hij vraagt of ik dat wel wil,
wat hij aan het doen is. Ik schudde nee.
V: Heeft hij dat gezien?
A: Ja
v: Hoe weet je dat?
A: Omdat hij naar mij keek.
V: En toen?
A: Hij trekt zich er niet heel veel van aan. Hij deed toen zijn piemel in mijn vagina.
V: Doet hij nog iets met zijn piemel in je vagina?
A: Nee, gewoon seks hebben. Gewoon heen en weer gaan.
V: Hoe gaat het dan nog verder?
A: Hij is klaar gekomen.
V: En toen?
A: Uiteindelijk was het heel laat. Toen zijn we naar boven gegaan. Toen was ik op bed
gaan liggen om te gaan slapen. Hij is achter me gaan liggen. We gingen knuffelen en
toen zijn we gaan slapen.
V: Wat vond je van het knuffelen?
A: Ik vond het raar.
V: Want?
A: Hij is oud en ik ken hem niet.
V: En toen?
A: Eigenlijk weer hetzelfde als de dag ervoor. Richting de avond heeft hij eten gemaakt maar heb ik niks gegeten. Toen wilde hij weer seks hebben. Dat heeft hij gevraagd. Ik heb gezegd dat ik dat niet wou en dat ik weg ging. Dat heeft hij in het begin geaccepteerd dat ik niet wou. Toen hebben we nog een jointje of twee gerookt. Hij heeft toen een laatje open gedaan en daar haalde hij olie, handboeien, vibrators en een zweep uit.
V: En toen?
A: Toen deed hij gelijk mijn kleren uit. Hij deed de olie over mijn buik en bovenbenen heen.
V: Je zei over de olie?
A: Dat deed hij over mijn bovenbeen en buik heen. Daarna deed hij dat ook over mijn
vagina heen. Daarna deed hij dat masseren met zijn handen.
V: Wat vond je ervan dat hij dat deed?
A: Dat vond ik niet een fijn gevoel, omdat ik het niet wilde en dat heb ik hem ook gezegd.
V: Waar met zijn hand deed hij dat op je vagina?
A: Aan de buitenkant.
V: Is het dan aan de bovenkant, buitenkant, onderkant?
A: Allemaal, alle kanten.
V: En toen?
A: Uiteindelijk is hij met zijn piemel in mijn vagina gegaan.
V: Toen?
A: Hij is klaar gekomen.
V: En toen?
A: Toen zijn we naar boven gegaan en heeft hij de handboeien en de zweep meegenomen.
V: En toen?
A: Is hij nogmaals met zijn piemel in mijn vagina gegaan.
V: Hoe was jij toen?
A: Ik had wel een beetje tranen in de ogen omdat ik pijn had in mijn vagina. Hij is toen nog 5 minuten door gegaan. Daarna zag hij dat ik pijn had en is hij gestopt. Daarna zijn we gaan slapen.
V: En toen?
A: Toen werd ik wakker in de ochtend en hij was toen mijn vagina aan het likken. Zo
werd ik wakker. Toen heb ik zijn hoofd weg geduwd met mijn handen. Toen is hij onder
de deken vandaan gekomen en kwam zijn hoofd bij mijn hoofd en toen gaf hij me een kus
op mijn voorhoofd. Toen is hij daarna weer met zijn piemel in mijn vagina gegaan.
V: En toen?
A: Het heeft maar even geduurd. Hij is niet klaar gekomen. Zijn we gestopt en zijn we naar beneden gegaan.
V: En toen?
A: Zijn we naar beneden gegaan en hij is naar de winkel gegaan. Toen kwam hij terug en zei hij dat hij een berichtje van zijn buurvrouw had gekregen met mijn vermissingsmelding. Hij was bang dat de politie mij zou vinden. Hij heeft toen mijn eigen kleren boven verstopt. Als de politie zou komen moest ik via de achteren naar buiten zodat hij kon zeggen dat hij me niet meer had gezien sinds die dag op het station.
V: Wat vond je van het plan?
A: Ik heb geluisterd en mijn schoenen aan gedaan. We hebben op de bank gezeten tot
15.15
uur we hebben muziek geluisterd. Toen ik van de wc afkwam stond de politie binnen.
V: Van wanneer tot wanneer was je bij [verdachte] ?
A: Van zondagavond 23:00 uur tot dinsdagmiddag 11:00 uur.
Het proces-verbaal van bevindingen van 11 september 2024, voor zover van belang: [6]
Op maandag 9 september 2024 zag de buurman op sociale media het bericht van de vermissing van [slachtoffer] . Samen met zijn moeder is hij toen op de beelden van de Ring deurbel gaan kijken. Ze kregen het vermoeden dat [slachtoffer] bij [verdachte] in huis zou zijn. De buurvrouw heeft het bericht van de vermissing van [slachtoffer] doorgestuurd naar [verdachte] met de vraag of het meisje dat bij hem in de woning zat [slachtoffer] betrof. Hierop kreeg ze een bericht terug dat het NIET [slachtoffer] betrof. Maar omdat de buurvrouw niet overtuigd was, schakelde ze hulp in.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 25 juni 2025:
Ik heb seks gehad met [slachtoffer] bij mij thuis. [slachtoffer] heeft toen wij van het station naar mijn huis liepen tegen mij gezegd dat ze was weggelopen en dat ze minderjarig was.
Bewijsoverweging
Feit 1
De rechtbank concludeert uit de voorgaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien dat de onder 1 opgesomde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en [slachtoffer] . Strafbaarheid ontstaat als er sprake is van seksueel contact met kinderen beneden de leeftijd van achttien jaren onder de in artikel 246 Sr omschreven bijzondere omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat zulke omstandigheden zich voordeden, nu [slachtoffer] zich in een bijzonder kwetsbare positie bevond ten gevolge van een situatie van afhankelijkheid. [slachtoffer] was immers minderjarig hetgeen de verdachte ook wist. De verdachte wist dat zij was weggelopen, werd gezocht en geen slaapplek had. Tevens werd het feit begaan met misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht door [slachtoffer] in huis te nemen, te verzorgen en onderdak te bieden wetende dat zij minderjarig was en op dat moment geen andere slaapplek had dan bij de verdachte.
Feit 2
Vooropgesteld moet worden dat in beginsel elk doen verkeren van een minderjarige buiten het wettig gezag kan worden beschouwd als het “onttrekken” van deze minderjarige in de zin van artikel 279, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Voor een geval waarin de minderjarige zelf bijdraagt aan de onttrekking (bijv. door weg te lopen), is het van belang of de verdachte in zodanige (ook wel: beslissende) mate heeft bijgedragen aan de scheiding tussen de minderjarige en degene die het gezag uitoefent dat van onttrekking kan worden gesproken (vgl. HR 14 september 2010, NJ 2010/501).
Uit het dossier volgt dat [slachtoffer] zelf is weggelopen en de verdachte is tegengekomen op het treinstation te Heerlen. Zij kenden elkaar niet. Zij is vervolgens met de verdachte meegegaan naar zijn woning.
Voorts is op basis van het dossier vast te stellen dat de moeder van [slachtoffer] het gezag over haar uitoefende. Uit de voorgaande bewijsmiddelen volgt verder dat [slachtoffer] de verdachte heeft verteld dat zij was weggelopen, dat ze werd gezocht en dat zij minderjarig was. De verdachte was zich er dus bewust van dat [slachtoffer] minderjarig was. Desondanks heeft [slachtoffer] twee dagen bij de verdachte thuis verbleven. Door [slachtoffer] in zijn woning te laten verblijven zonder ook maar op enig moment (te proberen) contact op te nemen met haar moeder of met de politie heeft de verdachte [slachtoffer] geholpen bij het wegblijven en daarmee een beslissende invloed gehad op de voortdurende scheiding tussen haar en haar moeder. Van een volwassen man, die er bovendien op enig moment door zijn buurvrouw op wordt geattendeerd dat [slachtoffer] vermist wordt, mag worden verwacht dat hij de politie dan wel de moeder van [slachtoffer] inlicht. De verdachte heeft dit echter niet gedaan. Integendeel. Hij heeft tegenover zijn buurvrouw geheim gehouden dat [slachtoffer] bij hem verbleef, waarmee hij in de onttrekking uitdrukkelijk volhardde. Hij heeft [slachtoffer] gedurende twee dagen bij zich gehouden en seks met haar gehad. Dat het initiatief vanuit [slachtoffer] kwam om naar het huis van de verdachte te gaan, doet daar – gelet op haar minderjarigheid en de wetenschap daarvan van de verdachte – niets aan af. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door te handelen zoals hij heeft gedaan, [slachtoffer] met opzet heeft onttrokken aan het wettelijk gezag. Dat hij zelf ook begreep dat hij strafbaar handelde, volgt uit het feit dat hij tegen [slachtoffer] aangaf dat ze niets mocht zeggen, omdat hij anders het contact met zijn eigen kinderen zou verliezen. De verdachte was tenslotte op geen enkele wijze gelegitimeerd om zich over [slachtoffer] te ontfermen door haar in zijn woning te laten verblijven.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat, zoals de officier van justitie heeft gevorderd en de raadsvrouw heeft bepleit, het subsidiaire feit 2 zich in deze zaak evenzeer voordoet. Maar omdat het primaire feit reeds bewezen wordt geacht, behoeft dit verder geen bespreking.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1
in de periode van 8 september 2024 tot en met 10 september 2024 in de gemeente Heerlen
meermalen, telkens met een kind in de leeftijd van zestien tot achttien jaren, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2008), seksuele handelingen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten:
- het meermaals duwen/brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- het meermaals duwen/brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] waarna die [slachtoffer] verdachte pijpte en
- het meermaals duwen/brengen van zijn penis in de hand van die [slachtoffer] waarna die [slachtoffer] verdachte aftrok en
- het meermaals likken met zijn tong aan/van de vagina van die [slachtoffer] en
- het meermaals aanraken met zijn hand/vinger aan/van de vagina en schaamlippen van die [slachtoffer] ,
terwijl dit feit werd begaan jegens een kind in een bijzonder kwetsbare positie, te weten een kind dat in een situatie van afhankelijkheid tot verdachte stond, omdat zij was weggelopen en vermist was en niet naar haar ouders wilde gaan en zij geen slaapplek had in geval zij bij verdachte zou moeten vertrekken, en
terwijl dit feit werd begaan met misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, door die [slachtoffer] in huis te nemen en te verzorgen en onderdak te bieden wetende dat zij minderjarig is en geen (andere) (slaap)plek heeft om heen te gaan in geval zij bij verdachte zou moeten vertrekken;
feit 2 primair
in de periode van 8 september 2024 tot en met 10 september 2024 in de gemeente Heerlen
opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2008, heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag.
Ten gevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging, is in de eerste regel van het onder 2 primair tenlastegelegde weggevallen de aanduiding ‘in de periode van’. De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
verkrachting in de leeftijdscategorie zestien tot achttien jaren, meermalen gepleegd;
feit 2 primair
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog S. de Hond van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) heeft over de geestvermogens van de verdachte op 15 maart 2025 een rapport uitgebracht. De conclusie van het rapport is dat de tenlastegelegde gedragingen -indien bewezen verklaard- in (licht) verminderde mate toe te rekenen zijn aan de verdachte. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar, omdat er (ook overigens) geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering in haar rapport van 13 juni 2025 geadviseerd en deze voorwaarden ook dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Naast de gevangenisstraf heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte op te leggen een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM) ex artikel 38z Sr.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zo heeft de psycholoog onder andere gerapporteerd dat de verdachte een licht verstandelijke beperking heeft, waardoor het tenlastegelegde hem slechts in (licht) verminderde mate kan worden toegerekend. Het voornaamste is dat de verdachte de hulp krijgt die hij nodig heeft en die hij zelf ook graag wil. De raadsvrouw heeft een gevangenisstraf bepleit voor de duur van 30 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk dan wel een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermaals verkrachten van een meisje van 16 jaar. De verdachte was op dat moment 34 jaar oud. Hij heeft haar meegenomen naar zijn huis omdat zij geen slaapplek had en heeft aldaar over een periode van ongeveer twee dagen meermaals seksuele handelingen met haar verricht. Omdat [slachtoffer] dacht geen keuze te hebben, heeft zij toch seks met de verdachte gehad. De verdachte heeft [slachtoffer] twee nachten onttrokken aan het ouderlijk gezag, door haar mee te nemen vanaf het station te Heerlen naar zijn woning. Hoewel [slachtoffer] zelf het initiatief heeft genomen om met de verdachte mee te gaan, heeft de verdachte daarmee wel het ouderlijk gezag ondermijnd. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij als volwassen man het minderjarige slachtoffer, dat hij net daarvoor had leren kennen, zonder toestemming en wetenschap van de moeder heeft meegenomen naar zijn huis en daar dagenlang zonder iemand in te lichten heeft laten verblijven. Verdachte heeft vervolgens voor eigen plezier meermalen misbruik gemaakt van de zich voordoende gelegenheid seksuele omgang met het slachtoffer te hebben.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft bij de bepaling van de soort en hoogte van de straf kennisgenomen van het strafblad van 12 september 2024, het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 13 juni 2025 en het Pro Justitia rapport van 15 maart 2025.
De rechtbank constateert dat de verdachte recentelijk nog was veroordeeld voor het onttrekken van een minderjarige aan het gezag. Die eerder opgelegde straf heeft de verdachte er niet van weerhouden opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te plegen, hetgeen de rechtbank de verdachte bijzonder kwalijk neemt. De verdachte gold dus als een specifiek voor zulke gevallen gewaarschuwd iemand.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat het recidiverisico hoog wordt ingeschat. De verdachte is reeds aangemeld voor een klinische opname. De kliniek heeft te kennen gegeven dat een klinische behandeling voor de duur van één jaar naar verwachting te kort zal zijn om te werken aan alle behandeldoelen en daarbij ook tot passende vervolgzorg te komen. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Tevens adviseert zij evenals de deskundige om een GVM ex artikel 38z Sr op te leggen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport van 15 maart 2025. De deskundige heeft geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking. De verdachte is beïnvloedbaar en de impulsbeheersing is beperkt. Hierdoor handelt hij vaak egocentrisch en vanuit een onmiddellijke behoeftebevrediging, waarbij hij niet nadenkt over de mogelijke gevolgen en deze ook niet overziet. Door het zeer lage niveau van de verdachte is het gedrag moeilijk te differentiëren. Er wordt daarom gesproken van antisociaal gedrag en niet van een antisociale persoonlijkheid. De verdachte is daarnaast verslavingsgevoelig en gebruikt verschillende middelen, waarbij gesproken kan worden van een matige stoornis in het gebruik van cannabis en cocaïne. Zijn vermogen om verstandige keuzes te maken is daardoor verminderd, waarbij het gebruik van cannabis ten tijde van de ten laste gelegde feiten zijn beoordelingsvermogen nog verder heeft vertroebeld. Vanuit zijn licht verstandelijke beperking heeft de verdachte signalen mogelijk verkeerd geïnterpreteerd of gemist, waardoor hij minder goed in de gaten had dat [slachtoffer] dit niet wilde of niet fijn vond. Geadviseerd wordt om het onttrekken van een minderjarige aan het ouderlijk gezag licht verminderd toe te rekenen en de verkrachting, indien bewezen geacht, in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt bij niet behandelen als hoog aangemerkt. Na behandeling en mét begeleiding wordt het recidiverisico op matig geschat. Het advies is dan ook om de verdachte te laten behandelen in een kliniek gericht op mensen met een licht verstandelijke beperking. Daarnaast wordt, gelet op de twijfels over de leerbaarheid, geadviseerd om aansluitend een GVM op te leggen.
De rechtbank kan zich verenigen met de bevindingen en conclusies van de deskundige en neemt deze over; zij acht de verdachte ten aanzien van de onttrekking aan het gezag licht verminderd en ten aanzien van de verkrachtingen verminderd toerekeningsvatbaar.
Straf
Gezien deze bevindingen komt enkel een vrijheidsbenemende straf in aanmerking om te worden opgelegd, maar is naar het oordeel van de rechtbank naast een onvoorwaardelijke straf ook een voorwaardelijk gedeelte van wezenlijk belang. Op die manier kunnen de geïndiceerde behandeling en het toezicht worden gerealiseerd, terwijl de verdachte daardoor tevens een stevige stok achter deur heeft om hem ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht een proeftijd van 3 jaren noodzakelijk, omdat de verdachte een langere periode nodig zal hebben om te werken aan zijn behandeling.
Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet worden volstaan met een straf zoals door de verdediging is bepleit. De bewezenverklaarde feiten zijn daarvoor te ernstig, waarbij de rechtbank in strafverzwarende zin meeneemt de stelselmatigheid van de verkrachtingen en de recidive ten aanzien van het onttrekken van een minderjarige aan het gezag. Met de op te leggen straf beoogt de rechtbank tot uitdrukking te brengen dat bescherming van minderjarigen tegen verkrachtingen, zoals in deze zaak bewezen geacht, van groot belang is en dat het ernstige feiten zijn die door de wetgever niet voor niets met serieuze bestraffing bedreigd worden. Generale preventie geldt daarbij onder meer als strafdoel.
Alles afwegende kan de rechtbank zich vinden in de eis van de officier van justitie en zal de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank zal daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. De rechtbank gaat er vanuit dat er voor de verdachte na het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf een plek in de kliniek is gerealiseerd.
Op vordering van het openbaar ministerie zullen de na te noemen bijzondere voorwaarden en het op de naleving daarvan uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Immers geldt verdachte vooralsnog als niet behandeld aan de beschreven psychische problemen, waarmee de vrees voor herhaling van vergelijkbaar gedrag realistisch is, en is hij met de onderhavige zaak, mede gezien de eerdere veroordeling wegens onttrekking van een minderjarige aan het gezag, concreet recidivegevoelig gebleken.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (38z Sr)
Met oplegging van deze maatregel wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de gevangenisstraf onder toezicht te stellen indien dat in verband met de dan eventueel nog bestaande risico's noodzakelijk is. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan. De rechtbank gelast immers een gevangenisstraf waarvan een gedeelte niet zal worden ten uitvoer gelegd, wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen op lange termijn. De rechtbank merkt op dat deze maatregel pas kan worden tenuitvoergelegd na een daartoe strekkende vordering van het openbaar ministerie en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 38z, 57, 246 en 279 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van drie jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a.
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen 3 dagen na het uitspreken van dit vonnis bij Reclassering Maastricht, [adres 3] te Maastricht of via telefoonnummer [telefoonnummer] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Opname in een zorginstelling
Veroordeelde laat zich opnemen bij een nader te bepalen instelling of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo snel mogelijk. De opname duurt maximaal 18 maanden of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de aangeefster [slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van middelen om dit te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Vermijden contact met minderjarigen
Veroordeelde zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen, afgezien van directe familieleden. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als het hebben van contact onvermijdelijk is, zorgt veroordeelde dat hij hiervoor toestemming krijgt van de reclassering en dat hieromtrent afspraken worden gemaakt zoals de aanwezigheid van een specifieke volwassene.
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- beveelt dat de hiervoor gestelde bijzondere voorwaarden, alsmede het door de reclassering uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Maatregel
-
legt de verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of

vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.

Dit vonnis is gewezen door mr. L.E.M. Hendriks, voorzitter, mr. C.J.M. Brands en mr. L.H.M. Geuns, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Lejeune, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 juli 2025.
Buiten staat
Mr. Brands is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 8 september 2024 tot en met 10 september 2024,
in de gemeente Heerlen,
meermalen, althans eenmaal (telkens) met een kind in de leeftijd van zestien tot achttien jaren, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2008), een of meer seksuele handelingen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten:
- het meermaals duwen/brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het meermaals duwen/brengen van zijn penis de in mond van die [slachtoffer] waarna die [slachtoffer] verdachte pijpte en/of
- het meermaals duwen/brengen van zijn penis in de hand van die [slachtoffer] waarna die [slachtoffer] verdachte aftrok en/of
- het meermaals likken met zijn tong aan/van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het meermaals aanraken met zijn hand/vinger aan/van/in de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer] ,
terwijl dit feit werd begaan jegens een kind dat werd verzorgd als behorend tot het gezin van verdachte en/of een anderszins aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte toevertrouwd kind en/of een aan verdachte ondergeschikt kind en/of
terwijl dit feit werd begaan jegens een kind in een bijzonder kwetsbare positie, te weten een kind dat in een situatie van afhankelijkheid tot verdachte stond, omdat zij was weggelopen en/of vermist was en/of niet naar haar ouders wilde gaan en/of zij geen slaapplek had in geval zij bij verdachte zou moeten vertrekken,
-terwijl dit feit werd begaan met misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, met gebruikmaking van giften of beloften van geld of goed of met misleiding, door die [slachtoffer] in huis te nemen en/of te verzorgen en/of onderdak te bieden wetende dat zij minderjarig is en geen (andere) (slaap)plek heeft om heen te gaan in geval zij bij verdachte zou moeten vertrekken en/of
welke verkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, door:
- die [slachtoffer] wetende dat zij minderjarig was en vermist als 33-jarige verdachte in zijn huis te nemen en opgesloten achter te laten wanneer hij de woning verliet en/of
- meermalen aan te dringen op seksuele handelingen waardoor bij die [slachtoffer] de indruk instond dat zij moest meewerken en anders geen onderdak meer zou hebben en/of
- meermalen aan te dringen op seks met seksspeeltjes en onverhoeds, althans onverwachts deze speeltjes op en/of met die [slachtoffer] te gebruiken en/of
-misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en volwassen overwicht op die [slachtoffer] en/of van de kwetsbare positie waarin die [slachtoffer] verkeerde doordat er seksuele handelingen bij/met die [slachtoffer] werden gepleegd en/of
-voorbij is gegaan aan de overige verbale en/of non-verbale signalen van onwil bij die [slachtoffer] wanneer zij meermalen verteld 'geen zin in seks te hebben' en/of
-een situatie heeft doen ontstaan voor die [slachtoffer] waardoor zij niet of onvoldoende in staat was zich te onttrekken aan en/of te verzetten tegen en/of weerstand te bieden aan de seksuele handelingen van verdachte;
feit 2 primair
hij in of omstreeks 8 september 2024 tot en met 10 september 2024,
in de gemeente Heerlen, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2008, heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende;
feit 2 subsidiair:
hij op (een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 8 september 2024 tot en met 10 september 2024,
in de gemeente Heerlen,
opzettelijk, een minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2008, die onttrokken was of zich onttrokken had aan het wettig over haar gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar
uitoefende, heeft verborgen en/of aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer: LB2R024076 / Summit 2024147040 en 2024148756, gesloten d.d. 10 januari 2025, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 161.
2.Het proces verbaal van bevindingen van 11 september 2024, pg. 59-63.
3.Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 11 september 2024, pg. 93-98.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2025, pg. 88-92.
5.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 1 oktober 2024, pg. 111-119.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 11 september 2024, pg. 40.