ECLI:NL:RBLIM:2025:6772

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
11131508 \ CV EXPL 24-2789
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de rechtsverhouding tussen een handelsagent en een opdrachtgever met betrekking tot de toepasselijkheid van Belgisch en Nederlands recht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], die procedeerde in persoon, en Climapulse N.V., vertegenwoordigd door mr. F.M.C. van Helmond. De zaak betreft de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of een handelsagentuurovereenkomst tussen partijen. [eiser] stelt dat hij als werknemer moet worden aangemerkt, terwijl Climapulse betoogt dat hij als zelfstandige handelsagent heeft gewerkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen in hun overeenkomsten expliciet hebben gekozen voor het Belgische recht, en dat deze keuze niet in strijd is met de goede procesorde. De rechter heeft geoordeeld dat de overeenkomsten tussen partijen, ondanks de argumenten van [eiser], worden beheerst door het Belgische recht. De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen, onder andere omdat deze verjaard waren volgens het Belgische recht. Tevens is geoordeeld dat er geen sprake was van een gezagsrelatie die kenmerkend is voor een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de relatie tussen partijen meer kenmerken vertoonde van een handelsagentuurovereenkomst, en dat [eiser] voldoende vrijheid had in de uitvoering van zijn werkzaamheden. De vordering tot schadevergoeding en andere vorderingen zijn eveneens afgewezen, en [eiser] is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11131508 \ CV EXPL 24-2789
Vonnis van 9 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
procederend in persoon,
tegen
CLIMAPULSE N.V.,
te Hasselt (België),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Climapulse,
gemachtigde: mr. F.M.C. van Helmond.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 oktober 2024
- de conclusie van antwoord met productie 1 t/m 33
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 7 mei 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt en
- de pleitaantekeningen van Climapulse
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is in het voorjaar van 2019 via het Belgische interimkantoor Accent in contact met Climapulse gekomen. In een e-mail van Accent aan [eiser] van 21 mei 2019 heeft Accent medegedeeld dat Climapulse op zoek is naar iemand voor de functie Business Developer voor de Nederlandse markt. Op 23 mei 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en Climapulse.
2.2.
Op 24 juni 2019 heeft een tweede gesprek plaatsgevonden. In de tussentijd heeft [eiser] een adviseur geraadpleegd. Op 8 juli 2019 heeft [eiser] een e-mail aan Climapulse verzonden waarin hij onder meer het volgende meedeelt:
(…) Om direct antwoord te geven op je vraag wil ik het avontuur zeker aangaan met jullie. (… ) Zoals aangegeven ben ik bij een adviseur geweest afgelopen week die mij enigszins wegwijs heeft gemaakt waarop te letten en welke weg het gunstigste is om te bewandelen. (…) De keuze bestaat feitelijk enkel uit een eenmanszaak en een B.V.
(…) Wat voor ons beiden relevant is om te voorkomen dat er sprake zou zijn van schijnzelfstandigheid. Daarvoor dient in ieder geval geen inkomen betaald te worden bij ziekte in de eerste plaats.
(…) Al met al komt er iets meer bij kijken dan ik van tevoren had ingeschat. Ik wil en durf dit avontuur zeker wel aan te gaan. (…)
2.3.
Op 6 september 2019 hebben partijen een overeenkomst ondertekend waarboven ‘Handelsagentuurcontract’ (hierna: overeenkomst 1) staat. [eiser] heeft deze overeenkomst ondertekend vanuit zijn eenmanszaak C&S. De ingangsdatum van deze overeenkomst is 14 oktober 2019 en deze geldt voor onbepaalde duur. De vergoeding voor [eiser] bestaat uit een vaste vergoeding per werkdag en een variabele vergoeding afhankelijk van de hoogte van de omzet. In artikel 53 van de overeenkomst is bepaald dat de Ondernemingsrechtbank Antwerpen, afdeling Hasselt, bevoegd is om kennis te nemen in geval van een geschil. In artikel 61 is bepaald dat enkel het Belgisch recht van toepassing is, in het bijzonder het Wetboek Economisch Recht, boek X titel 1 ‘Handelsagentuur’.
2.4.
[eiser] heeft op 22 november 2019 een Salesplan en Strategieplan Nederland opgesteld voor Climapulse.
2.5.
Omdat [eiser] een hogere vergoeding wenste, zijn partijen wederom gaan onderhandelen. Dit heeft geresulteerd in een nieuwe handelsagentuurovereenkomst op
25 april 2022, waarin wederom is gekozen voor de toepasselijkheid van het Belgisch recht (overeenkomst 2).
2.6.
Op 28 november 2022 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. In dit gesprek houdt [eiser] Climapulse voor dat er geruchten rondgaan over een mogelijke overname van Climapulse door een Nederlandse concurrent. Climapulse ontkent dat sprake is van een mogelijke overname. Op enig moment is [eiser] emotioneel geworden en heeft hij gezegd “er klaar mee te zijn” en “wat een teringbende”, of woorden van gelijke strekking gebruikt. Daarop is [eiser] vertrokken. In een bericht aan [naam aandeelhouder] , aandeelhouder van Climapulse, heeft [eiser] diezelfde dag nog kenbaar gemaakt dat hij zijn werkzaamheden zou voortzetten en dat hij bemiddeling wenste. In een e-mail van 2 december 2022 heeft Climapulse [eiser] medegedeeld dat zij de handelwijze van [eiser] begrijpt als een opzegging van de handelsagentuurovereenkomst en dat Climapulse deze beslissing aanvaardt, omdat het duidelijk is dat er geen vertrouwen meer is. In een e-mail van 6 december 2022 heeft [eiser] ontkend te hebben opgezegd. Climapulse is in haar reactie van 7 december 2022 gebleven bij haar standpunt dat de samenwerking is beëindigd. In een e-mail van [eiser] aan Climapulse van 21 december 2022 heeft [eiser] erkend dat zijn werkzaamheden voor Climapulse waren beëindigd. Volgens [eiser] is sprake van een eenzijdige beëindiging door Climapulse wegens uitzonderlijke omstandigheden in de zin van artikel X.17 WER. Climapulse heeft nadien bij brief van 6 januari 2023 aan [eiser] haar visie nogmaals uiteengezet.

3.Het geschil

3.1.
Voor de weergave van de vordering van [eiser] verwijst de kantonrechter naar het tussenvonnis, overweging 2.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Climapulse heeft wederom de bevoegdheid van de Belgische rechter bepleit in haar conclusie van antwoord en heeft de kantonrechter gevraagd haar beslissing in het tussenvonnis te heroverwegen.
4.2.
De kantonrechter zal geen gehoor geven aan deze wens. De kantonrechter acht het strijdig met de goede procesorde om zich alsnog onbevoegd te verklaren. Het is in het belang van [eiser] , maar ook in het belang van Climapulse dat er een inhoudelijke beslissing komt.
4.3.
De centrale stelling van [eiser] is, dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor een handelsvertegenwoordiger. Volgens [eiser] zijn de bepalingen in Afdeling 10, Titel 10 Boek 7 BW van toepassing en niet het Belgische recht. [eiser] beroept zich op artikel 8 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I). Dit artikel ziet op individuele arbeidsovereenkomsten. [eiser] stelt dat het Belgische arbeidsrecht minder bescherming biedt, dan het Nederlandse arbeidsrecht, onder andere op het gebied van ontslagbescherming en verjaringstermijnen. [eiser] stelt dat hij, behoudens vergaderingen, enkel in Nederland werkzaam was en dat alle activiteiten erop waren gericht om een Nederlandse ‘identiteit’ aan Climapulse te geven. [eiser] betaalde in Nederland belasting over zijn inkomsten, communiceerde met klanten via een Nederlands telefoonnummer en sinds het najaar 2022 is een Nederlandse vestiging opgericht en is Climapulse lid geworden van de Nederlandse branchevereniging. Volgens [eiser] is hem de handelsagentuurovereenkomst eenzijdig door Climapulse opgelegd en is enkel voor het Belgische recht gekozen, om de weg naar de rechter voor [eiser] te bemoeilijken. Climapulse wilde voor buitendienstmedewerkers voorkomen dat Nederlands recht van toepassing zou zijn. Dit is ook de reden waarom Climapulse niet wilde dat [eiser] op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zou zijn. De intentie van Climapulse was niet om [eiser] daadwerkelijk als zelfstandig handelsagent te laten werken. Dit blijkt volgens [eiser] uit de verslagen van de statusmeeting die als producties 7 en 12 zijn overgelegd. [eiser] komt tot de conclusie dat sprake is van bedrog als bedoeld in artikel 3:44 lid 3 BW. Het uitsluiten van dit artikel is in strijd met artikel 3:40 lid 1 BW en ingevolge Rome I kan [eiser] de uit dit artikel voortvloeiende bescherming niet verliezen. Naar Nederlands recht kan [eiser] de specifieke bedingen vernietigen. De bepalingen die zien op onrechtmatige daad en bedrog zijn volgens [eiser] bepalingen van bijzonder dwingend recht als bedoeld in artikel 9 lid 1 Rome I. [eiser] heeft zijn ‘hoofdvordering’ gebaseerd op 6:162 BW. Op grond van artikel 4 lid 1 Rome I is Nederlands recht van toepassing omdat de schade zich in Nederland heeft voorgedaan, aldus [eiser] .
4.4.
De kantonrechter is aldus voor de vraag gesteld welk recht van toepassing is, het Belgische of het Nederlandse.
4.5.
Het toepasselijk recht moet in dit geval worden bepaald aan de hand van de regels in Rome I.
4.6.
Op grond van artikel 1 Rome I wordt een overeenkomst beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen. De rechtskeuze wordt uitdrukkelijk gedaan of blijkt duidelijk uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval. Bij hun keuze kunnen de partijen het toepasselijke recht aanwijzen voor de overeenkomst in haar geheel of voor slechts een onderdeel daarvan.
4.7.
De kantonrechter stelt vast dat partijen overeenkomstig artikel 61 van de overeenkomst een keuze hebben gemaakt voor het Belgische recht. De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een uitdrukkelijke keuze voor het Belgische recht. Partijen hebben in de periode vanaf mei 2019 tot het moment dat overeenkomst 1 in september 2019 is ondertekend onderhandeld, waarbij [eiser] zich heeft laten adviseren. Dit blijkt uit de e-mails van 27 juni 2019 en 8 juli 2019 van [eiser] aan Climapulse.
4.8.
[eiser] stelt dat hij onder gigantische druk overeenkomst I heeft ondertekend. Deze druk bestond volgens [eiser] uit mededelingen zoals “het is een eerlijk contract” en “als je twijfelt is dit geen goede basis om voor ons te gaan werken” als ook “de variabele vergoeding is zeker haalbaar”. Climapulse betwist dat zij [eiser] onder druk heeft gezet om de overeenkomst te ondertekenen; zij stelt dat [eiser] de overeenkomst meteen heeft ondertekend uit enthousiasme.
4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat er geen sprake is van druk, in elk geval niet van zodanige druk dat [eiser] niet in vrijheid zijn wil kon bepalen. Uit hetgeen volgens [eiser] tegen hem is gezegd volgt ook niet dat hij onder zodanig grote druk is gezet. [eiser] is een ervaren verkoper, heeft dus ervaring met het overtuigen van mensen (het hele onderhandelingsspel in geval van verkoop is hem zogezegd op het lijf geschreven) en heeft zich vooraf laten adviseren. Bovendien is één maand verstreken tussen het moment van ondertekening en de daadwerkelijke ingangsdatum van de samenwerking. [eiser] is in die tussentijd niet op zijn keuze teruggekomen. Daar komt nog bij dat partijen op 25 april 2022 een nieuwe overeenkomst zijn aangegaan, waarin wederom is gekozen voor het Belgische recht en dat [eiser] , ook toen, geen probleem heeft gemaakt van deze rechtskeuze. Dat toen sprake was van grote druk om de herziene overeenkomst te ondertekenen, heeft hij ook niet gesteld.
4.10.
Een volgende aanwijzing dat [eiser] volledig akkoord en zich bewust was van de keuze voor het Belgische recht is te vinden in zijn e-mail van 21 december 2022 waarin hij in het kader van zijn betwisting van een wederzijdse beëindiging van de overeenkomst verwijst naar een bepaling uit het Wetboek van economisch recht. Verder blijkt uit randnummer 146 van de dagvaarding dat hij vlak daarvoor een Belgische advocaat had benaderd voor hulp.
4.11.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de overeenkomsten 1 en 2 worden beheerst door het Belgisch recht.
4.12.
Ook indien sprake zou zijn van een arbeidsovereenkomst, wat [eiser] betoogt, dan wordt deze ingevolge artikel 8 Rome I beheerst door het recht dat de partijen overeenkomstig artikel 3 Rome I hebben gekozen. Deze keuze mag er evenwel niet toe leiden dat de werknemer de bescherming verliest welke hij geniet op grond van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken op grond van het recht dat overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 van dit artikel toepasselijk zou zijn geweest bij gebreke van een rechtskeuze.
4.13.
De kwalificatie van de overeenkomst is dan ook van belang voor de vraag of en welke regels van het Nederlandse recht van toepassing zijn, naast die van het Belgische recht. De kantonrechter komt daarmee toe aan hetgeen partijen in essentie verdeeld houdt, namelijk de vraag of sprake is van een handelsagentuurovereenkomst of een arbeidsovereenkomst.
4.14.
In het tussenvonnis is de kantonrechter tot het voorlopige oordeel gekomen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter is tot dit oordeel gekomen omdat Climapulse de gemotiveerde stellingen van [eiser] slechts in algemene bewoordingen had betwist. De kantonrechter zal aan de hand van hetgeen Climapulse nadien bij de conclusie van antwoord en tijdens de mondelinge behandeling naar voor heeft gebracht, beoordelen of er redenen zijn om terug te komen op dit voorlopige oordeel.
4.15.
Naar Nederlands recht is een handelsvertegenwoordiger bedoeld in artikel 7:687 BW, in dienst van zijn patroon en dus werknemer in de zin van art. 7:610 BW. De handelsagent als bedoeld in artikel 7:428 BW daarentegen is een zelfstandig ondernemer die niet in dienst van de principaal werkzaam is. Er bestaat dus een gezagsverhouding tussen de handelsvertegenwoordiger en zijn patroon. Is die er niet, dan is de handelsvertegen-woordiger geen werknemer, maar een handelsagent.
4.16.
Op grond van het de Belgische agentuurwet (artikel I.11 Wetboek van Economisch recht) wordt de handelsagentuurovereenkomst gedefinieerd als een overeenkomst waarbij de ene partij, de handelsagent, door de andere partij, de principaal, zonder dat hij onder diens gezag staat, permanent en tegen vergoeding belast wordt met het bemiddelen en eventueel het afsluiten van zaken in naam en voor rekening van de principaal. De handelsagent deelt zijn werkzaamheden naar eigen goeddunken in en beschikt zelfstandig over zijn tijd.
Ingevolge artikel 4 van de (Belgische) Wet betreffende arbeidsovereenkomsten is de arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers gedefinieerd als een overeenkomst waarbij een werknemer, de handelsvertegenwoordiger, zich verbindt tegen loon cliëntele op te sporen en te bezoeken met het oog op het onderhandelen over en het sluiten van zaken, verzekeringen uitgezonderd, onder het gezag, voor rekening en in naam van een of meer opdrachtgevers.
4.17.
Aldus is zowel naar Belgisch als Nederlandse recht het onderscheidend criterium tussen een handelsvertegenwoordiger en een handelsagent, het gezagscriterium.
4.18.
[eiser] stelt dat sprake was van een gezagsverhouding. Aan dit standpunt heeft hij - niet limitatief - het volgende ten grondslag gelegd:
  • [eiser] heeft een voorgeprogrammeerde laptop ontvangen, waarop alle te gebruiken interne software was geïnstalleerd en alle te volgen procedures direct op het bureaublad stonden;
  • [eiser] moest de tool Capsule CRM gebruiken, zonder dat er ruimte was voor onderhandelingen en [eiser] moest zich houden aan de afspraken die over Capsule gemaakt werden;
  • nieuwe leads/aanvragen moesten binnen 24 uur geregistreerd worden en daarbij werd het salesproces verder volledig gestuurd overeenkomstig het interne handboek;
  • als er een taak was afgehandeld, verscheen er een deadline voor de volgende taak;
  • [eiser] ontving een Nederlands telefoonnummer van Climapulse, welk nummer werd doorgeschakeld naar de Belgische Business Developers;
  • [eiser] moest ook leads opvangen van andere collega’s, indien zij afwezig waren;
  • [eiser] ontving van Climapulse dezelfde visitekaartjes als andere werknemers;
  • er was geen ruimte om het salesproces naar eigen inzicht in te richten, hetgeen blijkt uit het Salesplan 2019 en het interne handboek. Dit blijkt uit het verslag van de statusmeeting van 6 april 2020;
  • indien er teveel taken openstonden, werden daar door Climapulse keiharde deadlines aan verbonden, hetgeen blijkt uit de statusmeting van 29 juni 2020;
  • [eiser] moest de e-mailadressen gebruiken van Climapulse;
  • In online advertenties werd [eiser] aangeduid als werknemer;
  • [eiser] werd verplicht om elke dag aan te geven waar hij mee bezig was geweest en moest elke handeling registreren in Capsule, hetgeen werd opgelegd in de salesmeeting van 6 april 2020;
  • Climapulse besliste voor [eiser] wanneer hij zijn facturen moest indienen;
  • Climapulse was de enige opdrachtgever van [eiser] ;
  • [eiser] ontving de betaling van zijn facturen op dezelfde dag als de (andere) werknemers hun loon ontvingen;
  • toen [eiser] vroeg waarom een bepaalde procedure moest worden aangepast, beantwoordde [naam aandeelhouder] , voormalig bestuurder van Climapulse, deze vraag met de woorden: “Omdat ik het zeg”.
4.19.
Climapulse betwist dat zij de inhoud van de werkzaamheden van [eiser] bepaalde. [eiser] werd niet als een normale werknemer behandeld. Zo hoefde hij geen tijdsregistratie bij te houden en had hij een grote mate van vrijheid. Climapulse stelt dat [eiser] zijn eigen telefoon gebruikte. De lijnen die op het nummer van Climapulse binnen kwamen werden doorgeleid naar het mobiele nummer van [eiser] . Op diens visitekaartjes stonden twee nummers: het privé-nummer van [eiser] en het nummer van Climapulse dat naar [eiser] werd doorgeschakeld. [eiser] hoefde geen verlof aan te vragen en had een onbeperkte aantal vrije dagen ter beschikking. Dat hij in de praktijk vrij beperkt vakantie nam, is zijn eigen keuze geweest. [eiser] was vrij in de keuze van zijn werkplek en hij hoefde daarvoor ook geen toestemming te vragen aan Climapulse. [eiser] had zijn eigen bedrijfsmiddelen. Enkel is een – afgeschreven – laptop van het merk Apple ter beschikking gesteld aan [eiser] en toen deze het begaf, heeft [eiser] zelf een nieuwe aangeschaft.
[eiser] had uiteraard toegang tot het generale communicatiekanaal waar algemene berichten werden geplaatst. [eiser] werd blijvend geïnformeerd over de producten. [eiser] moest zijn deals ergens bijhouden en dat gebeurde in Capsule. Het handboek waar [eiser] naar verwijst en het leads-document zijn interne documenten ter informatie, niet ter instructie. [eiser] heeft geplukt uit het communicatiesysteem en probeert het te doen voorkomen dat hij persoonlijke instructie kreeg. Maar dat is, aldus Climapulse, niet zo. De evaluatie die heeft plaatsgevonden met [eiser] , was geen functioneringsgesprek.
4.20.
De kantonrechter leidt uit de e-mail van 8 juli 2019 van [eiser] aan Climapulse af dat [eiser] in elk geval niet heeft beoogd een arbeidsovereenkomst aan te gaan; hij vond het immers relevant om schijnzelfstandigheid te voorkomen en daarom diende er in ieder geval geen inkomen betaald te worden bij ziekte. Verder is de kwalificatie van de overeenkomst door partijen weliswaar niet doorslaggevend, maar vaststaat dat [eiser] zich voorafgaand heeft laten adviseren en in april 2022 een nieuwe overeenkomst heeft gesloten waarbij wederom een handelsagentschap is beoogd. Ook toen heeft [eiser] niet kenbaar gemaakt dat hij van mening was dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. Tot slot heeft [eiser] de overeenkomsten ondertekend in de hoedanigheid als zelfstandig ondernemer.
4.21.
Het is aan [eiser] om te stellen en te onderbouwen dat hij onder gezag van Climapulse heeft gewerkt. In dat verband merkt de kantonrechter op dat [eiser] heel veel producties heeft overgelegd en weliswaar veelvuldig naar deze producties heeft verwezen, maar veelal niet heeft gespecificeerd welke passage uit de betreffende productie aannemelijk maakt dat sprake is van een gezagsrelatie. Veel van de producties behelzen verslagen van vergaderingen die meerdere pagina’s omvatten. Ook kon [eiser] geen antwoord geven op de tijdens de mondelinge behandeling gestelde vraag om een voorbeeld te geven van een passage uit een van de vele producties waaruit evident blijkt dat [eiser] onder gezag van Climapulse heeft gewerkt.
4.22.
Uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht volgt dat van [eiser] werd verwacht dat hij zich conformeerde aan bepaalde procedures en dat hij bepaalde door Climapulse gehanteerde programma’s en systemen moest gebruiken. Dit gegeven duidt op zichzelf niet op een arbeidsrechtelijke gezagsrelatie, omdat Climapulse bevoegd was om [eiser] redelijke instructies te geven die [eiser] moest opvolgen. Uit de Agenturenrichtlijn (Richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake zelfstandige handelsagenten) volgt immers dat ook een handelsagent redelijke instructies moeten opvolgen die de principaal hem geeft (artikel 3 lid 2 onder c).
4.23.
De kantonrechter acht niet aannemelijk dat [eiser] geen ruimte had om het salesproces naar eigen inzicht in te richten, enkel en alleen omdat er een Salesplan en een intern handboek bestonden. Allereerst is het Salesplan in 2019 door [eiser] zelf opgesteld.
In dit Salesplan heeft [eiser] (vanuit de ik-vorm) zijn visie en doel voor Climapulse weergegeven met betrekking tot de verkoop van producten in Nederland. De kantonrechter acht aannemelijk dat [eiser] in de uitvoering van zijn werkzaamheden veel vrijheid had en die vrijheid ook nam. Dit laatste volgt ook uit door Climapulse overgelegde berichten, uit het feit dat [eiser] vanuit zijn woonadres werkte en veel op pad was.
4.24.
In de verslagen van de statusmeetingen van 6 april 2020 en 29 juni 2020 is neergelegd wat van iedere medewerker werd verwacht. Hetgeen in deze verslagen is neergelegd heeft echter niet enkel betrekking op [eiser] , maar ook op de andere medewerkers. Zo is het verzoek om de communicatie zoveel mogelijk in Capsule te registreren in het verslag van 6 april 2020 gericht aan alle medewerkers. Dit is geen instructie speciaal gericht aan [eiser] . Dat bovendien bepaalde zaken geregistreerd moesten worden is op zichzelf niet zo vreemd, omdat taken ook opgevolgd moesten kunnen worden door anderen. Datzelfde geldt voor de mededeling in het verslag van 29 juni 2020 dat taken voor een bepaalde dag moesten worden ‘opgekuist’.
4.25.
Climapulse heeft gesteld dat [eiser] zelf bepaalde hoe hij zijn werk zou aanpakken en indelen. [eiser] was werkzaam op verschillende werktijden en was daarover geen verantwoording verschuldigd. De kantonrechter acht dit, gelet op de overwegingen hiervoor, ook aannemelijk.
4.26.
Dat [eiser] in twee advertenties van Climapulse is aangeduid als “werknemer” betekent niet dat er sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst.
4.27.
Uit het gegeven dat Climapulse de enige opdrachtgever was van [eiser] , kan evenmin worden afgeleid dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. In artikel 11 van de overeenkomsten is immers bepaald dat geen sprake was van wederzijds exclusiviteit.
4.28.
De woorden
‘omdat ik dat zeg’van [naam aandeelhouder] (in antwoord op een vraag van [eiser] waarom een bepaalde procedure aangepast moest worden), was niet enkel gericht aan [eiser] , maar ook aan een andere medewerker.
4.29.
[eiser] ziet in de e-mail van [naam] van 17 januari 2022 ook een bevestiging van een gezagsrelatie. Deze e-mail is echter niet meer of minder dan een uitnodiging om samen te spreken over de sales bij Climapulse en deze te evalueren. Uit het feit dat [eiser] is gevraagd om feedback te geven over een collega, blijkt wel dat sprake was van enige inbedding in de organisatie van Climapulse, maar dit geeft geen blijk van een gezagsrelatie.
4.30.
[eiser] stelt dat hij opdrachten moest uitvoeren van een nieuwe administratieve kracht en een nieuwe office manager. Dat [eiser] moest samenwerken of zich moest conformeren aan bepaalde werkprocessen die binnen Climapulse werden gehanteerd duidt naar het oordeel van de kantonrechter niet op een gezagsrelatie.
4.31.
Dat [eiser] zich genoodzaakt voelde om verlof te vragen aan Climapulse betekent niet dat hij daartoe verplicht was. Daarbij was het van belang voor Climapulse te weten of [eiser] aan het werk was of niet, omdat zijn vergoeding, naast een percentage van de omzet, ook bestond uit een vergoeding per werkdag. Climapulse hield echter geen verlofadministratie bij ten aanzien van [eiser] en al werd [eiser] gevraagd om gebruik te maken van een HR registratietool, [eiser] heeft niet aangetoond dat hij daar daadwerkelijk gebruik van heeft gemaakt.
4.32.
[eiser] heeft niet dan wel onvoldoende betwist dat hij zelf de invulling van zijn werkzaamheden en de locatie van zijn werkzaamheden bepaalde. Van [eiser] werd enkel verwacht dat hij op maandag bij de statusmeeting aanwezig was. Climapulse heeft een aantal berichten tussen partijen overgelegd waaruit blijkt dat [eiser] inderdaad een grote mate van vrijheid had bij het bepalen van de momenten waarop hij werkzaamheden verrichtte en wanneer niet. Ook blijkt uit deze berichten dat [eiser] niet altijd zijn verlof communiceerde met Climapulse. [eiser] had ook geen vaste werkplek op kantoor. Niet in geschil is dat [eiser] met zijn eigen telefoon belde en gebruikmaakte van zijn eigen auto.
4.33.
Op 25 september 2020 en 13 december 2021 hebben partijen evaluatiegesprekken gevoerd. Het voeren van een
functioneringsgesprek is een aanwijzing dat mogelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst. Climapulse heeft het gesprek in 2021 aangeduid als een functioneringsgesprek, maar stelt dat deze gesprekken geen échte functioneringsgesprekken betroffen en dat deze bovendien zijn gevoerd op initiatief van [eiser] , omdat
zelffeedback wilde over zijn functioneren. Het is ook [eiser] die de input heeft geleverd voor dit gesprek.
4.34.
Climapulse heeft onweersproken gesteld dat [eiser] in 2022 een gemiddelde vergoeding van € 7.690,- per maand verdiende, terwijl het bruto maandloon van medewerkers op de salesafdeling € 2.602,75 bruto bedroeg. De kantonrechter constateert dan ook dat sprake is van een substantieel hogere vergoeding, waardoor [eiser] in de mogelijkheid verkeerde om zelf voorzieningen te treffen voor werkloosheid en ziekte.
4.35.
Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat partijen zich op bepaalde facetten (bepaalde ‘instructies’ richting [eiser] , de mate waarin [eiser] werd betrokken bij de organisatie van Climapulse) lijken te hebben begeven op het snijvlak van een arbeidsovereenkomst en een agentuurovereenkomst, maar dat de relatie tussen partijen meer kenmerken vertoont van een handelsagentuurovereenkomst. In dat verband acht de kantonrechter doorslaggevend dat [eiser] voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst heel helder heeft gemaakt dat hem geen arbeidsovereenkomst voor ogen stond, dat hij tot tweemaal toe akkoord is gegaan met een handelsagentuurovereenkomst, hiertegen noch tijdens de looptijd van de overeenkomst noch geruime tijd na afloop van de overeenkomst tegen heeft geprotesteerd, dat [eiser] veel vrijheid had in de uitoefening van zijn werkzaamheden, werkzaam was vanuit een eenmanszaak en voor zijn werkzaamheden en een substantieel hogere vergoeding verkreeg dan de werknemers met gelijksoortige taken in loondienst. De stelling dat dit alles slechts een constructie was om [eiser] te benadelen wijst de kantonrechter van de hand.
4.36.
Gelet op voorgaande overweging zal de kantonrechter gevorderde verklaring voor recht dat sprake is van een arbeidsovereenkomst (de vordering onder 1), het gevorderde loon, wettelijke verhoging en wettelijke rente over de maand december 2022 (de vordering onder 6), de gevorderde vakantiebijslag en het vakantieloon, wettelijke verhoging en wettelijke rente (de vorderingen 7 en 8) af wijzen.
4.37.
Op grond van het Belgische recht geldt een verjaringstermijn van 1 jaar na het beëindigen van de handelsagentuurovereenkomst. In artikel X.24 Wetboek Economisch Recht is het volgende bepaald: Rechtsvorderingen die ontstaan uit een overeenkomst bedoeld in art. I11, 1o, verjaren een jaar na het eindigen van de overeenkomst of vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan zonder dat deze termijn langer mag duren dan één jaar na het eindigen van de overeenkomst.
4.38.
Voor zover [eiser] zijn vorderingen heeft gebaseerd op de handelsagentuurovereenkomst zijn deze aldus verjaard. [eiser] is immers pas op 24 april 2024 tot dagvaarding overgegaan. [eiser] heeft niet betwist dat deze vorderingen naar Belgisch recht zijn verjaard. Dit geldt in elk geval voor de vordering onder 4 (inzage in de boekhouding), (mogelijk) voor de gevorderde variabele vergoedingen (onder 5 t/m 8), en de vordering onder 9.
4.39.
Los van de vraag of de bepalingen die zien op bedrog en onrechtmatige daad bepalingen van dwingend recht zijn zoals bedoeld in artikel 9 Rome I overweegt de kantonrechter als volgt.
4.40.
[eiser] vordert partiële vernietiging van de overeenkomst op grond van bedrog, artikel 3:44 lid 3 BW. Climapulse heeft terecht opgemerkt dat ten tijde van het inroepen van deze vernietigingsgrond - namelijk bij dagvaarding - de overeenkomst reeds was beëindigd. De kantonrechter overweegt dat [eiser] in onvoldoende mate feiten en omstandigheden heeft gesteld, gemotiveerd en onderbouwd dat, ook al zou het Nederlands recht van toepassing zijn geweest, aan de vereisten voor het aannemen van een geslaagd beroep op artikel 3:44 lid 3 BW zou zijn voldaan. De stelling van [eiser] dat er sprake is van bedrog bestaande uit een vooropgezet plan van Climapulse om te voorkomen dat de overeenkomst onder het Nederlandse arbeidsrecht zou vallen en om [eiser] vervolgens wel als werknemer te behandelen en dat ook de keuze voor het Belgische recht onderdeel daarvan was, volgt niet uit de feiten. De vordering onder 2 zal dan ook worden afgewezen.
4.41.
[eiser] stelt dat Climapulse een onrechtmatige daad heeft begaan omdat Climapulse in de hoedanigheid van werkgever op een misleidende wijze doelbewust de interpretatie van feiten heeft verdraaid en onwaarheden heeft verkondigd. Gelet op het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst zal ook de gevorderde verklaring voor recht onder 3 van het petitum worden afgewezen. Verder heeft [eiser] deze vordering in onvoldoende mate onderbouwd en toegelicht. Voor zover [eiser] van mening is dat de beëindiging van de overeenkomst onrechtmatig is, is het [eiser] geweest die op 28 november 2022 is vertrokken en daarbij bepaalde dingen heeft gezegd die Climapulse heeft beschouwd als een opzegging. [eiser] heeft vervolgens zelf bij brief van 21 december 2022 erkend dat sprake was van een beëindiging van de werkzaamheden. De vordering onder 3 zal worden afgewezen.
4.42.
[eiser] vordert onder 4 inzage in de boekhouding op grond van artikel 7:433 BW. Aangenomen dat er een soortgelijke Belgische wettelijke bepaling is, stuit deze vordering af op het gegeven dat vordering is verjaard. Daarbij wekt het bevreemding dat [eiser] de wettelijke grondslag voor deze vordering baseert op de bepalingen over handelsagentuur, terwijl zijn basale stelling is dat sprake is van een arbeidsovereenkomst.
4.43.
De vordering tot vergoeding van de kosten van een nieuwe laptoplader vindt zijn oorsprong in de handelsagentuurovereenkomst en zal dan ook worden afgewezen, omdat de daaruit voortspruitende vorderingen zijn verjaard.
4.44.
[eiser] vordert € 10.000,- aan immateriële schadevergoeding omdat Climapulse de arbeidsrechtelijke zorgplicht zou hebben geschonden, vanwege onder andere een te hoge werkdruk en het afwijzen van het aanbod van [eiser] tot bemiddeling. [eiser] benoemt daarnaast onrechtmatige daad als grondslag voor deze vordering. Climapulse heeft deze vordering weersproken onder andere omdat [eiser] niet aantoont dat hij lijdt aan psychische klachten. De kantonrechter zal deze vordering afwijzen. Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst en [eiser] heeft zijn persoonlijke beleving van de samenwerking beschreven (onder andere onder 288 van de dagvaarding), maar Climapulse heeft daarop een andere visie. De samenwerking tussen partijen is eenvoudigweg spaak gelopen vanwege verschillende verwachtingen over en weer. Dit gegeven roept nog geen recht op schadevergoeding in het leven. De vordering van [eiser] mist een feitelijke grondslag. Ook is niet gebleken van enige onderbouwing van het gestelde psychische leed. Kortom, ook op grond van onrechtmatige daad komt de kantonrechter niet tot een toewijzing van de vordering van [eiser] .
4.45.
De door [eiser] gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure ‘voor het gedeelte van de schade waarvan begroting niet mogelijk is, als gevolg van ontbrekende stukken’ heeft hij in het lichaam van de dagvaarding niet toegelicht. Bovendien is de kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een handelsagentuurovereenkomst naar Belgisch recht. [eiser] baseert zijn vorderingen op een andere grondslag, maar ook al zou [eiser] zijn vorderingen baseren op een handelsagentuurovereenkomst naar Belgisch recht, dan zijn deze verjaard. Ook deze vordering zal de kantonrechter afwijzen.
4.46.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Climapulse worden begroot op:
- salaris gemachtigde
2.174,00
(2 punt × € 1.087,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.309,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 2.309,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.
BM