Uitspraak
1.De procedure
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord met twee producties
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
Binnen één week na heden per e-mail te bevestigen dat u de werkzaamheden wilt voortzetten zoals u met cliënt bent overeengekomen. Ik verzoek u om met een schriftelijk plan van aanpak te komen over wanneer welke werkzaamheden zullen worden uitgevoerd.
3.Het geschil
4.De beoordeling
ietszal moeten betalen aan [eiser] . Dat is een gedeeltelijke erkenning van de vordering van [eiser] . Tenzij deze erkenning door een dwaling of niet in vrijheid is afgelegd, kan [gedaagde] daarop niet meer terugkomen. [gedaagde] stelt niet dat hij de erkenning niet in vrijheid heeft afgelegd of heeft gedwaald. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat [gedaagde] de vordering van [eiser] gedeeltelijk erkent. Deze erkenning houdt in dat [gedaagde] bereid is ‘iets’ te betalen aan [eiser] .
want[eiser] heeft de materialen nog. Dit is de centrale stelling van [gedaagde] . [gedaagde] betwist niet dat de overeenkomst van aanneming buitengerechtelijk is ontbonden. Pas onder randnummer 25 van de conclusie van dupliek stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat een ontbinding niet gerechtvaardigd is gelet op de ernst van de tekortkoming.
‘Ik weet dat niet’. De eerst bij dupliek aangevoerde stelling dat door [gedaagde] is aangeboden om het werk te voltooien, volgt niet uit de feitelijke gang van zaken. [gedaagde] heeft ook verder geen bewijs aangeboden. Deze stelling van [gedaagde] leidt dan ook niet tot een ander oordeel. Dat zelfde geldt voor de stelling van [gedaagde] dat [eiser] een andere partij opdracht zou hebben gegeven de werkzaamheden af te ronden. Uit randnummers 7 en 9 volgt dat voor [eiser] de maat vol was, omdat [gedaagde] de werkzaamheden niet afrondde. Dit verzuim van [gedaagde] heeft geleid tot de buitengerechtelijke ontbinding. De stelling dat [eiser] vóór de buitengerechtelijke ontbinding derden heeft ingeschakeld om de werkzaamheden af te ronden is door [eiser] betwist en het is aan [gedaagde] om die stelling te bewijzen. [gedaagde] heeft geen bewijsmiddelen van deze stelling in het geding gebracht, noch bewijs aangeboden.
‘alle zinken dakgoten slopen en vervangen met nieuwe goten’. De stelling van [gedaagde] klopt dus niet. In de offerte staat dat er nieuwe goten zullen worden gebruikt.