3.3Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld en heeft daarover – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 22 november 2022, omstreeks 10:30 uur zat ik in de woonkamer in mijn woning gelegen aan de [adres 2] in Reuver. Ik werd omstreeks 10:30 uur gebeld door een man die sprak in de Nederlandse taal, ik hoorde daarbij geen accent. De man deed zich voor als een medewerker van Eneco. Ik werd gebeld op het thuistoestel. Ik hoorde dat hij mij vertelde dat er zonnepanelen op het dak geplaatst zouden worden. Ik hoorde hem zeggen dat hij daarvoor met een collega in mijn woning moest zijn. Ik hoorde hem zeggen dat hij in de meterkast moest controleren of de aansluitingen er waren. Omstreeks 15:00 uur zouden de medewerkers bij mij aan de deur staan. Ik was er niet van op de hoogte dat er bij mijn woning zonnepanelen geplaatst zouden worden. Ik huur deze woning van een woningstichting in Reuver. Omstreeks 11:30 uur werd ik weer gebeld. Ik hoorde dat de man mij vertelde dat ze 15:00 uur niet konden halen omdat ze dan in Venlo moesten zijn. Ik heb toen meewillend gezegd dat ze dan om 12:30 uur konden komen. De mannen waren dan ook om 12:30 uur bij mij thuis.
Ik maakte de voordeur open voor de mannen. De mannen liepen bij het openmaken van de deur meteen de hal in. Ze vroegen me meteen waar de meterkast was. Deze heb ik hen gewezen. Ik zag dat een van de mannen de meterkast opende. Ik hoorde een van hen aan mij vragen of ik binnen in de woning de kraan van de wasbak in de keuken open kon zetten en van de wasbak in de badkamer. Ik hoorde een van hen zeggen dat ze op die manier het stroomverbruik konden meten voor de zonnepanelen. Ik heb hierop de gevraagde kranen opengedraaid. Ik hoorde even later een van de mannen zeggen dat ze genoeg wisten. Ik zag dat de twee mannen mijn woning weer binnen kwamen. Op dat moment voelde ik dat het niet helemaal klopte. Ik vroeg me af waarom de mannen nog binnen moesten zijn als ze toch klaar waren. Ik hoorde de ene man zeggen dat ik moest gaan zitten in mijn stoel. Hierop kwam de ene man naast mijn stoel staan. Ik zag dat de andere man op ongeveer 3 meter van mij afstond. Aan de andere kant van de salontafel. Ik hoorde de ene man zeggen dat ik geld moest geven. Ik hoorde hem vertellen dat ze een broer hadden die in een instelling woonde en daarvoor hadden ze geld nodig. Ik hoorde ze zeggen dat ze dit ook niet voor hun plezier deden. Ik heb op dat moment een aantal keren geroepen dat de mannen geen geld van me kregen. Voor mijn eigen gevoel heb ik dat erg lang volgehouden. Uiteindelijk heb ik verteld waar ze mijn portemonnee konden vinden. Ik heb hen verteld dat deze in een lade van de keuken lag. Ik zag dat vervolgens de andere man deze portemonnee uit de lade haalde en dat hij deze aan mij gaf. Ik heb de portemonnee geopend, en hen het geld gegeven wat daar in zat. Dit was een bedrag van in totaal ongeveer € 25 of € 30. Dit waren losse briefjes en wat kleingeld.
Ik hoorde een van de mannen zeggen dat ze dit niet genoeg vonden. Hierop vroeg ik hen hoeveel ze moesten hebben. Ik hoorde een van de twee zeggen dat ze € 500 wilde. Hierop heb ik aangegeven dat ze dat zeker niet kregen. Ik vroeg hen of ze weg zouden gaan op het moment dat ik hun € 250 zou geven. Ze moesten me dan wel beloven dat ze meteen zouden vertrekken. Ik beloofde hen, dat ik dan geen politie zou bellen. Ik hoorde een van hen antwoorden dat ze dit zouden beloven. Ik pakte uit de lade van een kast in de woonkamer € 250. Deze gaf ik aan de ene man en vroeg hen te vertrekken. Ik zag dat ze naar de voordeur liepen. Echter hoorde ik de ene man zeggen dat ik dan wel achter hen aan moest lopen. Dit werd me op een dreigende manier gezegd. Door de dreigende houding liep ik mee. Op het moment dat we samen in de hal aankwamen, hoorde ik de ene man zeggen dat ik mijn slaapkamer in moest. De deur van mijn slaapkamer is gelegen, naast de deur van mijn woonkamer. Ik wist zelf echter dat er een slot met sleutel aan de buitenkant op de slaapkamer deur zat. Ik antwoordde dan ook dat ik dat niet wilde doen omdat, ik me niet laat opsluiten. Hierop hoorde ik de ene man zeggen dat ik dan maar naar mijn stoel moest lopen in de woonkamer. Door hun dreigende houding, dacht ik dat het het beste zou zijn om hun opdracht uit te voeren. Ik voelde op het moment dat ik voor mijn stoel stond, dat ik in mijn stoel werd geduwd. Hierdoor viel ik in mijn stoel. Ik werd door de ene man met een hand, ter hoogte van mijn middenrif geduwd. Deze duw deed me geen pijn. In de tijd dat dit gebeurde heb ik nog geroepen dat ze me maar dood moesten maken. Ik vertelde hen dat dan de politie er zeker achter zou komen wie het geweest waren. Op het moment dat ik in de stoel zat stond de ene man weer naast me. Ik hoorde hem zeggen tegen de andere man dat hij zijn gang kon gaan. Op dat moment wees hij naar de lade waar ik eerder de € 250 uithaalde. De andere man haalde het resterende bedrag van € 500 uit de lade. Hierop renden beide mannen mijn woning uit.
[slachtoffer] heeft nog een aanvullende verklaring afgelegd waarin hij heeft verklaard dat er in totaal een geldbedrag van € 700 is weggenomen.
De verdachte heeft bij de politie de volgende verklaring afgelegd – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – :
Dit verhoor werd opgenomen middels het vraag/antwoord model.
V: Staat hierbij voor vraag verbalisanten
A: Staat hierbij voor antwoord verdachte
V: Zoals jou reeds is medegedeeld word jij verdacht van een diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 22 november 2022 in Reuver. Jij hebt hiervan zelf ook melding gemaakt gisteren, 14-12 bij de politie. Wat kun jij hier zelf over verklaren?
A: Daar komt het stukje casino naar voren. Ik zat in Uden te gokken in het casino. Naast mij zat een man ook te gokken. Die man zei dat ik makkelijk geld kon verdienen en kwam later bij mij thuis. Ik dacht dat is altijd interessant. Op een gegeven moment kwam hij bij mij thuis en zei hij "kom we gaan op pad". Na een tijdje heeft die jongen een man gebeld, die vervolgens beroofd is, met een verhaal over zonnepanelen. Die jongen zei tegen de man dat we voor zonnepanelen kwamen. Uiteindelijk zijn we naar die man toe gegaan en hebben we aangebeld. In eerste instantie ben ik buiten blijven staan bij de meterkast. Die jongen is naar binnen gegaan en riep mij. De man zat op de stoel en de jongen zei dat hij er niet meer vanaf mocht komen en hij zijn geld wilde hebben. De man schrok natuurlijk, de man die beroofd is. Hij schopte de jongen waarna de jongen de man in de stoel duwde. De man vroeg wat wij wilden hebben omdat hij ons dan wel wat kon geven en wij dan weg moesten gaan. Toen heeft die man aangeboden om € 250 te betalen. De man gaf ons € 250. Die jongen zag waar de man het geld pakte. Die jongen zag dat er
€ 600 à € 700 lag, dat is ook wat we mee hebben genomen. Ik denk dat die jongen wel drie keer heeft gezegd dat ik dat geld moest pakken. Ik weet niet meer of ik het geld aan de jongen gaf of dat ik dat hij het pakte van mij. Ik zei dat we moesten gaan. Ik ben weggelopen en hoorde de jongen nog zeggen "nee wacht, nee wacht". De jongen wilde de man nog opsluiten. Hij probeerde de man in de kamer te zetten. Ik hoorde de man ook zeggen "je gaat me hier niet opsluiten". Ik liep gewoon door naar buiten. De jongen moest dus wel achter mij aankomen, anders stond hij daar nog alleen binnen.
(...)
V: In de woning van die man, heb jij daar nog iets aangeraakt?
A: Ja, ik heb uiteindelijk het geld uit de kast gehaald.
De verdachte heeft bij de politie nog een tweede verklaring afgelegd waarin hij – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – het volgende heeft verklaard:
Dit verhoor vindt plaats in de vraag- en antwoordvorm.
V: Verbalisant
A: Verdachte
O: Opmerking verbalisant
O: Ik laat je nu een foto zien. Dit betreft bijlage 1
V: Wie is dit?
A: Ik ken hem als [naam] . Ik heb documentatie gelezen dat dit [medeverdachte] is.
V: Dit betreft dus de man waar je in Reuver de diefstal in de woning mee hebt gepleegd?
A: Ja. Dat is deze man. Ik ben bij een diefstal geweest.
De bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] op 22 november 2022 te Reuver door toedoen van geweld € 700 heeft gestolen van [slachtoffer] . De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte kan reeds worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal in de woning van [slachtoffer] . Hieruit volgt dat medeverdachte [medeverdachte] heeft gebeld naar aangever [slachtoffer] , waarbij hij zich voordeed als een medewerker van Eneco in verband met het aanleggen van zonnepanelen. De verdachten zijn vervolgens samen bij [slachtoffer] naar binnen gegaan en hebben daar een geldbedrag van € 700 meegenomen. De verdachte is hierbij degene geweest die het geld uit de lade heeft weggenomen.
Hierbij heeft de medeverdachte [slachtoffer] in zijn stoel geduwd door een duw te geven ter hoogte van het middenrif, waarmee kan worden gesproken van geweld zoals bedoeld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat er geen sprake hoeft te zijn van letsel of pijn om te kunnen spreken van fysiek geweld. Nu de medeverdachte op een dreigende manier voor [slachtoffer] stond en hem vervolgens een duw gaf ter hoogte van zijn middenrif waardoor hij in zijn stoel werd geduwd acht de rechtbank aannemelijk dat [slachtoffer] hierdoor in mindere of meerdere mate gevoelens van onlust heeft moeten ervaren. De verdachte heeft [slachtoffer] niet zelf in de stoel geduwd, maar is wel samen met de medeverdachte bij die [slachtoffer] naar binnen gegaan met het oogmerk om een geldbedrag te stelen. Bij het plegen van een dergelijk feit is er altijd een kans dat het slachtoffer enige weerstand zal bieden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet had, nu hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat bij deze diefstal geweld zou worden gebruikt. Artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht verhoogt immers de strafbaarheid van deelnemers aan een diefstal met geweldpleging, ook als deze niet aan het geweld hebben deelgenomen. Wel moet dan, zoals in de onderhavige zaak, blijken van (voorwaardelijk) opzet van de deelnemers op het geweld.
De rechtbank acht het medeplegen bewezen, nu uit het bovenstaande volgt dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering van het tenlastegelegde. De rechtbank gaat hiermee voorbij aan het verweer van de raadsvrouw dat er in deze zaak geen nauwe en bewuste samenwerking was tussen de verdachten. Bij het vaststellen van een nauwe en bewuste samenwerking ligt het accent minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht, maar is vooral van belang of de intellectuele en materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is geweest. Voor de bewezenverklaring van medeplegen is echter niet vereist dat het gewicht van de bijdrage van de verdachte gelijkwaardig is aan dat van zijn mededader. Uit het dossier volgt dat de verdachte al eens eerder met de medeverdachte ‘op pad’ is geweest, waardoor hij al wist wat het plan en de bedoeling was. De werkwijze van een babbeltruc vergt een planmatige aanpak waarbij sprake is van een intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen, waarbij in een kort tijdsbestek wordt gehandeld. De verdachte heeft hierbij zelf verklaard dat de medeverdachte meestal degene was die belde en dat hij dan bij de slachtoffers naar binnen ging om de buit op te halen. In deze zaak ging de medeverdachte mee naar binnen, maar het was de verdachte die het geld heeft gepakt. De handelingen van de verdachte waren hiermee cruciaal voor het voltooien van de diefstal. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte schuldig is aan het medeplegen van diefstal met geweld.