6.1.De relevante wettelijke bepalingen en planregels zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Goede ruimtelijke ordening
7. Eiser stelt dat er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening, in tegentelling tot waar het college vanuit gaat. Eiser betoogt dat de realisatie van de woning ten koste is gegaan van veel groen op het perceel van vergunninghouder, wat volgens eiser niet is onderkend door het college. Eiser stelt hierbij dat het college zich pas bewust werd van de verwijdering van beplanting na ontvangst van het bezwaarschrift.
8. De rechtbank stelt voorop dat de bestuursrechter niet zelf oordeelt of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgrond of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.Dat is het geval als het woon- en leefklimaat van de buurt onevenredig wordt aangetast door het primaire besluit.
9. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft aangenomen dat geen sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van eiser door het primaire besluit. De rechtbank stelt om te beginnen vast dat plaatsing van de tijdelijke woning geen strijd oplevert met het landschappelijke inpassingsplan. Immers, de plek waar de tijdelijke woning wordt geplaatst is, zo blijkt uit het kaartje bij het landschappelijk inpassingsplan, vrij van bomen en andere inrichting waarin het inpassingsplan voorziet. Wel constateert de rechtbank met het college dat niet uitgesloten is dat andere begroeiing moet wijken voor plaatsing van de tijdelijke woning. Het verwijderen van die beplanting is ruimtelijk relevant en kan als zodanig van invloed zijn op de vraag of het bouwplan van vergunninghouder in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank is in dit geval echter van oordeel dat het college terecht heeft aangenomen dat dit in deze zaak niet het geval is. Daarvoor is naar het oordeel van de rechtbank redengevend dat gezien de relatief kleine oppervlakte van de tijdelijke woning in relatie tot de grootte van het perceel en het volledig intact gebleven landschappelijke inpassingsplan de begroeiing die moet wijken voor de tijdelijke woning geen significante (nadelige) invloed op de omgeving heeft. Er blijft namelijk voldoende groen op het perceel van vergunninghouder over, zodat het groene karakter van de locatie en de omliggende omgeving niet zodanig wordt aangetast dat eiser onevenredig wordt aangetast in zijn woon- en leefklimaat. Het college heeft, gelet op het voorgaande, in redelijkheid kunnen besluiten dat het bouwplan van vergunninghouder niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Gebreken in de vergunningvoorschriften
10. Eiser stelt dat er onduidelijkheid bestaat over vergunningvoorschriften en dat het bestreden besluit om die reden niet in stand kan blijven. Eiser betoogt dat de gemeente niet adequaat heeft gehandeld bij het herstel van gebreken in de vergunningvoorschriften, wat betreft de beplanting en de afstand ten opzichte van gewasbeschermingsmiddelen. Volgens eiser heeft het college deze gebreken niet, althans niet kenbaar, gecorrigeerd in het bestreden besluit en heeft het ook niet gemotiveerd waarom het advies van de bezwaarschriftencommissie op deze punten niet is gevolgd.
11. Het college stelt dat het advies van de bezwaarschriftencommissie volledig is overgenomen en dat zulks ook blijkt uit het bestreden besluit. Het college stelt dat er in het bestreden besluit staat dat er voor hem geen reden is om te twijfelen aan de inhoud van de totstandkoming van het advies van de bezwaarschriftencommissie. Volgens het college is dit advies volledig overgenomen en zijn de daarin opgenomen aanbevelingen ook uitgevoerd, ook het herstellen van de gebreken in de vergunningvoorschriften. Het advies van de bezwaarschriftencommissie is toegevoegd aan het bestreden besluit, waarmee het college beoogt te verduidelijken dat de bezwaren zijn behandeld zoals geadviseerd door de commissie.
12. De rechtbank is tijdens de zitting duidelijk geworden dat partijen langs elkaar heen praten als het gaat om het herstel van de door de bezwaarschriftencommissie geconstateerde gebreken uit het primaire besluit. Ter zitting is komen vast te staan dat op dezelfde dag als het bestreden besluit aan vergunninghouder en eiser is gezonden, door het college een aangepaste omgevingsvergunning aan vergunninghouder is gezonden. In die omgevingsvergunning is het vergunningvoorschrift voor de beplanting en de kennelijke verschrijving als het gaat om de afstand ten opzichte van gewasbeschermingsmiddelen door het college aangepast in lijn met wat de bezwaarschriftencommissie daarover heeft gezegd. Die aangepaste omgevingsvergunning is door het college echter niet toegevoegd aan het bestreden besluit en er wordt ook niet naar verwezen in het bestreden besluit. Het stuk is evenmin naar eiser gestuurd. Die gang van zaken heeft ervoor gezorgd dat het voor eiser, na ontvangst van het bestreden besluit, onduidelijk was of het voorschrift daadwerkelijk was aangepast en de verschrijving gecorrigeerd. Dit heeft eiser in de veronderstelling gebracht dat de voorgestelde wijzigingen niet waren doorgevoerd, waardoor hij beroep heeft ingesteld.
13. De rechtbank oordeelt dat de beslissing op bezwaar een volledige heroverweging van het primaire besluit inhoudt, zoals bedoeld in artikel 7:11, tweede lid, van de Awb. De door het college opgestelde aangepaste omgevingsvergunning is in feite een onderdeel van die beslissing op bezwaar en van de volledige heroverweging en houdt dus geen apart besluit of een nieuwe omgevingsvergunning in. Het is een weergave van de uitkomst van de heroverweging in bezwaar. In zoverre kan de beroepsgrond van eiser dan ook niet slagen. Immers de gebreken die in bezwaar zijn aangevoerd, namelijk de verschrijving en het onduidelijke voorschrift als het gaat om de beplanting, zijn door het college wel degelijk hersteld in bezwaar. De rechtbank is wel van oordeel dat het college het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden door die aanpassingen niet kenbaar aan eiser te maken, waardoor eiser zich genoodzaakt heeft gezien om beroep in te stellen. Uit het bestreden besluit alleen is naar het oordeel van de rechtbank niet op te maken dat het college daadwerkelijk tot aanpassing is overgegaan. De enkele stelling dat het college het advies van de bezwaarschriftencommissie overneemt maakt dat onvoldoende duidelijk. In die zin slaagt deze beroepsgrond van eiser wel. Tot vernietiging van het bestreden besluit kan dat echter niet leiden omdat eiser niet inhoudelijk is benadeeld.
Proceskostenvergoeding in bezwaar
14. Eiser stelt dat het college de proceskosten in bezwaar had moeten vergoeden, omdat volgens eiser het primaire besluit herroepen had moeten worden wegens een aan het college te wijten onrechtmatigheid.
15. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.