Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
2.4. Ten aanzien van het onderhavige verzoekschrift neemt de rechtbank in overweging
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft verzoekster op 1 mei 2025 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 juli 2025, waarbij verzoekster en haar beschermingsbewindvoerder en schuldhulpverlener aanwezig waren. De rechtbank heeft het verzoek getoetst aan de criteria van artikel 288 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank concludeert dat verzoekster niet voldoet aan de toewijzingseisen, omdat zij niet kan aantonen dat zij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoek. Verzoekster heeft eerder, in 2014 en 2019, ook al verzoeken tot schuldsanering ingediend, die beide zijn afgewezen. De rechtbank oordeelt dat verzoekster onvoldoende inspanningen heeft geleverd om werk te vinden en haar schulden af te betalen. De rechtbank wijst het verzoek af, met de overweging dat het bij de Wsnp niet alleen om hulpverlening gaat, maar ook om de belangen van de schuldeisers. De beslissing is genomen door mr. P. Hoekstra en is uitgesproken op 30 juli 2025.