ECLI:NL:RBLIM:2025:6993

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
11687124 AZ VERZ 25-50
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen wegens onvoldoende bewijs van disfunctioneren en ziektegerelateerde beperkingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 10 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en [verweerder]. [Verweerder] is sinds 1 november 2024 in dienst bij [verzoekster] als Consultant, maar heeft sinds februari 2025 te maken met gezondheidsproblemen, waaronder sarcoïdose. [Verzoekster] heeft de arbeidsovereenkomst willen ontbinden op basis van verwijtbaar handelen, disfunctioneren en een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de verwijten aan [verweerder] verband houden met zijn ziekte. De rechter heeft vastgesteld dat [verzoekster] niet adequaat heeft ingespeeld op de beperkingen van [verweerder] en onvoldoende heeft onderzocht hoe hij met zijn ziekte in de organisatie kon functioneren. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen of de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. Het verzoek tot ontbinding is afgewezen, evenals het tegenverzoek van [verweerder] om een billijke vergoeding en transitievergoeding, omdat de voorwaarden daarvoor niet vervuld waren. De proceskosten zijn voor rekening van [verzoekster].

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rekestnummer: 11687124 \ AZ VERZ 25-50
Beschikking van 10 juli 2025
in de zaak van
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. M. Rahnama'i,
tegen
[verweerder],
wonend te [woonplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna te noemen: [verweerder] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen 1 tot en met 6
- het verweerschrift, met een tegenverzoek met bijlagen 1 tot en met 7
- de mondelinge behandeling van 19 juni 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Vervolgens is de zaak een week aangehouden om partijen gelegenheid te bieden een minnelijke regeling te bewerkstelligen.
1.3.
Bij e-mailbericht van 27 juni 2025 heeft (de gemachtigde van) [verzoekster] laten weten dat er geen overeenstemming is bereikt en verzocht om een rechterlijke beschikking.
1.4.
Vervolgens is de beschikking bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] , geboren [geboortedatum] 1996, is sinds 1 november 2024 in dienst bij [verzoekster] op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De functie van [verweerder] is Consultant met een loon van € 3.200,00 bruto per maand (bijlage 1 verzoekschrift).
2.2.
Op 19 februari 2025 is [verweerder] in het ziekenhuis opgenomen, waarna bij hem sarcoïdose is vastgesteld.
2.3.
Op 28 februari 2025, 10 maart 2025, 14 maart 2025 en 28 maart 2025 heeft [verweerder] per e-mail gespreksverslagen ontvangen, waarin kort gezegd wordt weergegeven wat er tussen partijen is besproken en welke verbeteringen nodig zijn op het gebied van communicatie, opvolging en samenwerking (bijlage 2 verzoekschrift).
2.4.
Op 14 maart 2025 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [directeur] , directeur, en [verweerder] . In het daarvan opgemaakte gespreksverslag staat voor zover relevant (bijlage 2 verzoekschrift en verweerschrift):
(…) Ondanks dat de uitslagen in het ziekenhuis positief waren afgelopen woensdag, blijf je worstelen met je gezondheid. We hebben besproken dat er volledig begrip is voor je situatie, maar dat je zelf wellicht initiatief kan nemen om zelf te werken aan een oplossing voor jezelf, door contact op te nemen met de huisarts of psycholoog. Dit vraagt initiatief van jezelf, ik hoop dat jij hier opvolging aan gaat geven, zodat het voor jezelf dragelijker kan worden en het wellicht kan bijdragen aan de ambities welke je hebt in relatie tot je werk.
2.5.
[verzoekster] heeft beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden voorgesteld. Daarop heeft [verweerder] bij e-mailbericht van 18 april 2025 gereageerd (bijlage 6 verzoekschrift):
(…) ik niet akkoord ga met het voorstel en deze vaststellingsovereenkomst niet zal ondertekenen. (…) Ik heb mijn werk sinds mijn indiensttreding met inzet en toewijding uitgevoerd, en ook ná mijn diagnose sarcoïdose heb ik mijn best gedaan om mijn verantwoordelijkheden na te komen. Ondanks de cognitieve en fysieke klachten die sarcoïdose met zich meebrengt, heb ik mijn werk voortgezet, en geprobeerd daarbinnen zo goed mogelijk te blijven functioneren. (…) op meerdere momenten mijn werk vooropgesteld, ook wanneer dat ten koste ging van mijn eigen gezondheid. Juist daarom voelt deze situatie voor mij onterecht en pijnlijk.
2.6.
Bij e-mailbericht van 19 april 2025 heeft [verzoekster] [verweerder] meegedeeld dat zij een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter zal indienen (bijlage 6 verzoekschrift).

3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden vanwege een combinatie van gronden, bestaande uit verwijtbaar handelen (e-grond), disfunctioneren (d-grond) en een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond), waardoor van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 onder i BW).
3.2.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. [verweerder] voert daartoe aan dat de kritiek klachten bevat die rechtstreeks te herleiden zijn tot de gevolgen van sarcoïdose: gebrekkige communicatie (mogelijke mentale overbelasting), verminderde reactietijd en inzetbaarheid (fysieke uitputting) en beperkte zichtbaarheid op kantoor (vermoeidheid en herstelbehoefte). Dit zijn bekende klachten binnen het ziektebeeld en hadden moeten worden erkend en gecompenseerd met werkaanpassingen en begrip. [verweerder] stelt verder dat [verzoekster] heeft nagelaten een bedrijfsarts te consulteren of in te schakelen, een traject van taakaanpassing in te richten en in gesprek te gaan over de reële belastbaarheid en fasering van werkzaamheden.
3.3.
Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een billijke vergoeding en een transitievergoeding. [verweerder] heeft een tegenverzoek gedaan. [verweerder] verzoekt veroordeling van [verzoekster] tot betaling van 88 gewerkte doch niet uitbetaalde uren (inclusief wettelijke rente en wettelijke verhoging) en de volledige proceskosten, alsmede te bepalen dat – voor zover [verzoekster] inhoudingen heeft toegepast ter verrekening – dat deze inhouding onrechtmatig is geweest en dient te worden gecorrigeerd en vast te stellen dat [verzoekster] [verweerder] feitelijk heeft belemmerd in het voeren van verweer door directe afsluiting van toegang tot het zakelijke e-mailaccount en digitale werkomgeving, hetgeen heeft geleid tot ongelijkheid in bewijspositie en schending van artikel 6 EVRM.

4.De beoordeling

van het verzoek
4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
4.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is. [1] Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. [2]
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat er geen redelijke grond is voor ontbinding. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.4.
Gedurende het dienstverband (rond 21 februari 2025) is bij [verweerder] sarcoïdose vastgesteld. [verzoekster] is daarmee bekend. Sarcoïdose is een ziekte waarbij ontstekingen ontstaan in organen en weefsels. De meest voorkomende klachten zijn (extreme) vermoeidheid, slaapproblemen, gewrichtsklachten, mentale problemen en concentratieproblemen. Daarnaast heeft [verweerder] (sinds zijn zestiende) diabetes. Na de vaststelling van sarcoïdose bij [verweerder] heeft [verzoekster] het door haar gestelde disfunctioneren van [verweerder] gedocumenteerd. [verzoekster] stelt dat daarvoor ook al sprake was een tekortschieten in het functioneren, maar heeft dit niet onderbouwd. Voor zover toen ook sprake was van disfunctioneren valt in ieder geval niet uit te sluiten dat [verweerder] toen ook al leed aan sarcoïdose.
4.5.
In plaats van zich te richten op de mogelijke beperkingen van [verweerder] in combinatie met zijn gedrag, althans te (laten) onderzoeken op welke wijze [verweerder] met inachtneming van zijn beperkingen een plek kan vervullen binnen haar organisatie, heeft [verzoekster] vooral ingezet op verslaglegging van het disfunctioneren van [verweerder] . [verzoekster] stelt weliswaar dat zij begrip heeft getoond en zich bewust is van de mogelijke gevolgen van deze ziekte voor het functioneren van [verweerder] , maar naar het oordeel van de kantonrechter is onvoldoende naar voren gekomen dat [verzoekster] zich in voldoende mate heeft gerealiseerd wat sarcoïdose (in combinatie met diabetes) voor [verweerder] betekent en wat de mogelijke invloed daarvan is op zijn functioneren.
4.6.
Dat [verweerder] wilde blijven werken en bij [verzoekster] geen aandacht heeft gevraagd voor zijn persoonlijke omstandigheden in relatie tot zijn functioneren, brengt niet mee dat die omstandigheden zijn functioneren niet hebben beperkt. [verzoekster] heeft gesteld dat [verweerder] bij signalen van mogelijke overbelasting of gezondheidsklachten geen proactieve actie heeft ondernomen noch tijdig heeft aangegeven wat de beperkingen en ondersteuningsbehoeften waren, waardoor voor [verzoekster] een onduidelijk en lastig te managen situatie ontstond, die de begeleiding verder bemoeilijkte en [verzoekster] niet in staat is geweest adequaat in te spelen op de werkelijke situatie van [verweerder] . Hoewel uitgangspunt is dat een werknemer zich zelf ziek meldt als hij door ziekte of gebrek niet in staat is om te werken, had het - in het kader van goed werkgeverschap en haar zorgplicht - op de weg van [verzoekster] als werkgever gelegen om de bedrijfsarts in te schakelen. De bedrijfsarts had dan een oordeel daarover kunnen vellen en zo nodig hadden de werkzaamheden aangepast kunnen worden rekening houdende met zijn beperkingen.
4.7.
Het vorenstaande brengt mee dat niet vastgesteld kan worden of de verwijten die [verweerder] worden gemaakt verband houden met de beperkingen die hij ondervindt van zijn sarcoïdose (en diabetes). Het is voor de kantonrechter dan ook niet mogelijk om zich te vergewissen of het thans ingediende verzoek verband houdt met de ziekte van [verweerder] , zodat het verzoek reeds om deze reden niet kan worden ingewilligd. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die desondanks een ontbinding rechtvaardigen. Dit betekent dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden afgewezen.
van het tegenverzoek
4.8.
Omdat de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen, is de voorwaarde waaronder [verweerder] het voorwaardelijk tegenverzoek heeft ingediend niet vervuld. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van [verweerder] tot betaling van een transitievergoeding en billijke vergoeding.
4.9.
Nu het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen en de arbeidsovereenkomst in stand blijft, ligt het onvoorwaardelijk tegenverzoek met betrekking tot de vakantiedagen voor afwijzing gereed aangezien afrekening van vakantiedagen pas aan het einde van het dienstverband plaatsvindt.
4.10.
Ook de vaststelling dat [verzoekster] [verweerder] heeft belemmerd in het voeren van verweer zal worden afgewezen. Deze stelling is onvoldoende onderbouwd. [verweerder] heeft niet aannemelijk gemaakt dat [verzoekster] daarin een actieve rol heeft gehad, bijvoorbeeld door verzoeken van [verweerder] om informatie of documenten stelselmatig af te wijzen.
Proceskosten
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoekster] , omdat [verzoekster] ongelijk krijgt.
4.11.1.
[verweerder] heeft verzocht om vergoeding van de werkelijk door hem gemaakte proceskosten.
4.11.2.
Voor een volledige proceskostenvergoeding is echter geen plaats, nu niet gebleken is dat [verweerder] zich heeft laten bijstaan door een gemachtigde, zijn kosten niet heeft gespecificeerd en evenmin gebleken is dat sprake is van onrechtmatig handelen of misbruik van procesrecht. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat pas sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen als het instellen van het verzoek of het voeren van een verweer, gezien de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als verzoeker zijn verzoek of verweerder zijn verweer baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM.
4.11.3.
De kosten aan de zijde van [verweerder] worden tot deze uitspraak begroot op € 50,00 aan verletkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
op het verzoek
5.1.
wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af,
op het tegenverzoek
5.2.
wijst het verzoek af,
op het verzoek en tegenverzoek
5.3.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten van € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoekster] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad [3] .
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2025.
CJ

Voetnoten

1.Artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 7:669 lid 1 BW.
3.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.