ECLI:NL:RBLIM:2025:6996

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
11712964 AZ VERZ 25-52
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen na verwijten van ernstig verwijtbaar handelen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en [verweerder]. [verzoekster] verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] wegens ernstig verwijtbaar handelen, omdat [verweerder] vertrouwelijke bedrijfsinformatie zou hebben gedeeld met haar voormalige werkgever, [bestuurder 2]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] en haar toenmalige collega [naam 2] misstanden bij [bestuurder 2] hebben gemeld aan [bestuurder 1] van [verzoekster]. Dit gebeurde met instemming van [bestuurder 1], die [verweerder] zelfs vroeg om klantgegevens te wissen. De rechter oordeelde dat de verwijten van [verzoekster] niet konden standhouden, omdat alles met medeweten van [bestuurder 1] is gebeurd. De kantonrechter concludeerde dat er geen redelijke grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en wees het verzoek van [verzoekster] af. Tevens werd [verzoekster] veroordeeld in de proceskosten van [verweerder].

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rekestnummer: 11712964 \ AZ VERZ 25-52
Beschikking van 3 juli 2025
in de zaak van
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. D. Kuijken,
tegen
[verweerder],
wonend te [woonplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. G.M.O. Puddu.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen 1 tot en met 4
- het verweerschrift, tevens een voorwaardelijk tegenverzoek met bijlagen 1 tot en met 10
- de mondelinge behandeling van 19 juni 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] is een organisatie die zich bezighoudt met het adviseren van klanten over duurzame energieoplossingen. Via deze advisering kunnen haar klanten energiecontracten afsluiten bij energieleveranciers gebaseerd op duurzame en schone energie. Daarnaast geeft [verzoekster] adviezen over energiebeheer. [verzoekster] heeft een samenwerking met energieleverancier [bedrijfsnaam 3]
2.2.
De bestuurders van [verzoekster] zijn [bedrijfsnaam 1] (met als enig aandeelhouder en bestuurder [bestuurder 1] ), [bedrijfsnaam 2] en [naam 1] . [bedrijfsnaam 1] is ook bestuurder van [bedrijfsnaam 3]
2.3.
[verweerder] , geboren [geboortedatum] 1993, is sinds 1 december 2023 in dienst bij [verzoekster] op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (tot en met 30 november 2024). De arbeidsovereenkomst is na 30 november 2024 voortgezet voor bepaalde tijd en eindigt van rechtswege op 30 november 2025. De functie van [verweerder] is administratief medewerker met een loon van € 2.597,00 bruto per maand (bijlage 1 verzoekschrift).
2.4.
Voordat [verweerder] bij [verzoekster] in dienst trad was zij werkzaam bij [bedrijfsnaam 4] (hierna: [bedrijfsnaam 4] ), ook een organisatie die klanten adviseert over duurzame energie. [bestuurder 2] is de bestuurder van [bedrijfsnaam 4] .
2.5.
In oktober 2023 hebben [verweerder] en haar toenmalige collega [naam 2] besloten om de misstanden bij [bedrijfsnaam 4] / [bestuurder 2] (beweerdelijk frauderen: het op creatieve wijze sluiten van contracten en vervalsen van handtekeningen, met als doel hoge provisies te kunnen opstrijken en boetes te kunnen innen) te melden bij [bestuurder 1] .
2.6.
Uit de door [verweerder] in het geding gebrachte WhatsApp-correspondentie volgt dat via WhatsApp op 24 oktober 2023 het volgende tussen [verweerder] en [bestuurder 1] is besproken (bijlage 3 verweerschrift):
“(…) [verweerder] : (…) ik dacht eig dat [bestuurder 2] altijd het beste met iedereen voor had..
[bestuurder 1] : Helaas houdt hij iedereen voor de gek. (…) Neem je niets kwalijk! Fijn dat we nu samen optrekken. (…)
[verweerder] : (…) Ja absoluut! [naam 2] en ik zouden nu ook alles doen om de schade zo klein mogelijk te houden en je ook helpen als je iets nodig hebt!
[bestuurder 1] : Super!!! (…)
[verweerder] : Maar stomme vraag (…) als dit allemaal uitkomt, zou ik nieuw werk moeten zoeken denk ik zo hè (…)
[bestuurder 1] : Ik ga niets gebruiken zonder dat ik jou daarbij uit de wind houdt.
[bestuurder 1] : Als jij loyaal bent aan mij dan ben ik dat aan jou
[verweerder] : Ja goed this ook echt niet uit eigen belang! Vind gewoon belangrijk dat deze dingen niet zo gaan lopen zoals hij het wilt of jullie dadelijk met tonnen schade gaan zitten..
[bestuurder 1] : We moeten eerst samen een plan hebben hoe iedereen (klanten/jullie/CE) hier het beste van af kan komen
[bestuurder 1] : Daarna gaan we het pas uitvoeren. (…)
2.7.
Op 30 november 2023 bespreken [verweerder] en [bestuurder 1] via WhatsApp (bijlage 3 verweerschrift):
“(…) [bestuurder 1] : (…) Maar niet erg als je [bestuurder 2] nog een beetje moet ondersteunen?
2.8.
Op 3 december 2023 vindt de navolgende WhatsAppcorrespondentie tussen [verweerder] en [bestuurder 1] plaats (bijlage 3 verweerschrift):
[bestuurder 1] : Hey [verweerder] , Is het nog gelukt met de telefoonnummers en met de mappen?
[verweerder] : Nummers wel! (…) klappers moet ik nog maar heb kantoor sleutel (…)
[bestuurder 1] : Goed bezig (…)
2.9.
Op 11 december 2023 bericht [verweerder] via WhatsApp aan [bestuurder 1] :
“(…) ik kom in zijn mail… vertrouwelijk hè (…)”
2.10.
Op 22 december 2023 stuurt [bestuurder 1] een sms van [bestuurder 2] door aan [verweerder] :
“(…) [bestuurder 1] , goedemiddag. De mail van [verweerder] is hersteld alsmede de doorschakeling van de telefoon. (…) Groet.
2.11.
Daarop reageert [verweerder] :
“Yes zat erbij!
2.12.
Op 9 februari 2024 vraagt [bestuurder 1] aan [verweerder] per WhatsApp:
“ (…) Is het nog gelukt om alles uit perfect view te wissen? (…) Is contractueel met [bestuurder 2] vastgelegd dat hij alles moet wissen dus hij kan je niets maken. (…)”
2.13.
Medio mei 2024 bestaat bij [verzoekster] het vermoeden dat [verweerder] vertrouwelijke bedrijfsgevoelige informatie van [verzoekster] heeft gemaild aan [bestuurder 2] . [verzoekster] heeft [verweerder] daarop aangesproken, maar heeft niet met zekerheid kunnen vaststellen dat [verweerder] deze mails heeft verzonden. [verzoekster] heeft het vervolgens laten rusten.
2.14.
Op 21 januari 2025 heeft [verweerder] zich ziekgemeld en sedertdien is zij arbeidsongeschikt.
2.15.
Op 1 mei 2025 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] en [naam 1] . Bij brief van 2 mei 2025 deelt [naam 1] mee wat er 1 mei is besproken. Daarin staat voor zover relevant (bijlage 6 verzoekschrift):
“(…) Ik heb aangegeven dat wij er (…) niet voldoende in slagen om een volwaardige functie voor jou in te richten. Dit betekent dat jouw arbeidsovereenkomst voor bepaalde – welke afloopt per 1.12.2025 – niet zal worden verlengd. Daarbij heb ik aangegeven dat ik jou per direct vrijstel van werk. Dat betekent dat je tot 1.12.2025 niet meer hoeft te werken maar wel gewoon je loon doorbetaald krijgt. (…) de auto van de zaak per 1.6.2025 of zoveel eerder als mogelijk willen beëindigen. Hetzelfde geldt voor de laptop die ter beschikking is gesteld (…) Tot slot hebben we nog gesproken over diverse verrekeningen die nog plaats moeten vinden. Dit betreft de compensatie voor de fiscale bijtelling voor de auto van de zaak, CAK inhoudingen en bekeuringen.
2.16.
Bij e-mailbericht van 2 mei 2025 deelt [verweerder] aan [naam 1] onder meer mee dat ze, ondanks al haar inzet en loyaliteit, het gevoel heeft dat ze zonder erkenning of bescherming aan de kant wordt gezet. Ze doet een voorstel om de arbeidsovereenkomst in der minne te beëindigen (bijlage 4 verzoekschrift en bijlage 7 verweerschrift).
2.17.
Op 5 mei 2025 ontvangt [verzoekster] / [bedrijfsnaam 3] mails van [bestuurder 2] , waaruit blijkt dat vanaf het e-mailadres [mailadres] documenten (overeenkomst van opdracht tussen [verzoekster] en [naam 3] , partner van [verweerder] , leveringsovereenkomst van [bedrijfsnaam 3] aan een klant, contracten en meterstanden) aan [bestuurder 2] zijn verzonden (bijlagen 3a tot en met 3f verzoekschrift).
2.18.
Bij e-mailbericht van 6 mei 2025 deelt [naam 1] aan [verweerder] mee (bijlage 2 verzoekschrift):
“(…) Wij zijn zeer recent in het bezit gekomen van bijgevoegde emails met daarin vertrouwelijke bedrijfsinformatie van [verzoekster] die jij – terwijl jij al werkzaam was voor [verzoekster] – hebt verstuurd naar [bestuurder 2] van destijds [bedrijfsnaam 4] . Het spreekt voor zich dat dit een ernstige schending van jouw arbeidsovereenkomst is en kwalificeert als een dringende reden voor ontslag op staande voet. Voordat wij verdere stappen zetten nodigen wij jou – in het kader van een voortvarend onderzoek naar deze situatie – uit om morgenvroeg woensdag 7 mei om 09.00u in een Teams meeting hier een verklaring over te geven. Ik stuur de Teams uitnodiging separaat toe.”
2.19.
Op 7 mei 2025 hebben [verzoekster] en [verweerder] over voormelde gesproken.
2.20.
Vervolgens is [verzoekster] overgegaan tot het indienen van onderhavig verzoek.

3.Het verzoek, het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden vanwege ernstig verwijtbaar handelen zonder toekenning van een transitievergoeding. Tevens verzoekt [verzoekster] [verweerder] te veroordelen tot betaling van een boete van € 16.418,00 wegens het overtreden van het geheimhoudingsbeding in artikel 16 van haar
arbeidsovereenkomst.
3.2.
[verzoekster] heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd – kort weergegeven – dat [verweerder] vertrouwelijke bedrijfsgevoelige informatie aan haar voormalige werkgever heeft verzonden en [verzoekster] als gevolg van dit handelen schade heeft geleden doordat klanten contracten hebben beëindigd en zijn overgestapt naar het bedrijf van [bestuurder 2] .
3.3.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, heeft [verweerder] bij tegenverzoek verzocht om toekenning van een transitievergoeding en billijke vergoeding.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
4.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is. [1] Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. [2]
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat er geen redelijke grond is voor ontbinding. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.4.
Vaststaat dat [verweerder] en haar toenmalige collega [naam 2] , beiden destijds werkzaam bij [bedrijfsnaam 4] , [bestuurder 1] hebben benaderd over de misstanden bij [bestuurder 2] . Verder is niet in geschil en blijkt uit de overgelegde WhatsAppcorrespondentie dat [verweerder] en [bestuurder 1] vervolgens gezamenlijk geopereerd hebben om ervoor te zorgen dat de schade voor [bedrijfsnaam 3] zo beperkt mogelijk zou blijven. In dat kader heeft [verweerder] in opdracht en met medeweten van [bestuurder 1] op het kantoor van [bestuurder 2] strafbare feiten gepleegd, te weten het wissen van klantgegevens in de systemen van [bestuurder 2] (Perfect View). [bestuurder 1] heeft hieromtrent bij gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat hij geen vertrouwen erin had dat [bestuurder 2] de gesloten vaststellingsovereenkomst zou nakomen en de gegevens zou wissen en daarom [verweerder] heeft gevraagd om de gegevens te wissen omdat zij nog toegang had tot de systemen. Daaruit blijkt, alsmede ook uit de hiervoor onder randnummers 2.8 en 2.11 weergegeven WhatsAppcorrespondentie, dat [bestuurder 1] op de hoogte was dat [verweerder] op het kantoor van [bestuurder 2] verbleef, [bestuurder 1] wist dat [verweerder] het mailadres bij [bestuurder 2] had behouden en toegang had tot de systemen. De verwijten die [verzoekster] [verweerder] op dit punt maakt, kunnen dan ook geen standhouden. Alles heeft plaatsgevonden met instemming en medeweten van [bestuurder 1] . Uit de overgelegde WhatsAppcorrespondentie volgt verder dat [verweerder] teksten aan [bestuurder 1] ter goedkeuring heeft voorgelegd alvorens die naar [bestuurder 2] te versturen.
4.5.
In het licht van de overgelegde WhatsAppcorrespondentie, waarvan een deel ook hiervoor onder de feiten is weergegeven, vindt de kantonrechter de verklaring van [verweerder] plausibel dat zij de - als bijlage 2 bij verzoekschrift overgelegde - documenten op verzoek van [bestuurder 2] heeft gemaild en daarbij haar oude mailadres ( [mailadres] ) heeft gebruikt, het account dat ze ook nodig had om in de systemen (Perfect View) van [bestuurder 2] te komen. Dat [verweerder] prioriteit gaf aan het wissen van duizenden klantgegevens boven het verstrekken van enkele vertrouwelijke documenten is evenzeer plausibel. In dat kader heeft [verweerder] verder nog onweersproken gesteld dat slechts één document ongelukkig was. [verzoekster] stelt weliswaar maar heeft nagelaten te onderbouwen dat daaruit schade is voortgevloeid. Voor zover daaruit schade is voortgevloeid, is de kantonrechter van oordeel dat dit voor rekening van [verzoekster] komt, nu zij [verweerder] heeft aangezet op deze manier te werk te gaan.
4.6.
De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden ontbonden en het verzoek zal worden afgewezen. Het verweer van [verweerder] dat het ontbindingsverzoek verband houdt met het opzegverbod wegens ziekte kan gelet op het vorenstaande onbesproken blijven.
4.7.
Omdat de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen, is de voorwaarde waaronder [verweerder] het voorwaardelijk tegenverzoek heeft ingediend niet vervuld. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van [verweerder] .
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoekster] , omdat [verzoekster] ongelijk krijgt en sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen van [verzoekster] . [verzoekster] (in de persoon van [bestuurder 1] ) heeft [verweerder] immers opdracht gegeven tot het plegen van strafbare feiten. De proceskosten aan de zijde van [verweerder] worden begroot op € 949,00 (€ 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af,
5.2.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoekster] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad [3] .
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2025.
CJ

Voetnoten

1.Artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 7:669 lid 1 BW.
3.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.