ECLI:NL:RBLIM:2025:7162
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Regeling tijdelijke tegemoetkoming rijnvarenden en de toepassing van het evenredigheidsbeginsel
Deze uitspraak betreft de vraag of eiseres recht heeft op een tegemoetkoming op grond van de Regeling tijdelijke tegemoetkoming rijnvarenden voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 april 2010. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag van eiseres niet in aanmerking komt voor de regeling, omdat deze periode buiten het toepassingsbereik valt. De rechtbank volgt het standpunt van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die de aanvraag heeft afgewezen. De Regeling wordt getoetst aan het evenredigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, en de rechtbank concludeert dat de Regeling niet onrechtmatig is. Eiseres krijgt geen gelijk en haar beroep wordt ongegrond verklaard. Wel wordt eiseres een schadevergoeding van € 1.000,- toegekend vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank legt uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen, waarbij zij de beroepsgronden van eiseres in overweging neemt. De rechtbank benadrukt dat de Regeling een algemeen verbindend voorschrift is en dat de minister bij de totstandkoming ervan veel beslissingsruimte heeft. De rechtbank concludeert dat de keuze voor de aanvangsdatum van de tegemoetkoming niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, omdat de nadelige situatie pas per 1 mei 2010 is ontstaan. De rechtbank wijst de verzoeken van eiseres om schadevergoeding voor de overschrijding van de redelijke termijn toe, waarbij de minister en de Staat der Nederlanden elk een deel van de schadevergoeding moeten betalen.