4.1.Eisers hebben gezamenlijk bezwaar gemaakt tegen die omgevingsvergunning. Bij de beslissing op bezwaar van 25 oktober 2023 heeft het college de bezwaren gegrond verklaard en vastgesteld dat door het college ten onrechte de reguliere procedure is toegepast. Het college heeft hierna alsnog gebruik gemaakt van de uitgebreide procedure uit artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wabo. Hij heeft dit gedaan door tegelijk met het bestreden besluit een ontwerp-omgevingsvergunning ter inzage te leggen. Eisers hebben vervolgens hun zienswijzen ingediend. Bij bestreden besluit is de omgevingsvergunning verleend, waarbij wel naar aanleiding van de ingediende zienswijzen aanvullende voorschriften aan de omgevingsvergunning zijn verbonden. Het college heeft, volgens het bestreden besluit, voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ medewerking verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3, van de Wabo en op grond dat de afwijking van het bestemmingsplan niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening.
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend voor het tijdstip van inwerktreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk voor dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 23 december 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold voor 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Verklaring van geen bedenkingen
6. Eisers stellen dat ten onrechte geen verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is overgelegd en dus dat de bevoegdheid voor het college om de omgevingsvergunning te verlenen ontbreekt. Een verklaring van geen bedenkingen is volgens eisers wel nodig. Volgens hen is namelijk niet voldaan aan de voorwaarden die voortvloeien uit het delegatiebesluit van de raad. Daartoe voeren zij aan dat de aanvraag niet past binnen het woningbouwprogramma van de gemeente. Eisers betogen dat het woningbouwprogramma niet kan worden gelijkgesteld met gemeentelijk beleid; volgens hen moet een aanvraag zowel in overeenstemming zijn met het beleid als binnen het woningbouwprogramma passen. Daarnaast voeren zij aan dat het college niet het orgaan is dat het delegatiebesluit heeft genomen en daarom niet bevoegd is om dat besluit zelfstandig nader te interpreteren of toe te passen.
7. De rechtbank overweegt dat de gemeenteraad bij besluit van 23 maart 2021 heeft besloten dat geen verklaring van geen bedenkingen is vereist voor projecten die onder meer passen binnen de beleidskaders (vastgesteld structuurplan, structuurvisie, beleidsregel, beleidsnotitie) en het woningbouwprogramma. De rechtbank stelt vast dat de beroepsgrond van eisers ziet op het onderdeel ‘woningbouwprogramma’ in die zin dat uit het bestreden besluit niet volgt (a) wat het woningbouwprogramma is en (b) dat daaraan is voldaan om zodoende een verklaring van geen bedenkingen niet nodig te maken. Eisers stellen in hun beroepschrift niet ter discussie dat de aanvraag aan de overige beleidskaders die genoemd worden in het delegatiebesluit voldoet. De rechtbank ziet ook geen reden om hier anders over te denken.