Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De onderbouwing
3.De ontvankelijkheid
4.Het mentorschap
[betrokkene]vanwege de geestelijke of lichamelijke toestand;
[verzoekster], wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] .
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 25 juli 2025 een beschikking gegeven op een verzoek tot instelling van mentorschap. De verzoekster, de overste van een congregatie, heeft een verzoek ingediend om mentorschap voor een lid van haar congregatie, die al geruime tijd in een zorginstelling verblijft. De verzoekster behoort niet tot de kring van personen die op grond van artikel 1:451 BW het verzoek kunnen doen, maar de kantonrechter oordeelt dat er een langdurige band bestaat tussen de verzoekster en de betrokkene, die zwaarder weegt dan de strikte toepassing van de wet. De kantonrechter stelt vast dat de verzoekster regelmatig contact heeft met de betrokkene en dat zij wordt beschouwd als een volwaardige gesprekspartner door de zorginstelling. Gezien de geestelijke en lichamelijke toestand van de betrokkene, die niet in staat is om haar niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen, wordt het verzoek tot instelling van mentorschap toegewezen. De kantonrechter benoemt de verzoekster tot mentor, zonder dat zij daarvoor een vergoeding in rekening zal brengen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.