ECLI:NL:RBLIM:2025:7249

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
C/03/343146 KG ZA 25-248
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardeloosverklaring hypothecaire inschrijving in kort geding met betrekking tot ontbonden vennootschappen

In deze zaak heeft eiseres, eigenaar van twee panden, een kort geding aangespannen tegen twee ontbonden besloten vennootschappen, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met als doel de hypothecaire inschrijvingen op haar panden waardeloos te laten verklaren. De hypotheken waren gevestigd ter zekerheid van leningen die inmiddels volledig waren afgelost door middel van dividenduitkeringen. De vennootschappen zijn ontbonden en bestaan niet meer, waardoor zij niet in staat zijn om de hypotheken te doorhalen. Eiseres heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, omdat de Belastingdienst beslag heeft gelegd op de panden en zij de opbrengst van de verkoop van een van de panden wil gebruiken om haar privéschulden af te lossen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de hypothecaire inschrijvingen waardeloos verklaard moeten worden, omdat de vennootschappen niet meer bestaan en de hypotheken teniet zijn gegaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en gaat in kracht van gewijsde, omdat eiseres heeft verklaard af te zien van hoger beroep. Eiseres moet haar eigen proceskosten dragen, ondanks dat zij materieel in het gelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/343146 / KG ZA 25-248
Vonnis in kort geding van 22 juli 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. J.A.M.W. Snackers-Lutgens,
tegen
1. de ontbonden besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
laatstelijk statutair gevestigd te [vestigingsplaats 1] , en
2. de ontbonden besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
laatstelijk statutair gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagden,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 9,
- de brief van de rechtbank van 7 juli 2025,
- de overgelegde producties 10 en 11,
- de mondelinge behandeling van 8 juli 2025.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaresse van twee panden gelegen aan de [adres 1] te [plaats 1] en de [adres 2] te [plaats 2] (hierna: de Panden).
2.2.
Uit de registers van het Kadaster volgt dat op de Panden de volgende hypotheekrechten rusten: het pand aan de [adres 1] te [plaats 1] is bezwaard met een recht van hypotheek voor een bedrag van € 225.000,- ten behoeve van [gedaagde 2] en een recht van hypotheek voor een bedrag van € 300.000,- ten behoeve van [gedaagde 1] . Het pand aan de [adres 2] te [plaats 2] is bezwaard met een recht van hypotheek voor een bedrag van € 320.000,- ten behoeve van [gedaagde 2] .
2.3.
Blijkens de jaarrekeningen over 2021 van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] zijn voornoemde geldleningen (in totaal € 545.000,- van [gedaagde 2] en € 300.000,- van [gedaagde 1] ) afgelost door middel van dividenduitkeringen.
2.4.
Uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat [gedaagde 2] bij ontbindingsbesluit van 23 juni 2023 is ontbonden en wegens gebrek aan baten heeft opgehouden te bestaan. [gedaagde 2] is vervolgens op 6 juli 2023 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. [gedaagde 1] is blijkens het handelsregister bij ontbindingsbesluit van 10 november 2023 ontbonden en wegens gebrek aan baten opgehouden te bestaan. Op 25 januari 2024 is [gedaagde 1] uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. [eiseres] was enig bestuurder en enig aandeelhouder van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en is voor beide ontbonden vennootschappen aangewezen als bewaarder van boeken en bescheiden.
2.5.
De Belastingdienst heeft op 25 maart 2023 executoriaal beslag gelegd op de Panden.
2.6.
Tot op heden zijn de hypothecaire inschrijvingen in de registers van het Kadaster niet doorgehaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. dat:
- de hypothecaire inschrijving gevestigd op het onroerend goed gelegen aan de [adres 1] te [plaats 1] (kadastraal bekend als [kadastrale gegevens 1] ) ten behoeve van [gedaagde 1] en afkomstig uit stuk [nummer 1] , groot € 300.000,-;
- de hypothecaire inschrijving gevestigd op het onroerend goed gelegen aan de [adres 1] te [plaats 1] (kadastraal bekend als [kadastrale gegevens 1] ) ten behoeve van [gedaagde 2] en afkomstig uit stuk [nummer 2] , groot € 225.000,-;
- de hypothecaire inschrijving gevestigd op het onroerend goed gelegen aan de [adres 2] te [plaats 2] (kadastraal bekend als [kadastrale gegevens 2] ) ten behoeve van [gedaagde 2] en afkomstig uit de stukken [nummer 3] , [nummer 4] , groot € 320.000,-;
in het kadaster waardeloos worden verklaard in de zin van artikel 3:29 BW,
II. voor recht te verklaren dat gelet op de berusting zijdens [eiseres] het vonnis direct in kracht van gewijsde gaat,
III. de bewaarder wordt gemachtigd om na inschrijving van dit vonnis tot doorhaling van de hypothecaire inschrijving over te gaan.
3.2.
[eiseres] stelt ter onderbouwing van haar vorderingen het volgende. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben leningen verstrekt aan [eiseres] en tot zekerheid van de terugbetaling daarvan zijn hypotheekrechten op de (privé)panden van [eiseres] gevestigd. De leningen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn geheel terugbetaald middels een dividenduitkering. Het hypotheekrecht is echter ten onrechte niet doorgehaald en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kunnen dit niet doen, omdat zij niet meer bestaan. Zolang deze situatie voortduurt, kan [eiseres] de panden niet verkopen en de liquide middelen niet gebruiken om haar privéschulden af te lossen. Dit terwijl de Belastingdienst kenbaar heeft gemaakt bereid te zijn om het beslag op een van de panden op te heffen als het hypotheekrecht waardeloos is verklaard.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De betekening van de dagvaarding
4.1.
In de onderhavige zaak is volstaan met dagvaarding zonder betekening. Hoewel daartoe – anders dan gesteld door [eiseres] – geen mondelinge of schriftelijke last door de voorzieningenrechter is verstrekt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat, gelet op de omstandigheden van dit specifieke geval, de dagvaarding niet alsnog betekend hoeft te worden. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
4.2.
Als vaststaand kan worden aangenomen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn ontbonden en wegens gebrek aan baten zijn opgehouden te bestaan. Dat heeft tot gevolg dat een eventuele betekening van de dagvaarding tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] zal leiden, omdat een niet-bestaande partij niet betrokken kan worden in een procedure. Daarbij komt dat aan het doel van de betekening van een dagvaarding, namelijk zo veel mogelijk zekerstellen dat de gedaagde op de hoogte is van de procedure die tegen hem wordt ingesteld, is voldaan. [eiseres] , als voormalig enig aandeelhoudster en bestuurster en thans bewaarder van de boeken en bescheiden van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is immers op de hoogte van de procedure en is ook ter zitting aanwezig geweest – zij het dat zij niet meer kan verschijnen als vertegenwoordiger van de niet langer bestaande rechtspersonen. Gelet hierop is niet aannemelijk dat de dagvaarding [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als gevolg van het achterwege blijven van betekening niet heeft bereikt, of dat zij of eventuele rechtsopvolgers hierdoor in hun belangen zijn geschaad. De voorzieningenrechter komt daarmee toe aan beoordeling van het gevorderde.
Spoedeisend belang
4.3.
[eiseres] heeft voldoende spoedeisend belang bij de vorderingen. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de Belastingdienst executoriaal beslag heeft gelegd op de panden en dat zij haar privéschulden met de opbrengst uit de verkoop van één van de panden wil aflossen. Zij heeft al een koper gevonden en de Belastingdienst heeft kenbaar gemaakt bereid te zijn om het beslag op een van de panden op te heffen als het hypotheekrecht waardeloos is verklaard.
Waardeloosverklaring
4.4.
Artikel 3:274 lid 1 BW bepaalt dat wanneer een hypotheek is tenietgegaan, de schuldeiser verplicht is om aan de rechthebbende op het bezwaarde goed bij authentieke akte te verklaren dat de hypotheek is vervallen. In lid 3 van deze bepaling staat dat artikel 3:29 BW van overeenkomstige toepassing is wanneer die verklaring niet wordt afgegeven. Artikel 3:29 lid 1 BW bepaalt dat wanneer de vereiste verklaring niet wordt afgegeven de rechtbank de inschrijving waardeloos verklaart op vordering van de onmiddellijk belanghebbende. Dit kan ook in kort geding.
4.5.
Volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel zijn [gedaagde 2] en [gedaagde 1] na de ontbindingsbesluiten van respectievelijk 23 juni 2023 en 10 november 2023 bij gebrek aan baten opgehouden te bestaan. Een vennootschap die niet meer bestaat kan in beginsel niet in rechte worden betrokken, omdat deze geen partij meer kan zijn in een procedure. [eiseres] zal daarom in haar vorderingen jegens gedaagden niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
4.6.
[eiseres] is echter aan te merken als onmiddellijk belanghebbende in de zin van artikel 3:29 lid 1 BW en uit dien hoofde heeft zij een zelfstandig belang om de inschrijving van het hypotheekrecht waardeloos te (laten) verklaren nu degenen die de verklaring hadden behoren af te geven – [gedaagde 1] en [gedaagde 2] – dat niet kunnen doen omdat zij niet meer bestaan.
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de ten behoeve van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gevestigde hypotheekrechten zijn tenietgegaan. De stelling van [eiseres] dat de leningen zijn afgelost vindt steun in de overgelegde jaarrekeningen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] uit 2021. Daarnaast blijkt uit de overgelegde jaarrekeningen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] uit 2023 dat beide vennootschappen vóór hun ontbinding niets meer te vorderen hadden van [eiseres] . De overgelegde eigen verklaring van [eiseres] alsmede de e-mail van de accountant van 13 juni 2025 bevestigen ook dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vóór hun ontbinding al niets meer van haar te vorderen hadden. De voorzieningenrechter zal daarom de hypothecaire inschrijvingen waardeloos verklaren.
Kracht van gewijsde
4.8.
Op grond van artikel 3:29 lid 4 BW kan de in dit vonnis te geven verklaring van waardeloosheid niet eerder worden ingeschreven dan nadat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Dit vonnis gaat pas in kracht van gewijsde als er geen rechtsmiddel meer tegen open staat. De hoger beroepstermijn bedraagt vier weken. Intussen kan [eiseres] haar pand niet verkopen, terwijl zij reeds een koper heeft gevonden. Op grond van artikel 334 Rv is het mogelijk af te zien van een recht op hoger beroep en te berusten in een vonnis. [eiseres] heeft zowel in de dagvaarding als ter zitting ondubbelzinnig verklaard bij toewijzing van de vordering tot waardeloosverklaring van het recht op hoger beroep af te zien. Nu aan die voorwaarde is voldaan, betekent dit dat er geen rechtsmiddel tegen dit vonnis open staat en dat het per vandaag in kracht van gewijsde gaat.
De machtiging van de bewaarder
4.9.
Uit artikel 3:29 lid 4 BW volgt dat dit vonnis na inschrijving de bewaarder machtigt tot doorhaling van de waardeloze inschrijving, zodat toewijzing van deze vordering niet nodig is.
Proceskosten
4.10.
Aangezien [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet bestaan, zal [eiseres] , hoewel zij materieel in het gelijk is gesteld, de eigen kosten moeten dragen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart de hypothecaire inschrijving gevestigd op het onroerend goed gelegen aan de [adres 1] te [plaats 1] (kadastraal bekend als [kadastrale gegevens 1] ) ten behoeve van [gedaagde 1] en afkomstig uit stuk [nummer 1] , groot € 300.000,-, de hypothecaire inschrijving gevestigd op het onroerend goed gelegen aan de [adres 1] te [plaats 1] (kadastraal bekend als [kadastrale gegevens 1] ) ten behoeve van [gedaagde 2] en afkomstig uit stuk [nummer 2] , groot € 225.000,- en de hypothecaire inschrijving gevestigd op het onroerend goed gelegen aan de [adres 2] te [plaats 2] (kadastraal bekend als [kadastrale gegevens 2] ) ten behoeve van [gedaagde 2] en afkomstig uit de stukken [nummer 3] , [nummer 4] , groot € 320.000,-, waardeloos in de zin van artikel 3:29 Burgerlijk Wetboek,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
bepaalt dat [eiseres] haar eigen proceskosten draagt,
5.4.
verstaat dat er geen rechtsmiddel tegen dit vonnis open staat en dat het per vandaag in kracht van gewijsde gaat,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C.M. Hurkens, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025.
type: FL
coll: