3.3.Tevens heeft [naam] een rapport ‘Akoestisch onderzoek terrasgeluid dakterrassen verbouwing en herbestemming voormalig hotel [naam], hoek [adres] en [adres] te Valkenburg a/d Geul’ van 28 juni 2023 (rapport 23.064.1 / 24.023.1) opgesteld. Daarin is vermeld dat beoordeling van het geluid van het dakterras (hoog en laag) op grond van het Abm niet is vereist, maar dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening is beoordeeld wat de gevolgen van het stemgeluid van bezoekers hierop zijn voor de omgeving. Gezien het maximaal aantal personen van 80 en 15 op respectievelijk het hoge en het lage terras is voor de piekbelasting een bronvermogen van 95 dB(A) aangehouden. Bij de beoordeling van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau is per bezoeker van een bronvermogen van 70 dB(A) uitgegaan (het bronvermogen van een ‘verheven’ stem) en is aangenomen dat de helft van de aanwezige personen tegelijkertijd geluid produceert. Door het toepassen van een absorberende afschermende dakrand met een hoogte van 1,20 meter wordt volgens het rapport voldaan aan de geluidnormen van het Abm.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Daarbij is binnenplans en via de zogenaamde kruimelgevallenregeling - zie verder onder 13 t/m 16 - afgeweken van het omgevingsplan. Bij het gebruik maken van de bevoegdheid om van het omgevingsplan af te wijken is onder meer getoetst aan artikel 10, vierde lid, van de ‘Beleidsregel voor bouwen en gebruik in strijd met het planologisch regime’. Aan de omgevingsvergunning is als voorschrift verbonden dat ‘de dakconstructie dient te worden uitgevoerd conform de uitkomsten van het ‘Akoestisch onderzoek terrasgeluid dakterrassen’.
5. Tegen het primaire besluit zijn door omwonenden zeven bezwaarschriften ingediend. De commissie bezwaarschriften Gemeente Valkenburg aan de Geul (de commissie) heeft verweerder geadviseerd het primaire besluit in stand te laten met inachtneming van de overwegingen van de commissie, mits de goede ruimtelijke onderbouwing nader kan worden gemotiveerd.
6. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit, onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de maatregelen, die in de akoestische onderzoeken worden genoemd, alsnog als aanvullende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbonden (bijlage 3 bij de bestreden besluiten). Verweerder heeft de overige bezwaarschriften van omwonenden eveneens ongegrond verklaard. Daartegen zijn nog twee andere beroepen ingesteld.
7. Verzoekers, die op korte afstand van het bouwplan wonen, voeren aan dat het beoogd gebruik niet past binnen het omgevingsplan dat ter plaatse alleen horeca in categorie 4 toestaat. De dakterrassen vallen daar niet onder en zij verwachten overlast van het gebruik daarvan. Volgens verzoekers is geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening en wordt niet voldaan aan artikel 10, vierde lid, van de desbetreffende beleidsregel. Volgens dat beleid mag een nieuwe functie geen onevenredig negatieve milieueffecten veroorzaken en moet een goed woon- en leefklimaat zijn gewaarborgd. Daaraan wordt niet voldaan door de intensivering van het gebruik en de ‘cumulatie’ van de verschillende functies, aldus verzoekers. Zij verwachten daarvan onder andere gecumuleerde geluidoverlast, die volgens hen onvoldoende in de beoordeling is betrokken. De [adres] en [adres] kenmerken zich door een rustige woonfunctie en het project past niet in de omgeving. Verzoekers bestrijden verweerders standpunt dat de nieuwe functies niet zorgen voor een significante bijdrage aan het bestaande omgevingsgeluid. Verweerder heeft dat onvoldoende onderbouwd. De voorschriften die over het gebruik van het dakterras zijn gesteld, zijn onvoldoende om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen, zijn onduidelijk en niet handhaafbaar, aldus verzoekers. Daarbij komt dat het akoestisch onderzoek ten aanzien het dakterras volgens verzoekers op onjuiste uitgangspunten is gebaseerd. Zij hebben verwezen naar een contra-expertise van [naam] die in een andere zaak is ingebracht. De combinatie van terras en hoofdentree zullen eveneens voor aanzienlijke overlast zorgen. Tevens verwachten verzoekers ernstige overlast van de aan- en afvoer van goederen, drank, etenswaar en afval, die zal plaatsvinden aan de ingang aan de [adres]. Verweerder heeft volgens verzoekers bij de door hem te maken belangenafweging daar ten onrechte geen rekening mee gehouden. Ten slotte zal de verkeersbelasting en parkeerdruk als gevolg van de nieuwe functies toenemen en er is een onjuiste toepassing gegeven aan de hardheidsclausule uit de ‘Beleidsregel vakantiewoningen en vakantie appartementen’, aldus verzoekers.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
8. In artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat indien tegen een besluit beroep is ingesteld bij de rechtbank, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
9. De voorzieningenrechter concludeert dat aan de eerste twee in artikel 8:81 van de Awb geformuleerde formele vereisten is voldaan nu verzoekers een beroepschrift hebben ingediend tegen het besluit ter zake waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en deze rechtbank bevoegd moet worden geacht om van de hoofdzaken kennis te nemen.
10. Nu de verzoeken als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb zijn gedaan terwijl beroep is ingesteld bij de rechtbank, kan de voorzieningenrechter, ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Awb, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak indien hij na de behandeling van het verzoek ter zitting van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak (zogenoemde kortsluiting). In het onderhavige geval zijn nog twee andere beroepszaken (ROE 24 / 5105 van [naam] en ROE 24 / 5162 van [naam]) aanhangig, waarin geen voorlopige voorziening is gevraagd. Omdat deze andere zaken niet gepland konden worden op de zitting van 3 juli 2025, is reeds om die reden kortsluiting niet aan de orde.
11. De voorzieningenrechter zal zich dus in deze zaken beperken tot een oordeel of er aanleiding bestaat met toepassing van artikel 8:81 van de Awb ter voorkoming van onevenredig nadeel bij verzoekers een voorlopige voorziening te treffen. Voor zover de voorzieningenrechter in dat kader toekomt aan een beoordeling van de rechtmatigheid van de bestreden besluiten, heeft dat oordeel een voorlopig karakter en bindt dat de rechtbank in de bodemzaken niet.
12. De relevante artikelen uit het omgevingsplan en de desbetreffende beleidsregels zijn vermeld in een bijlage die onderdeel van deze uitspraak uitmaakt.
13. Bij de behandeling van de verzoeken ter zitting heeft de voorzieningenrechter ambtshalve bij wijze van aanvulling van de rechtsgronden aan de orde gesteld of verweerder bevoegd was artikel 4, aanhef en negende lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) toe te passen.
14. Ingevolge het bepaalde in artikel 4, aanhef en negende lid, van bijlage II bij het Bor komt voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2˚ van de Wabo van het bestemmingsplan kan worden afgeweken, in aanmerking: het gebruiken van bouwwerken,
eventueel in samenhang met bouwactiviteiten diede bebouwde oppervlakte of
het bouwvolume niet vergroten, en van bij de bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers.
15. Ingevolge de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 13 mei 2020, heeft het begrip gebruiken in artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II van het Bor niet alleen betrekking op het gebruik van bouwwerken, maar ook op het bouwen in strijd met het bestemmingsplan. Dit laat onverlet dat ook bij bouwen in strijd met het bestemmingsplan moet worden voldaan aan de voorwaarden die in artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II van het Bor worden gesteld, waaronder de voorwaarde dat de bouwactiviteiten de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet mogen vergroten.
16. In het primaire besluit is vermeld dat ter plaatse van de [adres] een trap en een lift naar twee dakterrassen worden gerealiseerd. Daarvoor wordt een bouwdeel verhoogd. Dit planonderdeel is volgens verweerder strijdig met artikel 15.2.1 (maximale goothoogte van het hoofdgebouw), artikel 15.2.1, onder d, (gebouwen dienen te worden afgedekt met een kap met een bepaalde dakhelling) en artikel 15.1, onder q, (horeca in cat. 1 t/m 3 is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van centrum – horecaconcentratiegebied’ en die functieaanduiding ontbreekt. Daarbij is verder vermeld dat deze laatste strijdigheid ook geldt voor het gebruik van de dakterrassen die via de trap en lift kunnen worden bereikt. Ten aanzien van de strijdigheid met de maximale goothoogte is binnenplans afgeweken met toepassing van artikel 72.1, onder b, (afwijking maten die niet meer bedraagt dan 10% en waardoor belangen van derden niet onevenredig worden benadeeld).
17. De voorzieningenrechter stelt vast dat volgens verweerder de functiewijziging ziet op het hele pand met uitzondering van het deel dat voor de discotheek/dancing zal worden gebruikt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich terecht op dat standpunt gesteld. Voor de bouw van de trap en lift ([adres]) was daarom niet alleen een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo (bouwen) maar ook een omgevingsvergunning als bedoeld onder artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo nodig. Die laatste kan voor de aan-/uitbouw in verband met de realisatie van een trap en lift naar het (hoge) dakterras niet met onderdeel 9 van artikel 4 van Bijlage II van het Bor worden verleend, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat de bouwactiviteiten het bouwvolume niet mogen vergroten.
18. Op grond van voorgaande overwegingen is de voorzieningenrechter van oordeel dat de omgevingsvergunning gebrekkig tot stand is gekomen. Het lijkt op voorhand mogelijk om dat gebrek te herstellen door toepassing van een combinatie van onderdeel 1 en onderdeel 9 van artikel 4 van Bijlage II van het Bor. De vraag of sprake is een goede ruimtelijke ordening en de te maken belangenafweging is dan niet anders. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het geconstateerde bevoegdheidsgebrek nu dat herstelbaar is, geen aanleiding geeft om ter voorkoming van onevenredig nadeel bij verzoekers een voorlopige voorziening te treffen door de omgevingsvergunning (gedeeltelijk voor zover het de aan-/uitbouw betreft) te schorsen. Daartoe is in aanmerking genomen dat verzoekers van de aan-/uitbouw zelf geen hinder ondervinden. Met de trap en lift kan wel het dakterras worden bereikt. De beroepsgronden van verzoekers richten zich tegen het
gebruikdaarvan. Of er aanleiding bestaat in verband daarmee een voorlopige voorziening te treffen, zal de voorzieningenrechter hierna beoordelen.
De ingang, de disco, het terras op de begane grond en de (inpandige) toevoeging van horeca-functies met uitzondering van de dakterrassen, parkeren en verkeer
19. Bij de beoordeling of verweerder bij afweging van de in aanmerking te nemen belangen hiervoor omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen, is in het onderhavige geval van belang dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bij de vraag of het bevoegd gezag zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat de ruimtelijke gevolgen van een project (niet) zodanig zijn dat daarom de omgevingsvergunning had moeten worden geweigerd, moet worden beoordeeld wat er op grond van het geldend bestemmingsplan (fictief) ter plaatse maximaal mogelijk is. Aan de hand daarvan moet beoordeeld worden of de rechtzoekende door het afwijken van het bestemmingsplan wordt benadeeld.
20. Verweerder heeft toegelicht dat er volgens het aangevraagde en vergunde bouwplan aan de Koninginneweg geen ingang voor bezoekers komt. De discotheek is op grond van het omgevingsplan rechtstreeks planologisch toegestaan. Verweerder stelt terecht dat verzoekers op grond daarvan al een bepaalde mate van overlast hebben te dulden. In het omgevingsplan is verder niet geregeld dat c.q. waar de ingang voor bezoekers (of leveranciers) moet komen. Bij de keuze voor de ingang voor bezoekers is met de belangen van omwonenden rekening gehouden. Verweerder heeft verder als voorschrift aan de omgevingsvergunning verbonden dat het laden en lossen alleen in de ochtendperiode is toegestaan. Verder heeft verweerder toegelicht dat er geen buitenterras op straatniveau is aangevraagd of vergund. Op de hoek [adres] wordt een serre gebouwd met zitgelegenheid voor bezoekers. Er komt dus op de begane grond in deze ruimte geen (buiten)terras maar alleen een volledig met glas afgesloten serre, zodat voor overlast zoals van een buitenterras niet hoeft te worden gevreesd. Verder heeft verweerder toegelicht dat er geen parkeermogelijkheden voor bezoekers zijn. Er mag ter plaatse alleen door vergunninghouders worden geparkeerd. Wanneer bezoekers daar parkeren, dient daartegen handhavend te worden opgetreden.
21. Dat een discotheek ter plaatse planologisch is toegestaan, neemt niet weg dat, zoals verweerder volgens de voorzieningenrechter terecht heeft opgemerkt, de op grond van het onder 3.2 vermelde akoestisch onderzoeken vereiste akoestische voorzieningen moeten worden getroffen om aan de geldende grenswaarden voor geluid te kunnen voldoen. Ingevolge voorschrift 14 van de omgevingsvergunning dient tenminste vier weken voor ingebruikname van de discotheek een akoestisch onderzoek overgelegd te worden, waaruit blijkt dat de voorgeschreven akoestische maatregelen adequaat zijn uitgevoerd en de beoogde geluidreductie is behaald. Verweerder heeft verder toegelicht dat ook in het kader van de milieubelastende activiteit voor ingebruikname nog een controlemeting dient te worden uitgevoerd. Feitelijke ingebruikname van de discotheek is afhankelijk van de uitkomst van dat onderzoek. Het kan zijn dat vergunninghoudster additionele maatregelen moet treffen, dat het maximale zendniveau verlaagd moet worden of ander maatwerk moet worden toegepast. In de eveneens benodigde exploitatievergunning kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld om overlast als gevolg van komen en gaan van bezoekers van de discotheek te beperken. De laad- en losactiviteiten die alleen in de ochtend mogen plaatsvinden, moeten eveneens voldoen aan de geluidnormen van het tijdelijk deel van het omgevingsplan en zo nodig kan handhavend worden opgetreden.
22. Gelet op voorgaande overwegingen bestaat er geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat door de inpandige gebruikswijziging die erop ziet dat naast het al planologische toegestane gebruik van horeca in categorie 4 (discotheek/dancing) ook andere lagere horeca categorieën worden toegestaan, de belangen van verzoekers bij behoud van een goed woon- en leefklimaat niet onevenredig worden geschaad in vergelijking met de met vergunningverlening te dienen doelen. Gelet op verweerders toelichting leidt de intensivering van het gebruik niet tot een toename van parkeerdruk of verkeersbelasting op grond waarvan verweerder medewerking had moeten weigeren. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter maken de bestreden besluiten in dit opzicht geen gerede kans in de bodemzaken niet in stand te kunnen blijven. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat in zoverre geen grond.
23. Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en hij moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
24. Uit jurisprudentie van de Afdeling volgt dat de bescherming van het milieu tegen hinder die gepaard gaat met het uitoefenen van een activiteit waarop de afwijking ziet, een aspect betreft waarvan de beoordeling primair plaats dient te vinden in het kader van de
milieuregelgeving.Voor het oordeel dat in redelijkheid niet van de planregels kon worden afgeweken, kan aanleiding bestaan indien ernstig moet worden betwijfeld of voor de beoogde activiteit naleving mogelijk is van regels die bij algemene maatregel van bestuur krachtens de Wet milieubeheer zijn gesteld. In onderhavig geval was dat voor het geluid van de inrichting geregeld in artikel 2.17 e.v. van het Abm (en na 1 januari 2024 in de artikelen 22.60 tot en met 22.63 van het tijdelijk deel van het omgevingsplan (de zogenaamde bruidsschat)). In het kader van de beoordeling van de
ruimtelijke aanvaardbaarheiddient tevens rekening te worden gehouden met geluidbronnen die op grond van artikel 2.18 van het Abm in dat kader buiten beschouwing blijven. Verder kan sprake zijn van cumulatie met andere geluidbronnen waardoor geen sprake meer is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook met die mogelijkheid moet verweerder bij zijn beoordeling in het ruimtelijk spoor rekening houden en in zijn afweging betrekken.
25. Dakterrassen zijn, zoals verweerder in het primaire besluit en naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter terecht heeft vastgesteld, niet op grond van het omgevingsplan rechtstreeks toegestaan. Dat volgt uit de bestemmingsomschrijving in artikel 15.1 van het omgevingsplan. Er is alleen sprake van een bijbehorend terras bij een reeds toegelaten horecagebruik.
26. Voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de thans ter beoordeling voorliggende afwijking van de planregels voor zover die mede ziet op de aangevraagde dakterrassen, moet dus (primair) de vraag worden beantwoord of de geluidbijdrage daarvan ertoe leidt dat op voorhand ernstig moet worden betwijfeld dat dan nog aan de geldende geluidgrenswaarden kan worden voldaan. Gelet op hetgeen hiervóór onder 24 is overwogen, dient daarbij in dit geval tevens rekening te worden gehouden met het stemgeluid van personen op de dakterrassen van de inrichting omdat dit een onverwarmd en onoverdekt terras is, dat onderdeel uitmaakt van de inrichting (en geen binnenterrein is) als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder a, van het Abm. Eventuele cumulatie met andere geluidbronnen binnen de inrichting dient daarbij ook beoordeeld te worden.
27. Verweerder erkent dat het geluid van het gebruik van de dakterrassen van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat van verzoekers, maar stelt zich op het standpunt dat de voorwaarden die alsnog aan de omgevingsvergunning zijn verbonden (bijlage 3 bij de bestreden besluiten) voldoende zijn om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen. Verweerder heeft bij de belangenafweging tevens in aanmerking genomen dat het bestaande wegverkeerslawaai van de Wilhelminalaan het bedrijfsgeluid van de inrichting regelmatig zal overstemmen.
28. De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij de beoordeling of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het woon- en leefklimaat in akoestisch opzicht als gevolg van dit onderdeel van de omgevingsvergunning niet onevenredig kan worden aangetast, vragen moeten worden beantwoord, zoals kan er cumulatie van geluid van de dakterrassen met andere geluidbronnen ontstaan, wat is het referentieniveau van het omgevingsgeluid en wat is de invloed daarvan op het geluid van de dakterrassen. Deze vragen lenen zich niet voor beantwoording in deze procedure en zullen definitief in de gevoegd te behandelen bodemzaken moeten worden beantwoord. De vraag is of in de tussentijd ter voorkoming van onevenredig nadeel bij verzoekers een voorlopige voorziening moet worden getroffen.
29. Verweerder heeft onder meer gewezen op de voorwaarde dat op het dakterras geen muziek ten gehore wordt gebracht, dat alleen geluidniveaus zijn toegestaan die overeenkomen met een regulier gesprek (de ondernemer dient luidruchtige bezoekers op hun gedrag aan te spreken) en dat alle personen uiterlijk om middernacht (00:00 uur) het dakterras moeten hebben verlaten. Uit de toets die [naam] vooraf heeft uitgevoerd blijkt volgens verweerder dat bij een gebruik van de dakterrassen om daarop te zitten en te praten aan de geldende geluidnormen kan worden voldaan indien de aan de omgevingsvergunning verbonden voorwaarden worden nageleefd. Verweerder heeft er verder (ter zitting) op gewezen dat voor de ingebruikname van de dakterrassen een exploitatievergunning nodig is en die (vooralsnog) niet is aangevraagd. Verder zal voor ingebruikname van dit onderdeel in het kader van de milieubelastende activiteit eveneens nog een controlemeting dienen te worden uitgevoerd. Ten slotte zullen er ingrijpende constructieve aanpassingen nodig zijn, voordat een dergelijk groot aantal bezoekers veilig op het dak kan verblijven. Ook dat moet voor het dakterras in gebruik mag worden genomen, worden gecontroleerd. Voordat het dakterras in gebruik kan worden genomen, is er dus nog aanzienlijke tijd nodig.
30. De voorzieningenrechter ziet in het licht van het vorenstaande en bij afweging van de in aanmerking te nemen belangen geen aanleiding de omgevingsvergunning vanwege de onduidelijkheid of de dakterrassen akoestisch inpasbaar zijn, op dit moment geheel of gedeeltelijk te schorsen. Daardoor zou de verbouwing/renovatie niet door kunnen gaan. Voor behoud van deze panden met een cultuurhistorische waarde is essentieel dat de renovatie door kan gaan. De voorzieningenrechter merkt daarbij wel op dat vergunninghoudster dat op eigen risico doet. Verzoekers zijn ook niet tegen renovatie maar vrezen voor overlast als diverse nieuwe functies gecumuleerd worden uitgevoerd. Omdat bij de controlemeting in het milieuspoor stemgeluid is uitgezonderd en aan de omgevingsvergunning - anders dan voor het geluid van de installaties en het horecalawaai - geen controlevoorschrift voor ingebruikname van de dakterrassen is verbonden, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om, zoals op zitting met partijen is besproken, een extra controlevoorschrift aan de omgevingsvergunning (bijlage 3 bij de bestreden besluiten) te verbinden. Daarvoor is te meer aanleiding nu het dakterras tot 00:00 uur en dus ook gedurende een uur van de nachtperiode open zal zijn. Op dit punt worden de verzoeken dus toegewezen.
31. Dat voorschrift houdt het volgende in:
Geluid dakterras
…
“7) Voor ingebruikname van het dakterras dient schriftelijk middels een akoestisch onderzoek te worden aangetoond dat de optredende geluidbelasting bij een representatieve bedrijfssituatie, zoals beschreven in het rapport ‘Akoestisch onderzoek terrasgeluid dakterrassen verbouwing en herbestemming voormalig hotel [naam], hoek [adres] en [adres] te Valkenburg a/d Geul’ van 28 juni 2023 (rapport 23.064.1 / 24.023.1), de grenswaarden uit de bruidsschat (voorheen het Activiteitenbesluit milieubeheer) van 50 dB(A) in de dag-, 45 dB(A) in de avond- en 40 dB(A) in de nachtperiode niet overschrijdt.”
Het toevoegen van drie vakantieappartementen
32. Verzoekers betogen dat verweerder de toepassing van de hardheidsclausule uit de ‘Beleidsregel voor vakantiewoningen en vakantieappartementen’ voor het toevoegen van de drie vakantieappartementen onvoldoende heeft gemotiveerd en daarbij onvoldoende met hun belangen rekening heeft gehouden.
33. Verweerder heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter terecht in aanmerking genomen dat de overlast die met name wordt ervaren door het gebruik van vakantiewoningen met een buitenruimte aanleiding is geweest voor het vaststellen van deze beleidsregel en dat de onderhavige, toegevoegde vakantieappartementen geen buitenruimte hebben. Verder gelden er huisregels en is er een huismeester die op naleving daarvan moet toezien. In de beleidsregel wordt een uitzondering gemaakt om vakantiewoningen in afwijking van het bestemmingsplan toe te staan indien het gaat om panden met een cultuurhistorische waarde. Het beleid laat impliciet het belang van het behoud van deze panden door herbestemming tot vakantiewoning of -appartement zwaarder wegen dan het belang van voorkomen van een risico op overlast.
34. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er geen grond om op voorhand aan te nemen dat het besluit van verweerder tot vergunningverlening voor de drie vakantieappartementen in de bodemzaken niet in stand zal kunnen blijven. Verweerder heeft in overeenstemming met het geldend beleid het belang bij behoud van de cultuurhistorische waarden van het pand zwaarder kunnen laten wegen dan het beperkte risico op overlast voor bewoners in de omgeving. Daarbij komt dat in de benodigde exploitatievergunning die nog aangevraagd moet worden, voordat de vakantieappartementen in gebruik mogen worden genomen, nadere voorschriften kunnen worden gesteld om overlast te voorkomen. Voor een schorsing van dit onderdeel van de omgevingsvergunning bestaat geen grond.
35. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken in zoverre toe - zie onder 30 - dat een extra controlevoorschrift aan de omgevingsvergunning (bijlage 3 bij de bestreden besluiten) wordt verbonden zoals onder 31 is vermeld. Voor het overige ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om vooruitlopend op de uitkomst van de aanhangige beroepszaken een voorlopige voorziening te treffen. Dat betekent dat de renovatie door kan gaan. Vergunninghoudster (ver)bouwt in de tussentijd dus wel op eigen risico. Indien de omgevingsvergunning in de bodemzaken geheel of gedeeltelijk wordt vernietigd, dan kan en moet tegen gebruik in afwijking van het bestemmingsplan in beginsel handhavend worden opgetreden.
36. Omdat de voorzieningenrechter de verzoeken toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht van
€ 194,- vergoedt.
37. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker 1 en verzoekers 2 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een
wegingsfactor 1.
Beslissing
- verbindt bij wijze van voorlopige voorziening het navolgende voorschrift aan de verleende omgevingsvergunning (bijlage 3 bij de bestreden besluiten):
“7. Voor ingebruikname van het dakterras dient schriftelijk middels een akoestisch onderzoek te worden aangetoond dat de optredende geluidbelasting bij een representatieve bedrijfssituatie, zoals beschreven in het rapport ‘Akoestisch onderzoek terrasgeluid dakterrassen verbouwing en herbestemming voormalig hotel [naam], hoek Koninginneweg en Wilhelminalaan te Valkenburg a/d Geul’ van 28 juni 2023 (rapport 23.064.1 / 24.023.1), de grenswaarden uit de bruidsschat (voorheen het Activiteitenbesluit) van 50 dB(A) in de dag-, 45 dB(A) in de avond- en 40 dB(A) in de nachtperiode niet overschrijdt.”
- draagt verweerder op het door verzoeker 1 en verzoekers 2 betaalde griffierecht van
€ 194,- elk aan hen te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker 1 en verzoekers 2 tot een
bedrag van € 1.814,- elk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.A. Timmers, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025.
Afschrift verzonden aan partijen op: 24 juli 2025
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Bijlage bij ROE 25 / 1132 en 25 / 1193