In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die bezwaar maakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw. Dit besluit, genomen op 1 mei 2025, houdt in dat verzoekster een last onder dwangsom is opgelegd wegens het exploiteren van een hondentrimsalon zonder de vereiste omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college terecht heeft vastgesteld dat de hondentrimsalon een consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteit is, waarvoor een vergunning vereist is volgens artikel 5.1 van de Omgevingswet. Verzoekster betwist deze kwalificatie en stelt dat haar salon onder een aan huis gebonden beroep valt. De voorzieningenrechter concludeert echter dat de hondentrimsalon niet onder deze uitzondering valt en dat er sprake is van een overtreding.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekster, die afhankelijk is van de inkomsten uit de trimsalon en aangeeft dat zij de salon per 1 oktober 2025 zal beëindigen vanwege een geplande verhuizing. Hij oordeelt dat handhaving in dit geval onevenredig zou zijn, gezien de bijzondere omstandigheden, en wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe. De begunstigingstermijn voor het beëindigen van de activiteiten wordt verlengd tot 1 oktober 2025. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster.